DANKBETUIGING DER ZIEKEN AAN DEN HEER
m
Ob Vergiffenis van den Monnik
Dokter LAGOMPTE,
BIJ ZUN AFSCHEID VAN HET HOSPITAAL TE AALST.
Over eenige maanden vernam de Aal-
stersche bevolking, met een oprecht ge
voelen van spijt, dat de geachte Heer
Dr Lacompte voornemens was de Stad
te verlaten.
Sedert lang trachtte de achtbare ge
neesheer naar eene welverdiende rust
otium cum dignitate die hij in inni
ger familiekring wenschte te gaan ge
nieten
Doch een band hield hem sedert jaren
aan de Aalstersche bevolging nauw ge
hecht t was het Hospitaal 't waren
de zieken, of, lijk hij ze noemde Zijne
vrienden van 't Hospitaal die hij eiken
dag, immer met denzelfden standvasti-
gen iever, immer opgeruimd en blij
moedig van karakter scrupuleus ging
bezoeken.
Gedurende veertig jaren heeft Dr La
compte het beste van zijnen tijd en van
zijne krachten, liet edelste van zijn hart
en van zijn verstand aan de bevolking
van Aalst geschonken; en ons volk
heeft in ruime maat zijne hooggepre-
zene geneeskundige zorgen genoten.
De Geneesheer was immers tot het be
oefenen van zijn gewichtig ambt door
grondige studie gevormd.
De schitterende uitslagen, die elk een
zijner studiejaren kroonden, hadden, op
de Hoogeschool van Leuven, de aan
dacht der Leeraars gewekt.
En nauwelijks had de-heer Lacompte
den titel van kandidaat in Wetenschap
pen bekqmen of de plaats van Interne
in het Hospitaal van Antwerpen wierd
hem aangeboden.
De stad Antwerpen bekostigde alsdan
één enkel Hospitaal, dat meer dan 2000
beddens telde.
Ook waren liet voor den jeugdigen
student drie jaren van drukke bezig
heid maar ook van rijke ondervinding.
De Heer Dr Modeste LACOMPTE
Alsdan kwam de Heer Lacompte zich in
Aalst vestigen.
In het jaar 1897 wierd liij in het Hos
pitaal benoemd als hoofdgeneesheer
voor inwendige ziekten; en tijdens die
zestien jaren heeft hij diepen eerbied en
rechtzinnige genegenheid bij eenieder
verworven.
Door zijn minzamen handel won hij
het vertrouwen van al zijne zieken.
De ellendigsten en meest lijdenden
mochten bij voorkeur op zijne zorgen
rekenen en daar, waar wetenschap en
medecijn onmachtig waren, kwam een
troostend en ^aanmoedigend woord de
harten opbeuren.
Bij de ergste aanvallen van besmette
lijke ziekten was hij voor eenieder een
stichtend voorbeeld van zelfopoffering.
Wanneer roode koorts, pokken of ty-
ohus heerschten, bepaalde hij zich
jij het dagelijksch bezoek; men zag
n de ziekenzalen zóo dikwijls als
egenwoordigheid voordeelig kon
In 1906 wierd de wijk Kerrebn
loor typliuskoorts erg geteisterd.
vergroot getal der zieken wierden e
iet Hospitaal overgebracht en d r
van de kundige zorgen des geneesl fe
nochten allen één enkele uitge
lerd in volle gezondheid en met
stelde krachten naar hunne familit M
;ugkeeren
Ook was het nu onder de zieken'
het Hospitaal een algemeen geve
van innig spijt toen zij vernamen di
geneesheer zijn ontslag ingediend
en zij besloten hem waardiglijk "op
ne wijze eenvoudig maar hartelij F
te bedanken voor de liefderijke zc
die hij hen zoo kwistig toegediend
in
iel
mi
er
P
1
Bij zijn laatste bezoek in het Hospi
taal vond de Geneesheer zijne zieken-
plaatsen in feestzalen herschapen
overal bloemen en opschriften, leege
beddens en toelachende wezens.
De jongste der zaal, blozend nu van
vreugde en gezondheid M. Lacompte
had de kleine, uitgeput van krachten,
over eenige maanden in zijnen dienst
opgenomen trad voor om den Genees
heer in naam van al de Zieken te be
danken
Hoe zoet is deze plicht
Door 't kleinste kind verricht
Hem door de zieken opgeleid
Uit liefde en uit dankbaarheid.
Gij troost in onze krankenzaal
De zieke menschen altemaal
Maar 'k weet toch wien gij meest bemint
't Is 't arme zieke werkmanskind.
't Weerklinke door het Hospitaal
Heb dank, Heer Doctor, duizendmaal I
En dat* een rijke kroon
Hierna in Jezus' woon,
Waar niemand meer en lijdt,
Voor eeuwig u zij voorbereid.
De Eerw. Heer Pastoor van 't Hospi
taal bedankte den Heer Lacompte, in
eigen naam en in naam der Zusters, voor
al het goede dat hij in het Hospitaal
heeft gesticht, en bood hem 't geschenk
der zieken aan
Twee photos van Ziekenzalen en het
portret van den achtbaren geneesheer.
