NiEUWJAARWENSGHEN DeVeruittenis van den Monnik De grootste gek .M. «T. Clare tie fur* r - Een vlsietkaartje van 1795. (47&l Vervolg.) Daar mijne oogen het niet meer kunnen zien, zulien mijne vingers nnj weiiicnt in stam stenen net xe beoor- deeien, en ik ^ai eveuais gij net grootste genui sinaKen, een ïneestcistUK te be- wonueiea, uuc tegeiijK een cnnsten werK is. Ue jonge novice bracht den blinden monniK. oij net vueistUK, nat uen il. Iranciscus uroeg, en ue grijsaard liet. de vingeren over net Oeeiu gnjuen, «•elks oniiieküen mj langhaam betastte. Toen mj net opgetogen geiaat van aen patroon der Siau nssiSie aamaaKte, tee- kende zijn aangezienc eerst een diep na- dennen, uocn venoonae langzamernand den weerglans eener groote onjuscnap. Uat is scnoon i zegde hij, dat is grootscn Alonzo boog de knieën voor den grijs aard. Zegen mij, zegde hij, en ge waardig u, daar uwe uroeüers m ue gousvruent mij ais een neueng smeeKenng willen ontvangen, mij ook uwe goedneunng te geven. De blinde monnik legde de handen op het gebogen voornooiu van Alonzo. Hij veruiepte zien in een vurig geued. Met de oogieuen op ue uitgeuooiae oogap pels geslagen en cie lippen door de aan roeping ues il. ueesies bewogen, nep hij over den geknieme net licnt van den Trooster ai. in zienzeiven verslonden, scneen de bünue grijsaard zien met een voor nem siecnts zicutbaar wezen te on- dernouuen. in plaats een ter van den beeldnouwer heiuenjke woorden toe te spreken, in overeenstemming met de welwillendheid, waarmede nij diens ver zoek ontvangen had, sen een de blinde grijsaard weidra een soort van vrees te gevoelen. Dene doodelijke droefheid greep hem aan. Ue kalmte, die gedurende zijn ge bed op zijn geiaat giansue, maakte voor een diepen sennk plaats, uijna werktui gelijk raakte mj ue naren, de schouders en ue armen van Alonzo aan, en toen hij het woord tot hem lichtte, geschiedde dit op den toon, waarop de proieten, die onherstelbare rampen aankondigden, gesproken moeten nebben. Aog niet...., zegde hij, nog niet! Wacht, mijn zoon, tot. de laatste goli der zee van bitterheid over uw hoofd ge vloeid is... Zooveel tranen en kwellingen hebben aan God den losprijs nog met betaald, dien Hij van u eischtBe voorrechte ziel, gij zult den laatsten trap van uw Calvarieberg bestijgen.... Alonzo Cano huiverde onder de hand van den ouden monnik, die 'zwaar op zijn schouder lag. Ik begrijp u, ging de grijsaard voorthet schijnt u toe, dat de proef, waaraan de Heer u onderworpen heeft, die, welke Hij den menschen gewoon lijk oplegt, verre overtreft. Gij waart» groot, hij heeft u vernederd gelukkig, en Hij heeft u uw geluk ontrukt. Gij zijt armer dan Job en ongelukkiger dan Tobias gewordenDe tranen hebben uwe oogen doen opdrogen, en uw hart zoo uitgeput, dat het niei groeien of bloeien meer kan, dan onder den dauw des kruises.... en toch is dat niet ge noeg. Alvorens onverbreekbare banden u binden, alvorens wij de gebeden dei- stervenden over u gesproken zullen heb ben, alvorens de naam van een uitverko rene des Hemels, een naam, die onder de menschen beroemd was, zal vervan gen, zult gij nog lijden, nog veel lijden Bloed o hoeveel bloed, mijn God en die pijnigingijzer, vuur aan die lede maten Genade, Heer, genade voor hem, of, zoo gij uwe heilige besluiten niet meer kunt herroepen, geef dan ten minste dien ongelukkige de kracht, u zelfs bij zijne