kristene vriendschap ALLERLEI erde mevrouw juist weder van hare oor indeling, de tafel om het eetmaal te 112(1 ibruiken stond niet gereed, het vuur r keukenstoof was uitgedoofd, men rwachtte niemand in de eetzaal zij :n nen net lijk twee vreemdelingen die ilkander aan de deur van een tand- \s per ongeluk tegenkomen. Dan ging hij zijnen kost in een spijs- lis koopen. De toestand werd moeilijker... en an' ieilijkeriedere oogslag werd eene tdaging; men scherpte zijne woorden Jp® durende de vijandige stilzwijgend- d wanneer mpn m't+o tmffon ken lan en wanneer men ze uitte, troffen meest altijd 't gevoeligste van het cr rt' f 'Het onherstelbaar naderde meer en be4 iptei te g ze naa ag naa nod is vi sn wel alti Zekeren avond vond hij de sleutel op buitendeur steken zijne wederhelft s er van onder getrokken Alhoewel hij de uitkomst zoo ver- Ichtte, gevoelde hij nochtans de weer- ink in zijn binnenste maar al te irikkelijk. Hij nam zijn intrek bij zijne ouders, int hij kon zich geen gedacht vormen 3 maar mensch alleen te gaan aanzit- i aan die al te groote eettafel. Gtedurende zes maanden deed hij al it in hem was om te kunnen vergeten t hij eenen thuis bezat en dat hij trouwd bleef. Hij meende er bijkans in gelukt te Doch dees laatste dagen, had men bij m aangedrongen opdat hij eenige ihterlijke voorzorgen zou genomen bben en hij wilde daarom eens weer- jren tot. in zijne verlatene woonst om eenige papieren te halen. De ongelukkige had nauwelijks de ar ontsloten en geopend of gansch zijn rieden, dat deugddoende verleden, al De droomen, al zijn betrouwen en ge il zijne hoop, gansch zijne arme lief- schenen hem te verhaasten. e De lijsten aan de muren opgehangen, j i hoed met zijne keldere kleuren in voorkamer vergeten en achtergela- :unseel1 zounesc'lerm daar onachtzaam •oir* een- stoel geworpen, juist alsof men n binnen enkele oogenblikken zoude hemen, eenige hoedspelden die in het - )ene pluisfluweel der schouw gesto- n waren, verdroogde en verslenste leintuilen in potten en vazen die ze is samen aankochten, het kruisbeeld ren het bed dat hij nu door de spleet openstaande deur ginder in de slaap- mer bemerkte, gansch het zoo al met is daar gestremd leven, dat alles laati ende hij te zien bewegen en hem toe- ^peii Maar wat hapert er dan leti&tis er v^n uwe Joanna geworden?., io-el ^aar w€e1'--- en zij igeJ mtm ltjei ïr d et. klig irbn hai naa n te :cge Het was hem onmogelijk geworden g verder in 't verleden voort te gaan, beschouwde, het eenzaam en onbe- ond huis waar hem alles zoo vreemd brkwam... waar de afwezigheid reeds pral de eerste lijkwade der dingen neergeworpen, ik wil zeggen het idlaken van 't stof. Alsdan onruimde de ongelukkige zij woning, en hij liet er de deur met )ot gedruisch van toevallen, gelijk n de deur van een graf sluit. )och, den trap afdalende, meende hij ie tweede maal te sterven, en de tra- i rolden over zijne reeds vermagerde ngen. (ISTaar Pierre l'Ermitc.) i ui vol ïel wareJU Iet was in het jaar 1785 het kust- 'P Duingelegen tusschen Blan- iberghe en Heyst, had een feestelijk j izien, eene gulle vroolijkheid be- jj aaide ieders gelaat; ouders en kinde- jonge bootslie en oude visscliers, was al opgeruimd en blijstemming. eder was in zijn zondagspak uitge- de feestkleederen, welke slechts of viermaal 's jaarr uit de kleerkist (jbet zonnelicht kwamen, tooiden dien van het rusti- i be lezi tje ie n [ne: sta 1 •rak ien gaiiie k' rj b st ter q lo|)( de der rioe it