Het portret draagt het volgende jaar
schrift
AChtbare DoCtor LaCoMpte,
't HospltaaL betUlgt U erkentenis.
De Heer Lacompte zeer getroffen
door al deze blijken van dankbare ge
negenheid antwoordde dat de gelukkig
ste uren van zijne dagen en gelukkigste
dagen van zijn leven deze zijn geweest
Photo B. Wii.uc) l J
die hij bij de brave en dankbare z
van het Hospitaal heeft doorgebi et I
lf
Ik
|pe
De gedachtenis van den acht
Heer Lacompte zal in Aalst
hij niets dan vrienden telt eer! op
bewaard blijven en zijn naam '2a! llK1
dankbaarheid bij de arme zieke
schen uitgesproken worden.
»nt
(468te Vervolg.)
Hij las ze, herlas ze en leerde ze van
buiten.
Zijne gesprekken waren vol van deze
persoonlijkheid. Cano zocht zich te
doordringen van de liefde dezer, vurige
ziel, voor welke het niet genoeg was
zich over alle menschen uit te strekken,
maar die zelfs dtj geheele natuur in
eene omhelzing van bewondering en op
getogenheid omvatte. Hij las met
vreugde en verteedering die legenden*
welke ons den H. Franciscus vertoonen
een woesten wolf de zachtmoedigheid
jegens de schapens predikende, of raad
gevingen, vol ongekunstelde poëzie tot
de krekels richtende, en een dezer dier
tjes zoo zeer aan zich gewennende, dat
het tot schuilplaats een grooten vijgen
boom van het kloosterhof uitkoos, in
welks takken het 's middags kwam zin
gen. Hij werd het niet moede de goed
heid te bewonderen van hem die, toen
hij geen geld had om bij een slachter
een lammeken van den dood vrij te koo-
pen, zoolang bedelde tot hij het losgeld
van het onnoozele dier bijeen had, en
het vervolgens aan de Zusters der H.
Clara toevertrouwde.
Maar vooral doordrong hij zich, als
hij de kloostergangen doorwandelde of
in zijne cel in mijmeringen verdiept zat,
van den geest dier verheven dichtstuk
ken, die, meer als eene vlam dan als
eene gedachte, aan het hart van den H.
Franciscus van Assisië ontweid zijn:
Den weergalm dier bewonderens
waardige vers
De liefde heeft mij in een oven geplaatst.^
werd hij met eene ongelooflijke kracht
in zichzelven gewaar ja, zoo sterk was
de invloed die dat alles op Alonzo maak
te, dat hij zich bereid gevoelde, al de
strengheden van het kloosterleven te
dragen, zoo men hem slechts toestond
het klooster niet meer te verlaten.
Sedert eene maand arbeidde hij in
zijne werkplaats, en bleef daar opgeslo
ten, zonder een enkelen monnik, zelfs
niet pater Eusebio, te veroorloven, er
den drempel van te overschrijden. Het
werk, waarmede hij zich onledig hield,
scheen nog meer zijne ziel aan te gaan
dan zijn genie.
Evenals Fra Bartolomeo, Angelo de
Fiesole, knielde hij neer, vóór hij den
beitel ter hand nam, en zijn werk was
enkel eene voortzetting van zijn gebed.
Nooit meende hij de uitdrukking van
het gelaat, waaraan hij arbeidde; ge
noegzaam weergegeven te hebben, en
toch was er nooit meer echte en diepge
voelde bezieling aan eene edeler gedach
te gewijd.
Op zekeren morgend klopte Alonzo
Cano aan de deur der cel van pater Eu
sebio
Gij hebt mij willen beloven, zegde
hij hem, dat ik eenmaal het kleed uwer
orde zou dfagen, ik, die zulk een groote
genade ontwaardig ben. Ik weet niet
waarom het mij toeschijnt, dat het werk
hetwelk ik voltooid heb, mij de gunst,
waarnaar ik haak, zal doen verkrijgen.
Gij gelooft dus van uwe roeping
verzekerd te zijn, Alonzo?
Ja, antwoordde de beeldhouwer.
Hecht niets u meer aan de wereld
Niets
Welnu, als ik, zooals gij zegt, nog
heden een gevoel van vrome blijdschap
moet ondervinden op het gezicht van
het beeld, dat gij onder handen hebt,
beloof ik u, dat gij morgen het bleed
der novicen zult ontvangen.
En hoeveel maanden zullen er dan
nog vóór den dag mijner professie ver-
loopen
Zes antwoordde pater Eusebio.
Alonzo boog zich onder de zegenende
hand van den abt.
Na den maaltijd, die uit roggebrood
en in water gekookte groenten, den ge
wonen kost der Karthuizers van Porta
Coeli, bestond, begaven zich de abt en
de kloosterlingen naar de werkplaats
van Alonzo.
De beeldhouwer was de kunst niet
vergeten, met welke hij vroeger, in zijn
huis te Madrid, zijne schilderijen en
beelden tentoonstelde, en had den muur
der cel, waartegen zijn werk moest uit
komen, met zwart behangen.