marteling te aanbidden. Mijn God mijn God mompelde Alonzo Canö mat ontsteltenis, gij, die met uwe blinde oogen verder dan deze wereld zien kunt, zeg mij. moet ik dit huis eenmaal verlaten. Gij zult het verlaten, nntweordde de monnik. Yóór ik mijne beloften gedaan heb Ja! Zal ik dan nooit den Heer toebe- hooren? Ja, antwoordde de grijsaard. Maar het koren moet eerst op den dorschvloer verbrijzeld, de druif eerst onder de pers verpletterd worden.... Zoo gij zegevie rend uwe laatste proef doorstaat, zoo gij de laatste plaag uwer marteling ver duurt, eerst dan zult gij uw doodskleed verdiend hebben... Het goud is nog niet genoeg in den smelkroes gezuiverd. Aldus, vroeg Alonzo, verstoot gij mij -- Sta op, mijn zoon. zegde de blinde monnik, sta op. De kunstenaar gehoorzaamde, en de grijsaard zegde, terwijl hij hem in zijne armen sloot Mijn zoon, mijn zoon, ik zal u we derzien, vóór ik sterf. Twee groote tranen vloeiden uit de rogen Van den blinde. Alonzo snikte in zijne armen. De smarten van het verle- dene, die sedeit verscheidene maanden in zijn b.'nnenste schenen te sluimeren, ontwaakten thans met eene vreeselijke kracht. De voorspellingen vau dien grij saard, die over hem weende, troffen hem in den grond zijner ziel. Hij moest aan die onheilspellende woorden geloof slaan, en het scheen hem toe, dat als het oogenblik van den srijd, die hem aangekondigd werd, zou komen, hem de kracht zou ontbreken, om dien te door- staan. De overste zelf scheen aan pijnlijke indrukken ten prooi, en de kloosterlin gen, die ccn oogenblik te voren zich ver heugden, Alonzo in hunne rijen te tel len, gevoelden hunne harten door een onheilspellend voorgevoel aangegrepen. Desniettemin zegde pater Eusebio tot den kunstenaar Zoo gij bij uw verzoek blijft, zult gij Knnen eene maand het habijt aan nemen Wees gezegend, mijn vader! ant woordde Alonzo, terwijl hij met zijne lippen het kleed van den Karthuizer aan raakte. De broeders verlieten de werkplaats, en de blinde was de laatste, die Alonzo Cano de hand drukte. De proef, zegde hij, zal zwaar zijn, maar gij zult ze te boven komen, mijn zoon. Dj beeldhouwer bleef alleen. Het eheen hem eensklaps, alsof alles rond om hem van voorkomen veranderde. De uofetische woorden van den blinden monnik wierpen hem weer te midden .ijner beproevingen. Hij had gemeend (Ie haven binnen te zeilen, en de storm begon opnieuw vreeselijker dan ooit. De moed ontbrak hem, om de broeders, wier lofzangen hij den avond te voren nog zoo gaarne herhaalde, naar de kapel te volgen, :n gedurende verscheidene lan ge uren bleef hij tegen het kassijn van zijn venster geleund. Hij zag een gedeelte van den weg naar Valenciè en terwijl mj zien een weinig vooroverboog volgde zijn blik een smai voetpad, dat op eemgen aistand plotse lings een noeK maaüte en naar den uouwval voerde, die net tooneel van zijn strijd met de soldaten van Tariia en aiens eliendigen spion geweest was. Terwijl mj zoo onoeweeglijk aan het venster stonu, zag inj een ruiter, die met lossen teugel op net Klooster kwam aan lijnen. Men Don noen zijne gestalte, uocn zijn gelaat onuerscneiuen. uen wij de mantel veroorg de eerste, terwijl het matste onder een Dreeugeranden noed verscüoien «as, en toen siuderde Alonzo vjano, alsot er tusscnen dien ruiter en uem een onziciitbare band bestond. Daar nij nog onder den indruk van de woorden ues blinden Karthuizers