n et voo£< j en uifl mannen en vrouwi !S, dorpje. lusschen al die bontkleurige kleede- 11 schitterde het spierwitte overkleed eenige jonge meisjes, en de hemels- u uwe vest van enkele jonge knapen, e tekend uit. klle Duin....nenaars hadden met in- l(j ngenheid in de dorpskerk de aan- I sulijke plechtigheid der eerste Hei- i Communie der aankomende jeugd jewoond. leer dan een oude zeebonk had êen an uit het oog gewischt bij de hart- ii rende aanspraak des grijzen herders, wanneer deze aan de ouderlooze ite-communicanten hunnen op zee mgelukten vader, hunne jongge- rvene moeder bijzonder op dezen dag kunne vurige gebeden aanbevool. E)è morgenddienst was geëindigd, de rste-communicanten zedig en god- ichtig traden twee en twee de kerk ieder vergezeld door hunne ouders naastbestaanden. tan de kleederdracht der twee ma- die elkander huiswaarts vergezel- bemerkte men wellicht dat zij niet e4 denzelfden maatschappelijken stand o ioorden. ,lf)e eenvoud en de christene liefde had nog het gebruik in voege gehou- dat op dien heugelijken dag, een ld uit de lagere volksklas met of bij een rijk of gegoed burgerskind aan de feeststafel zou plaats nemen. De ouders der beide kinderen namen zelf des morgends het ontbijt te zamen, na het eindigen van den namiddagdienst waren de min gegoede ouders nogmaals de uitgenoodigden van hunne beterbe- deelde dorpsgenooten. Dien dag was de visschersdochter Li- vina Dhondt, de maat der rijke pach tersdochter Godeliva Clerckx. Het onvergetelijke geluk dat die twee kinderen te zamen denzelfdcn dag ge smaakt hadden, de innemende bevallig heid van Livina, de goedhartigheid van Godeliva, hadden die twee meisjes voor immer in nauwe en rechtzinnige vriend schap vereenigd. Godeliva's vader was sedert zes jaren overleden, de moeder beminde des te meer hare Godeliva, de eenige dochter, het eenige kind, hetwelk den vader overleefd had. Meermalen op de week kwam Livina, op de hoeve hij hare maat spelen, en dewijl vrouw Clerckx wel wist dat er in de stulp der arme visschersvrouw geen overvloed of weelde was, keerde de klei ne Livina nooit des avonds onbedeeld huiswaarts. Godeliva en hare moeder hadden de fijngevoeligheid nooit door ïieure gift aan Livina haren min gegoeden stand te laten opmerken, zij verzochten haar bet geschenk voor Livina's moeder me de te nemen, dewijl deze zoo goed was hare dochter als gezellin voor Godeliva op de hoef te laten spelen. Niet zelden ook kwam Godeliva hare vriendin in hare nederige woning op zoeken, en de kinderen speelden even gul- en blijzinnig in en rond de hut des visscliers. Yan dag tot dag werden die meisjes elkander meer en meer duurbaar en ver knocht, zij beminden en achtten elkan der met hartelijke vriendschap en ver kleefdheid, alhoewel Livina al minder en minder op de hoeve kwam spelen, de wijl zij hare moeder in haar werk moest helpen en niet zelden deze vervangen in het huiswerk, terwijl zij op het strand met garnaat vangen eenige stuivers zocht te verdienen, want Livina's vader had ook in den laatsten najaarsstorm zijn graf in de golven gevonden. Yoor beide meisjes was dan de Zon dag een blijde aangename dag zij gin gen dan te zamen, hartelijk en vertrou welijk koutend, naar de dorpskerk, om er de hoogmis bij te wonen. Nog al dikwijls gingen de beide kin deren de visscliers weduwe in hare wo ning afhalen, om gelijk op de hoeve van vrouw Clerckx te gaan eten en verder den namiddag door te brengen. Zoo leefden die twee huishoudens