In afwachting der broeders, wier
kleed en levensregel hij zou aannemen,
had hij het voltooide beeld met een lich
ten sluier bedekten met een tot wee-
tien toe bewogen hart en een ontroerd
gelaat stond hij aan 't venster te wach
ten, en beschouwde beneden zich, te
midden van struiken en bloemen, de
kruisen, die het graf aanwezen van den
genen, welke in den vrede des Heeren
ontslapen waren.
Pater Eusebio opende de deur der cel
van Alonzo Cano.
De overste trad, door de monniken en
novice gevolgd, het vertrek binnen.
Toen allen op den achtergrond der
werkplaats geséhaard stonden, nam
Alonzo het hulsel weg dat zijn werk be
dekte, en een gepolychromeerd houten
beeld, van middelmatige afmetingen,
trof de blikken der monniken.
Het was een afbeeldsel van den H.
Franciscus van Assisië, met de grootste
zorg bewerkt. Nooit had een kunstenaar
op zulk eene bewonderenswaardige en
volmaakte wijze den weerglans van het
gebed en de versterving op een men-
schelijk gelaat weergegeven.
Er was niets gezochts in de houding
van den heilige, en de strengheid der
lijnen van het lichaam deed nog ster
ker de bezieling uitkomen, die op h.et
gelaat straalde. Het kleed daalde in
sandalen stekende voeten af eene
koord omgordde de pij. De beide han
den waren in de wijde mouwen verbor
gen, en de kap sloot het gelaat, dat
bezield scheen, geheel en al in. Maar
welk een vuur in dien opgetogen, ten
hemel gerichten blik hoe schenen die
lippen te trillen, alsof zij die lofzangen
wilden aanheffen, die een verre nagalm
des hemels schijnen Een krachtig, bo
vennatuurlijk leven bezielde dat bleeke
gelaat, het voorhoofd droeg geen stra
lenkrans, en toch scheen eene engelen-
kroon boven het beeld te zweven van
hem, die waardig geacht werd, in zijne
voeten, in zijne handen op zijne borst
de heilige wonden des Zaligmakers te
dragen.
Niets in de oude kunst, niets onder
de schoonste voortbrengselen der twee
laatste eeuwen kon vergeleken worden
met dit beeld van den H. Franciscus,
dat wonderschoon en volmaakt uit echt
kristelijke begeestering voortkwam.
Pater Eusebio kon een kreet van ver
wondering niet weerhouden.
Dat is schoonzegde hij, dat is
werkelijk schoon
Het ontbrak mij aan geen model
len, antwoordde Alonzo.
Maar niemand heeft toch voor u
geposeerd P
Gij hebt allen, zonder het te we
ten, geposeerd, mijn vader de lucht
zelfs, die mij omringt, droeg mij, hield
mij staande, onthief mij aan mijzelven.
Ik heb het geheim dier rustige houding
gevonden, ik heb broeders gezien, die
onbeweeglijk, in hun gebed verdiept,
diezelfde blikken ten nemel sloegen.
Nooit, zoolang ik in de wereld leefde,
zou ik datgene hebben kunnen droomen
of weergeven, wat ik hier gevonden en
zonder inspanning vertolkt heb.
Pater Eusebio keerde zich tot de
broeders.
het beeld.
(Wordt voortga
lijd
Sedert lang, zegde hij, vei
de vervaardiger van dit werk het 1
naar onzen regel te mogen leven ne
Mijne vaderlijke genegenheid Dr
thans met mijne bewondering ot ent
om.... Evenwel vraag ik u aller j
len. Moeten wij liem als een nien
van het klooster Porta Coeli aanne
Hij zal eene kunstenaarsfaa f
den geur zijner heiligheid voegen rhei
de een der paters.
Laat hij onze broeder zijn
een ander dit werk verraadt zijl
uie en zijn geloof. rüe
Pablo, de jonge novice, naderd si 0
'lee8d U8
Pater Eusebio, sprak hij, ve
hem ons de geheimen zijner ku lk
leeren, opdat wij eens de wojnd Des
levensgeschiedenis van den H. he
in steen doen herleven.
De monniken omringden Alon
no en bewezen hem zulk eene bi lEe
lijke toegenegenheid, legden zuil &ch'
geestdrift aan den dag, dat tran< ke
verteedering langs de wangen 1
den van den ongelukkige, die d
wereld gekrenkt, door den hem Rtst
trootst en genezen, ja bijna ov
naar gemaakt was. i
Een enkele kloosterling bewaar eu
stilzwijgen. ij d
Het was een bijna honden
grijsaard. Sedert meer dan twin r
ren had hij het gebruik des ven
verloren. Eene jonge novice, di^aai
nooit verliet, geleidde hem dó(
klooster en de tuinenHij was i
broeders in de werkplaats van oedi
gekomen, en had op het hooren v
lof, dien de monniken het beel v
zwaaiden, eene hevige begeer Zie*
voeld, het op zijne beurt te beoori
Breng mij, zegde hij" tot di p
geling, die hem geleidde, breng i Lie