was, scneen net minste voorval zien aan zijn leven vast te knoopen wanneer zijn le ven of dood van de meerdere of mindere snelheid van den ruiter, die op den weg reed, had algehangen, kon inj hem met geen angstiger oog gevolgd nebben. Op eemgen afstand van het klooster wierp de reiziger een vluchtigen blik om zich neen en bescUouwde de hooge mu ren van het klooster oplettend, alsof hij net gebouw, dat voor hem lag, met eene beschrijving vergeleek, dat men er hem van gegeven had. Over dit onderzoek voldaan, versneld hij den tred van ziju paard, en Alonzo bemerkte met eene on- oedwingbare ontsteltenis, dat de reizi ger zich naar Porta Coeli richtte. Laatstgenoemde lichtte tweemaal den bronzen klopper op, de deur bewoog zich zachtjes op hare scharnieren, en hij be vond zich binnen de muren van het klooster. Eenige oogenblikken daarna werd de deur der cel geopend en stond de reizi ger op den drempel. Met eene snelle be weging wierp hij mantel en hoed af, en A.lonzo uitte, toen hij hem herkende, een kreet van broederlijke genegenheid, met hoop gemengd. Miguëlzegde hij, Miguël Had ik u niet gezegd, dat ik zou terugkeeren, meester? Ja, naar Spanje, ongetwijfeld maar juist hier Ik heb mij eene taak opgelegd, en die tracht ik te vervullen. Edelmoedige, arme jongeling, zeg de Alonzo, gij slachtoffert u voor een ongelukkige Zeg dat niet, meesterNooit heeft iemand een aangenamer taak volbracht dan de mijne, ondanks de moeilijkhe den, die zij oplevert.... En dan, de Heer beschermt mij, daar ik thans weer in Spanje ben. Ik meende dat gij u te Napels be zighield met de achtervolging van den jllendige, wiens naam mijne lippen zou bezoedelen?.... Ja, meester sedert twee jaren vervolg ik Lello Leli als een spook. In sijne schaduw verborgen, heb ik hem van herberg tot herberg gevolgd, mijne oogen hebben hem met verlaten, hij heeft zich niet in het openbaar kunnen vertoonen, of hij vond mij, gelijk een samenzweerder vermomd, en gewapend xls een sluipmoordenaar, aan zijne zijde. Welk een leven gedurende deze twee ja ren Welk een verschil tusschen dit avontuurlijk bestaan en mijne studie jaren van vroegerDoch het komt er niet op aan, ik heb mijnen tijd niet ver waarloosd.... Mijne portefeuille is met lanteekeningen opgevuld, mijne kar- ons staan vol schetsen, «aarvan ik eens "ebiuik zal maken, als ik gelijk Frans Floris eene hel of den val 'der booze en gelen schilder.... Ge begrijpt, wel, mees eer dat men Lello Lelli niet in de beste gezelschappen te Napels behoeft te zoe- -enIk had mij omtrent hem niet be- Irogen. Ik heb hem aan het hoofd eener bende schurken aangetroffen, van wel ke de beste zelfs de strop niet waardig •s. Zij hanteerden trouw den dolk ten benste van Ribeira, die zijne school nog steeds bestuurd, niet als een meester, naar als een tyran.... Hoevele nachten heb ik doorgebracht aan tafels, die met Tesschen overdekt waren, terwijl Lello Ironk tot hij niet meer kon. (Wordt voortgezet.) DE OPVOERING VAN PARSIFAL in den Muntschouwburg te Brussel. VAN DYCK, de gekende tooneelspeler, die de rol van Parsifal schiep in Duitschland. EENE VERTELLING x INLElblNG. In een der meest bezochte koffiehui zen tier Viaamscne stad G.... zitten drie mannen op net vriendelijkst aan t pia- >.en, 'dij t uitDlazen eener ieknere pint. xiaat ons eerst nagaan iioe cut klaver blad er uit ziet. Een nunner is een lang, ranK man o a