ge durende eenige jaren gelukkig door el kanders onderlinge vriendschap. Doch op eenen Zondag in den herfst had Godeliva hare vriendin niet op den kerkweg ontmoet, noch Livina in het Huis des Heeren op hare gewone plaats gevonden. Eene ernstige onrust beving Godeli- va's gemoed; zij wist niet wat denken, een bang voorgevoel kwelde hare ziel. Zoohaast de parochiedienst ten ein de was, spoedde zij zichde kerk uit, en met haastigen tred, veeleer loopend dan gaande, sloeg zij den weg in naar de woning harer vriendin. Toen zij aanklopte opende Livina, met Fekretene oogen, de deur, en wee- nende vloog Godeliva hare ongelukkige wïendin om den hals. Zij had met eenen oogslag gezien wat er gebeurd was zij ontwaarde de moeder harer geliefde ge zellin, schielijk overleden, levenloos op het doodsbed uitgestrekt. Spraakeloos, doch met de innigste deelneming in den blik aanstaarde zij hare Livina. knielde met haar bij het ouderlijke lijk en bad, de hand harer vriendin in de hare, zoo vurig en god vruchtig voor de eeuwige rust der over ledene. Eenige dagen nadien zien wij de twee meisjes onder hetzelve dak op de hoeve van vrouw Clerckx verblijven zij wa ren huisgenooten, en schenen de kinde ren te zijn van eene zelfde moeder, twee gezusters, even hartelijk zonder onder scheid door hare moeder geliefd en be mind. Ongelukkiglijk, de vrouw Clerckx genoot niet lang de vreugde de twee meisjes hier op aarde onder hetzelfde dak vereenigd te zien. Het Fransche schrikbewind had onze Vlaamsche streken bemeesterd, het had Belgenland met smaad vertrapt, het va derland met het bloed zijner inwoners bemorst, uitgeplunderd en verkracht. Die boeven hadden het zijnen gods dienst ontnomen, zijne priesters als hon den verjaagd, opgehangen, of met stee- nen aan den hals, in de zee neergeploft. Die onheilvolle mare en eene oude kwaal ondermijnde op weinige dagen 't verzwakte gestel van vrouw Clerckx zij had toch nog het geluk den Troost der stervenden, de laatste HH. Sacra menten uit de handen des dorpspas toors te ontvangen. Zij was de laatste die nog met de ge bruikelijke kerkelijke plechtigheid op de gewijde aarde van het kerkhof be graven werd want dienzelfden dag, des avonds, had de geestelijke ijlings de vlucht moeten nemen om aan de speurhonden der priestersmoorders te ontsnappen. De herder hield zich schuil, dan hier, dan elders in eene afgelegene hut, en meestal in het hooge duingras. De visschers, die aan een zeker, bijna onopmerkbaar teeken zijn oponthoud kenden, legden des nachts met hunne booten aan, en verzorgden hunnen zie lenherder het noodige voedsel en klee deren Zij gaven hem ook bericht, van al wat er in het dorp voorviel, en wanneer een zieken parochiaan de HH. Sacramenten verlangde te ontvangen, dan met doods gevaar vergezelden drie of vier brave visscliers den priester bij den sterven den. Sedert geruimen tijd reeds had geen enkel der dorpelingen het H. Misoffer bijgewoond. Het Kerstmisfeest naderde, de heug lijke geboortedag des Heilands, der christene godsvrucht, zoo lief, zoo duur baar. Allen verlangden vurig dien grooten dag te heiligen door het bijwonen der H. Mis, allen begeerden met vurige liefde hunne ziel te versterken met het Yleesch en het Bloed van het Goddelijk Kind Jezus, ten einde hen te verharden in de uiterste gevaren, welke hen be dreigden. De oude heer stemde met ievervolle blijdschap in hunne wenschen toe. Maar waar zou hij veilig met zijne trouwe dorpelingen het H. Misoffer