ia mode zijn lange rei- gersnals, met een te korten iiaisoand «an, scnijnt daardoor noen langer. Hij araagt een deltig krullende pruik, daar moeuer JNatuur nem al te stietmoeder- ujk op het kapittel zijner coiiluur had oenamield, en ai het Eau de Eob daar tegen gebruikt of verbruikt, had niets geuiend dan tot Eau claire te maken. Under deze pruik beeft inj veei van eene boonenstaak, waarop een vo gelnest prijkt. De naam des mans is nanginan bij heelt veertig duizend iranKen kapitaal, verteert jaarlijks twee duizend Irank inkomen, leeft als een vole jongheid, en zijne beste vrienden zijn de beide nevens iiem zittende hee- ren. De tweede, met name Kortkop, is zoo zwaarlijvig, dat men de deur niet zonder angst aanschouwt, als men hem ziet aankomen, beducht dat ze te eng voor hem zal wezen. Zijn buik heeft eene zoo kogelronde vorm, dat hij gemakkelijk tot eene globe kan gebezigd worden, en even zoo, als hadde de natuur alles aan hem rondmaken, zijn zijne wangen van zulke geaardheid, en met een' zoo natuurlij ken blos bedekt, dat men zweeren zou, de kunst heeft er zich meê bezig gehou den. De derde individu is een klein, vlug manneken, Dr Kleinrupel. Hij is de onrust in persoon, en schijnt kwik zilver in het lijf te hebben want hij kan geene drie minuten op eene plaats zit ten, zonder op te springen, de kamer rond te dansen en honderd komplimen- ten te maken. Hij is vroeger doktor in dc geneeskunst geweestwaarom, zoo dacht hij, moet ik mijn geweten met zoo vele moorden beladen, er zijn genoeg verzenders naar de andere wereld ik leef liever zonder praktijk, doch zonder knaging van 't geweten met mijne vijf tig duizend franken. Hij hing den dok- torshoed aan den wand, en leefde als bijzonder geleerde, dichter en schrijver. Evenals beide anderen, is hij een huwe-/ lijksvijand daar de schalke Cupido henf met zijne liefdepijlen nog niet had ge troffen, zoo geloofde men ten minste. Deze drie mannen leven als goede vrien den, en houden in 't koffiehuis een ge meenzaam gesprek met elkander. Luisteren wij naar hunne woorden. Ik houd Uilenspiegel voor den grootsten schalk en grappenmaker al ler tijden, zeide Kortkop. Uilenspiegelonderbrak Lang- man, Lapsclieure is beroemder dan hij, en zijn Guichelaar is onovertref baar. Overigens heeft Uilenspiegel nooit geleefd, maar is een door de fantazie ge schapen persoon, terwijl Lapscheure be staan heeft, en door zijn uigegeven boekje iedereen in verwondering brengt Wat ^ij ook zeggen moget, Uilen spiegel overtreft hem, zei Kortkop. En Munchhausen overtreft ze bei de, sprak plotselings de doktor. Nu dreigde een strijd uit te breken ieder verdedigde zijn' held met gelij ker liefde, en het was, alsof dit klaver- olad nu eerst op elkander een pik had. Maar de waard sprong plotselings met een voorstel voor den dag. Mijne heeren rust is de eerste burgerplicht laat mij u een aanbou doen om een einde aan den strijd te stel len. ieder van u kan den anueren eent poets spelen, en degene, wiens grap de meeste stof tot lachen geeft, zal over de andere zegepralen. Bravo, waardriepen deze nu, op eens door de woorden van den aard be geesterd, zoo moet het zijn En de «inner krijgt nog twaalf ilesschen dubbel bier op den hoop, voeg de Eortkop er bij. Aangenomen, riepen de anderen. Nu werden nadere voorwaarden ge maakt, en over zes eken zouden de be- langlieobenden zich hier weder verza melen, om den winnaar te bekroonen zjoo werd een strijd, die ernstig sciieen ie woraen, door tie scnranderneid van cenen waard verenend. Vreedzaam scneidtlen ae vrienden, na de pintjes ge ledigd te neooen, noodig om zien voor den aanstaanden strijd te bereiden. I. In een weekblad der stad Gias men liet volgende onder de rubriek »i mengelingen vv ij vernemen uit goede bron, dat verleden nacnx m lie liuis nummer lu aer zuiverstraatfeen scnriKkelijke moord gepieegu is geworden, uaai'ue tijd met toelaat, nu nauere oenen ten daarover ie gcVen, zunen wij aan onze lezers 111 uei aanstaanue nummer ue oijzonuerüe- uen omtrent uien moord meueueeien. w as onder tee-Kend iv net nuis in ue zaiverstraat nummer rö uenoorue eenen bontwerner. Toen de- z.e net scnrinkeiijke nieuws" vernam, meenue nij net te uesterven. In zijnen uuize een moord gepleegd en daarvan mets weten, o dat «as nem onbegnjpe- xijk. In aller naast loopt inj bij een rechtsgeleerde, en beiutn begeven zien tot oen verantwoordelijken redakteur aes weekbiads. V an wien komt dit artikel werd nem gevraagd. Uit artikel, stamelde de verschrik te, van een mijner geloolwaardigste Korrespondenten in zijn naam? Ziijn naam." Ue-d-doktor H. Klein rupel. Uus hij Goed, wij gaan tot hem. Beiden begaven zicli tot uen genoem- aen neer, uie, bij hunne komst nog zij.i .menigewaad aan nad. zujt gij ue scünjver dezes artikels vraagt neni ue auvokaat. .Ja, mijnneer. Maar «eet gij ook, onderbrak de sidderende bontwerker, dat geen woord v'an geneel die gescüiedems waar is, dat dit alles loutere leugens zijn. Neen, mijnheer. Uus gij Onjit er bij, dat de moord, van welke deze neer, de eigenaar des duizee, mets «eet, inderdaad gepleegd is. Ja, mijnheer. Weet gij ook, dat ik u gerechte lijk vervolgen kan en 't doen zal, dewijl gij opzettelijk eene leugen geschreven nebt Neen, mijnheer. Maar deze heer zal u aanklagen. Neen, mijnheer. Trots uwen neen, zeg ik ja. Neen, mijnheer. Maar, lieve heer, de faam van mijn huis, van mijn onberispelijk huis is ge schonden, jammerde de bontwerker, wat zullen de menschen zeggen ach, de menschen.... Om aan deze zaak een einde te ma ken, hernam de doktor, wil ik u zeggen, Jat die gansche geschiedenis in het aan staande nummer een ander aanzien zal hebben, en alhoewel ik het eens geschre vene niet zal herroepen, zal ik 't ophel deren op eene wijze, die u bevredigen zal. Maar mijnheer, schreeuwde de bont «erker, hoe zal ik intussckentijd van de vragen der menschen niet te lij den hebben Om u dat lijden een weinig te ver zachten, aanvaard deze geringe troost, de dokter gaf hem eenige geldstuk ken, en voor uwe moeite, mijnheer, hier wendde hij zich tot den advokaat - bid ik u dit aan te nemen. Geld maakt den schroomachtigsten moedig, den onbeschoftsten beleefd. Dit was hier ook het geval. Opeens glinsterde de vriendelijkheid op het ge laat des rechtsgeleerde. Maar gij hebt gezegd, mijn beste, dat gij het geval van een geloofbaren U persoon vernomen hebt mag ik we ten Wel zeker, het is mijn laarzenpoet ser, de zoon van mijne waschvrouw. Ja, ja, dat waschvrouwenras zegt immer de «"aarheid, zuchtte de bontwer ker. Advokaat en bont erker verlieten het nuis. Nauwelijks op straat gekomen, werd de laatste door allen die hem ken- ien, aangesproken en overladen met .ragen nopens den moord. Eene menigte menschen schaarden zich om hem, en vroegen «ie heeft den