kunnen opdragen De hoeve van Godeliva werd te wel bespied en bewaakt, en lag daarbij te veel in het opene veld. Eene visschers- hut in de duinen verstoken scheen te klein om de aanvragers plaats te ver- leenen. Ten einde raad sprak de stergebouw- de jonge visschersmaat, Serafien Klein jans. Eerweerde Heer, mijne sloep is groot, gij kent ze, gij hebt er in deze droeve tijden dikwijls verdoken den nacht op doorgebracht; zij kan wellicht dertig man plaats geven wij steken in zee, en daar, hoop ik, zullen wij onge stoord, in tegenwoordigheid van den menschgeworden God, op de wiegelen de baren, onder het wijde hemelgewelf, met eerbied en zielsverheffing kunnen bidden. De pastoor juichte dit gedacht toe al de vertrouwde werden in 't geheim verwittigd de plaats werd aangeduid, waar, op Kerstavond, in eene kleine kreek, dicht met zeeriet omzet, de sloep, de gewezene Ave Maris stella, nu de Zeestar rond elf ure in den nacht zou klaar liggen. Godeliva en Livina waren van de eer sten onderricht, zij werden zelfs gelast te zorgen voor het witte linnen, het welk den autaar op de sloep moest be- kleeden. Hoe verlangend en rusteloos snakten zij naar dit gelukkig uur. Rond 10 ure verlieten beide gezellin nen ongemerkt, de eene na de andere de hoeve zij zouden elkander aan het uiteinde van den rijweg afwachten. Zij traden omzichtig en alle gerucht vermijdend recht op de duinen aan op tien minuten af stands lag de kreek. Doch de nacht was donker, geen be gane pad wees haar de richting aan tot de sloep. Godeliva in die akelige eenzaamheid, te midden van den nacht, op eenen haar onbekenden weg, tusschen de zonder linge bochten der duinen, verschrikte en vatte krampachtig de hand harer vrien din. Doch Livina stelde haar gerust. Vrees niet, sprak zij haar aanmoe digend toe, er is geen gevaar, ik ken den iveg naar de kreek heel goed. Het is daar dat ik dikwijls op mijn vaders sloep gespeeld li eb. Het is daar dat ik hem de laatste maal omhelsde toen hij in zee stak en nimmer weerkeerde. Oh mijne goede Godeliva, wat zullen wij dezen nacht met innige godsvrucht en kinderliefde voor onze afgestorvene duurbare ouders bidden. Zij bereikten zonder verder ongeval de sloep Ave Maris stella Bijna al de genoodigden waren reeds aan boord. Eenige oogenblikken later klauterde een tachtigjarige grijsaard insgelijks de sloep op. Alles klaar? vroeg zachtjes de bootsman Serafien Kleinjans, die aan het roer stond. De mastkoord werd losgemaakt, een zeil geheschen en de sloep stak in zee. Op een paar mijlen van de kust, wer den onder het voordek, nevens een klein kruisbeeld twee waschlichten ontsto ken, eene kleine tafel met hagelwit lin nen bedekt diende tot altaar, en de priester begon het H. Misoffer. De aanwezigen, knielend, gebogen of rechtstaande, ieder zich plaatsende zoo als hij kon, baden ingetogen, volgden aandachtig en godvruchtig al de cere moniën des priesters aan het altaar. Menige waren zoo aangedaan dat zij hunne tranen van ontroering niet kon den weerhouden en luidop weenden. Hoe vurig klom hun verlangen toen aan de H. Communie de grijze priester zich aan het altaar omwendende het zoenoffer ging uitreiken. Hoe ingetogen en gelukkig naderde ieder der opvarende tot de H. Tafel, alle leed en lijden scheen hen vergeten. Alles was tot hiertoe zonder stoornis afgeloopen. De priester had reeds na het Ita missa est zijne parochianen met ont roerde stem den zegen gegeven. De bootsman wilde zijn vaartuig landwaarts