moord gepleegd Hij kon niets anders antwoorden, dan: Je dokter, de dokter Watde doktor heeft gemoord, welke doktor?Ach, die verwenschte loktor, stamelde hij in den grootsten mgst, en begaf zich eindelijk naar zijne woning. In het volgende nummer van 't week- jlaadje las men het volgende Verdere bijzonderheden aangaande len moord in ons vorig nummer ver meld. Ik was langer dan gewoonlijk bij mij ne vrienden gebleven, ik had meer, dan xk gewoon was, aan Bacchus opgeofferd, xK was lustiger en stond minder vast op xnijne beenen dan naar gewoonte, toen .k mij omtrent middernacht ten mijnent oegat. ik was zoo vroolijk en zoo begee sterd, dat ik de stijlen, die op mijn weg stonden, wilde omiielzen. Helder scheen ue maan, en de blinkende sterren sche nen mij oogjes te «uilen trekken. Streng schudde moeder Maan haar hoofd, gelijk eene statige gouvernante alsof zij zeggen wilde kinderen, het is beneden uwe hooge waardigheid, u met zulken uietigen sterveling op te houden, be denkt, bedenkt, gij zijt mijne kinderen Gij, arme sterrekens, dacht ik, gij moet, jaar uit jaar in, uwe gewone loop- oaan bewandelen, gij kunt aan onze vreugde geen deel nemen, gij kunt niet Jansen en springen, en uw iiartjen ver- xangt er somtijds naar. Gelooft uwe al te strenge moeder piet, die u de onge lukkige stervelingen inet al te donkere Kleuren afschilderd. Wij hebben op aarde ook sterren, namelijk het schoone geslacht doch zij kunnen in glans te gen u niet mededingen, daarom komt nier beneden, komt 111 mijne armen Het scheen mij, of een sterreken mijn .vensch ging inwilligen, liet had zich van zijne moeder en vriendinnen losgerukt, en scheen mij te naderen ik stak mijne armen uit en klets ik viel op den neus, en omarmde de koude steenen in plaats van het lieve sterreken. Toen ik weder op mijne voeten stond, was het verdwenen de andere sterren schenen mij uit te lachen, en ik verwenschte dat neusgewijze gespuis. Undertusschen be vond ik mij 111 de Zilverstraat. Op eens hoor ik noodklachten uit een huis opgaan. Ik naderde, vond een zijdeurtje geopend, trad binnen en bevond mij op een voorhof. Door eene spleet in de deur van een voor mij staande gebouw, zag ik licht schemeren ik trad nader. Het noodgeschrei werd immer dreigender ik waagde een blik door de spleet. Welk een schouwspelIk zag, bij het licht eener lantaarn, twee mannen met opgehevene messen, over een lichaam gebogen, dat, zoo het mij toescheen, ge bonden was, en het grootste geweld deed om zich van zijne banden te ontdoen, en uit zijn gorgel stegen de erbarmelijkste Klachten. Nu begon een strijd in mijn Dmnenste. Het is uw plicht, een schepsel, dat zich in nood bevindt, bij te staan en te helpenmaar één tegen twee Maar, zij kunnen ook op mijn leven uit zijn, is het dan mijn plicht ook niet, mij niet roekeloos te wagen? Terwijl ik deze bemerkingen maakte, hadden de twee moordenaars reeds hun ne messen in den hals des slachtoffers gedrongenhet roode frissche bloed sproot hoog. Snel sprong ik bij, maar te laat. Een verken had zijn jongste dag gehad. Dat waren de nadere bijzonderheden welke men in ht t blad aantrof. Deze waren nog langen tijd het onderwerp al ler gesprekken, en brachten immer de lachspieren in beweging. (Wordt voortgezet.) Lid van het a Institut de France onlangs overleden.

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Volksstem | 1914 | | pagina 2