sturen toen hij in de verte een rieüislag hoorde zijn krachtig ge oefend oog peilde in het donker over den zeespiegel, en het docht hem dat een groote welbemande boot recht op hen inroeide. Onraad, riep hij zachtjes, de lich ten uit I Zijn vermoeden werd welhaast zeker heid eene lichttoorts, op het aansnel lende vaartuig ontstoken liet hem een tiental wel gewapende republikeinen ontwaren. Zij legden op de sloep aan. De schrik, dë ontsteltenis op de Ave Maris stella was groot. Ieder ver drong zich en zocht zich te verbergen zoo diep mogelijk achter de verschan sing. Livina duwde Godeliva tegen de wan den der sloep en plaatste zich bescher mend voor hare vriendin. Op dit oogenblik knalden een tiental geweerschoten door de lucht en de ko gels vlogen gissend rond en boven de sloep. Niemand getroffen? riep Serafien Kleinjans, en de behendige stuurman wendde gezwind zijn boot af, stuurde in eene andere richting en ontsnapte al- zoo aan de vervolging der bandieten. Er was iemand getroffen. Livina had een kogel in de volle borst gekregen; zij viel bezwijmend in de ar men harer vriendin. Zij had nog de zielkracht gehad geen gil te slaken, ten einde hunne vervolgers niet op hun spooi te lokken. Met flauwe afgebrokene stem zegde zij nog Gode zij dankmijne vriendin, mijne zuster, mijne goede Godeliva is gered Eenige oogenblikken later gaf zij den geest, tevreden hare vriendin gered te hebben, en versterkt te zijn geweest met de goddelijke Teerspijs der ster vende christenen. De bootsman Serafien, op aanraden des priesters, en om alle verder gevaar te ontwijken had zijn vaartuig in volle zee gestuurd eerst in den volgenden nacht legde hij zijne sloep veilig aan in dezelfde kreek waar zij afgezeild waren. Het lijk van Livina werd op eene een zame plaats in de zandduinen ter aarde besteld Dikwijls ging Godeliva, onopge merkt, op het graf harer gezellin bid den. En toen later het schrikbewind der goddelooze Sansculotten onder de ver achting gevallen was, en betere tijden waren ingebroken voor godsdienst en vaderland, deed Godeliva de stoffelijke overblijfsels harer zoo duurbare vrien din op het gewijde kerkhof overbren gen. Zij gaf haar innig verlangen te kennen na haar overlijden te rusten ne vens Livina. VERKEERD BEGREPEN Twee vrienden gingen laatst uit om vinken te vangen. Geen woord spreken, hoort ge, zei Karei tegen Joris, anders verjaagt ge ze. Wees gerust, zei Joris. Het duurde nog al lang eer de vin ken te voorschijn kwamen. Daar zag Joris er een paar naderen en riep met luide stem Les v'oila De vogels vlogen weg. Domkopzei Karei, waarom hebt ge uw mond niet gehouden? Och, zei Joris, wie had gedacht dat ze Fransch verstonden. x RECHT EN ONRECHT Een schoolopziener bezocht onlangs eene dorpschool. Zeg eens, Steven, vroe^ hij aan een stevigen boerenknaap, weet gij wel het onderscheid tusschen recht en onrecht? Steven bleef stom. De schoolopziener wilde het hem dui delijk maken door een voorbeeld en zei Als ik uw buurman een koek geef, en gij neemt hem dien af, wat doet gij dan Stevep (zijn lippen lekkende). Dan eet 'k 'm op, meneer x Zoontje. Zeg eens, papa, hebt gij mama lang gekend voor dat gij haar gehuwd hebt. Vader. Neen, beste jongen, ik heb haar eerst leeren kennen na ons huwe lijk. UITDAGING In een koffiehuis is een hevige twist ontstaan. Men beleedigt elkander. Er volgt eene uitdaging. Mijnheer, zegt de beleedigde par tij, morgen zal ik u dooden om u te lee ren hoe gij u in het leven te gedragen hebt. SLECHT WERK Wat tegenwoordig de schoenmakers slecht werk leveren, zuchtte een ver kwister daar zijn me nu die schoenen al kapot, voordat ik ze nog betaald heb x Meester. Waarom gaat de zon des winters later op dan 's zomers? Leerling. Omdat het later dag wordt. x VERANDERING VAN LUCHT Man, de dokter zegt dat ik veran dering van lucht noodig heb Wel, dat treftdaar lees ik iuist in de gazet, dat we hagel en koude te wachten zijn, gevolgd door zacht we de Dus die verandering kunt gij hier gc d waarnemen x GOEDE OPMERKING. Dokter. Hoe stelt gij het dezen morgend Zieke. Ik lijd nog altijd veeltoch moet het beter zijn, want mijne erfge namen trekken een gezicht als lijkbid ders x HIJ WAS MEESTER Een man wordt door zijn wijf op duchtige wijze afgerammeld, zoodat hij op den duur onder het bed kroop om aan de slagen te ontsnappen. Zult gij daar haast uitkomen, schobbejak, schelm, deugniet Neen, vrouw, ik kom hier niet uit, ik wil u bewijzen dat ik doe wat ik wil in mijn huis. x EEN RAADSEL Student. Beste neef, mag ik u eens een cijferraadsel opgeven? Oom. Wel zeker, jongen, met ge noegen. Student. Als gij duizend franken in uwe kas hebt en ik verzoek u mij daarvan 200 fr. te geven, hoeveel blijft er dan nog in uwe kas Oom. Duizend franken, beste neef. x MANNELIJKE WEERDICHEID Hoor eens, vriend, om waarlijk ge lukkig te zijn, moet men meester in huis blijven, en toch de wenschen zijner vrouw liefderijk te gemoet komen. Gij kunt in dat opzicht aan mij een voor beeld nemen ik doe wat mijne vrouw wil, en mijne vrouw doet wat zij wil. x PERSOONSVERANDERING. Vrouw. Ik wou wel eens een paar uren in uwe plaats zijn, man Man. Waarom Vrouw. Dan zou ik aanstonds voor mijne vrouw eenen nieuwen hoed koo pen. x VERKOOP IN 'T GROOT Ik kan het u niet minder geven, zei een lakenkoopman aan zijnen ka- lant, waarlijk nietIk kan u verzekeren dat ik op den meter zelf tien centiemen verlies alleen de massa geeft mij de winst. x HET GEWETEN. Een schoolmeester trachtte te ver- 03ef8 een dommen leerling te doen be grijpen wat het geweten is. Ten einde raad vroeg hij Wat maakt u zoo bang, als gij kwaad gedaan hebt? De spanriem van vader, antwoord de de knaap. x Hij- Houdt gij veel van muziek, me juffer? Zij- O ja, zeer veel HijZingt ge veel Zij. Zeer veel. HijSpeelt ge ook piano Zij. O, schier den ganschen dag. HijZoo, dan zal ik me nog eens rijpelijk bedenken, voordat ik uw vader om uwe hand verzoek. x WINSTGEVENDE STIEL Mevrouw. Wat, drie franken voor het stemmen van die piano P En 't is nu al gedaan Pianostemmer. Ja, mevrouw, en zij is met zorg-gestemd. Mevrouw. En ge zijt er maar een klein uur aan bezig geweestVoor zoo veel geld kunt ge nog wel een beetje langer blijven stemmen. x Rozendaal. Ik ken u nu al vijf-en- twintig jaren, meneer Bloemenveld maar er is iets raadselachtigs aan u, dat ik maar niet kan oplossen. Bloemenveld. Wat is dat dan? meneer Rozendaal Rozendaal. Beste meneer Bloemen veld, wie draagt uwe schoone overhem den voor dat gij ze aantrekt x SPAARZAAMHEID Hoe kwaamt ge er toe, met uwe keukenmeid te trouwen Uit spaarzaamheid. Eerstens be spaart die vrouw mij eene keukenmeid, en wat nog meer zegt, de keuken meid bespaart me eene vrouw x DAT VERANDERT DE ZAAK. Is de dokter thuis P Neen. Dat spijt me ik wou mijne reke ning komen betalen. O dan, dan zal ik eens even zien of mijn man thuis is.

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Volksstem | 1913 | | pagina 3