De Vergiffenis van den Monnik
HET WOrHBEHD VAN O, L, VROUW VAN LEDE
Op ds dood van een kindje
De grootste gek
(48"tc Vervolg.)
En heeft de booswicht zich nooit
verraden? vroeg Alonzo op doffen toon.
Neeh, antwoordde Miguël, en toch
heb ik een vreeselijk bewijs.
Spreek, spreek, zegde Alonzo, ter
wijl hij de handen van Miguël greep.
Op zekeren avond ontstond er in
eene herberg vol drinkebroers, zeelieden
en kladschilders, een twist over eene nie
tige zaak. Het gold de vraag, of het
haar der Venetiaansche dames, als het
met dat 100de kleursel, dat bij haar zoo
in trek is, geverfd was, even schoone
schakeeringen van licht en bruin bij het
schilderen opleverde, als het haar dat
zijn natuurlijke tint behouden had. De
eenen hielden staande, dat de weerkaat
sing hetzelfde was, anderen beweerden
liet tegendeel. Toen men Lello's gevoe
len vroeg, glimlachte hij en antwoordde
met eene wonderlijke gelaatsuitdruk
king
Ik heb nergens schooner haren ge
zien. dan in Spanje.
Toen- begon het geschreeuw en ge
krakeel opnieuw ieder hield zijne be-
weering staande, totdat eindelijk Lello
tot het uiterste gedreven, een zakje uit
zijn wambuis rukte en er een lok blauw
achtig zwart haar uit te voorschijn haal
de.... O meester, meester! de vrouw, die
gij verloren hebt, had alleen zulke bui
tengewoon lange en onbeschrijfelijk
schoon getinte haren.
Terwijl de jongelieden naderbij tra
den, om het te zien, kwam ik evenals zij
naar voren; ik had een fluweelen masker
voor, en durfde Lello tarten mij te her
kennen. Ik nam de zwarte lok in de
hand, en terwijl ik mijne vingers ver
schrikt terugtrok, zegde ik op een toon
van ongeveinsde aandoening
Deze haren zijn van eene doode af
komstig.
Lello Lelli ging eene huivering dooi
de leden, die mij niet ontging.
Vervolgens vestigde ik mijne oogen,
die door de gaten ven het masker heen-
flikkerden, op bem en voegde er bij
Deze vrouw is vermoord
Een kreet 'van afgrijzen ging uit de
omstaanders op.
Dat is een too venaar zegde deze.
Het is de duivelzegde gene.
In alle geval beschouw ik zijne uit
drukking als eene beleediging, zegde
Lello, terwijl hij de hand aan zijnen de
gen bracht.
Ik heb echter nog niet gezegd, dat
gij den mooi denaar waarthernam ik.
En op mijne beurt trok ik den de-
ffen.
Alweer? vroeg Alonzo.
Ach, meester, toen waart gij daar
niet om het tweegevecht te voorkomen...
en toch. al waart gij er bij geweest,
twijfel ik toch, ondanks de achting die
gij mij inboezemt, of gij genoeg invloed
op mij uitgeoefend zoudt hebben, om dat
uitwerksel mijner gramschap, hetwelk
op dat oogenblik eene daad van gerech
tigheid was, te beletten.
Alonzo C'ano was doodbleek gewor
den
En toen, en toen? zegde hij.
Wij stonden gewapend.
Eerst wilde ik Lello dat bloedige
woord naar het hoofd werpen: Gij zijt
die man en wellicht ware hij door den
bliksem getroffen geweest, gelijk David,
toen de profeet Nathan hem zijne dub
bele misdaad verweet. Lello Lelli, van
zijnen kant, scheen van ongeduld ver-
teerd, om te weten, wat mijne woorden
geheimzinnigs en dreigends inhielden.
Hij duidde het mij niet vragen het een
voudigste was mij te dooden, ten einde
zich van mijne stilzwijgendheid te ver
zekeren, indien ik argwaan koesterde
in geval ik slechts op het toeval af ge
sproken had, telde een leven meer of
minder zoo weinig in Lello's schatting,
dat hij mij zonder bezwaar bij de lijst
zijner slachtoffers gevoegd zou hebben.
Wat mij aangaat, ik dacht er niet aan
hem te dooden. Wat ik wilde, was zijn
leven in mijne hand, zijn leven ter mij
ner beschikking, aan mijne genade over
gelaten Ik wilde hem den voet op den
strot zetten. Wat zou ik er aan gehad
hebben, zoo ik hem in het tweegevecht
overwonnen, hem de borst doorboord had
en hem sprakeloos op den grond liet lig
gen Gij zoudt er niet minder om onder
eene beschuldiging gebleven zijn, die
voor u eene langzame pijniging is. Ik
moest hem dus laten leven. Evenwel
wilde ik hem het spel doen winnen, of
hem ten minste de kans bezorgen, het
niet te verlizen.
Wilt gij mij die lok haar afstaan
vroeg ik hem.
Nooit, antwoordde hij.
Zijt gij dan bang? hernam ik.
Waarvoor? vroeg hij brutaal.
Hoor eens, zegde ik hem. Toen
ik Spanje verliet, kwam ik door Frank
rijk, en in Frankrijk houdt men van too-
venaars.... Te Parijs, waar ik woonde,
verklaarde een man, die in dergelijke
kwade praktijken volleerd was, en zijne
geheimen van zijne moeder geërfd had,
die terecht wegens tooverij verbrand ge-
weest was. aan een kameraad van mij,
die nieuwsgierig was naar zulke zaken,
voor welke ik grooten schrik koester,
dat, zoo hij slechts een lok haar. had van
een dood of levend persoon, hij daaruit
diens levensgeschiedenis geheel kon op
maken Het levensvocht dat met de ze
nuwen en het bloed in betrekking staat,
bevindt zich nog in de haarbuisjes, zelfs
al is de persoon, wien het haar toebe
hoort heeft, sinds lang overledenIk
weet niet waarom, maar die blauwzwarte
haarlok prikkelt mijne nieuwsgierigheid
grootelijks.... Sta mij haar af, opdat ik
die gril kan voldoen, of geloof dat ik
met den punt van dezen degen uwe borst
zal zoeken, om hem daaruit te trekken.
Lello Lelli stak het zakje weer in
zijn buis en zegde
Geef acht
Ik hief den degen bij wijze van
groet omhoog en zegde op ernstigen
toon
Ik beroep mij op u, Mercedes
De tijd om de degens te kruisen
werd mij niet gegund, Lello viel mij
aan, en slechts aan een snellen achter-
waartschen sprong had ik het te danken,
dat ik niet doorboord werd.
Gij begrijpt dat na zulk eene inlei
ding de worsteling slechts een strijd op
leven en dood kon zijn.
u Wat ik tot Lello gezegd had, was
volkomen waar. Ik streed om Mercedes,
om die vrouw welke uwe eer met zich
in het graf genomen heeftIk be
zwoer haar mij te ondersteunen, daar
mijne zaak heilig was...
Rond ons had zich eene groote kring
gevormd. Men raadde eenigszins dat het
een veel ernstiger en vreeselijker zaak
gold, dan een eenvoudige haarlok. Ik
gevoelde mij sterk door eene buitenge
wone kracht. Toen het eerste oogenblik
van verrassing voorbij was, beantwoord
de ik de aanvallen van Lelli met even
veel behendigheid, maar met grootere
bedaardheid. Zijne wijze van vechten
geleek op die van een struikroover. Hij
leed, om mij te bereiken, sprongen als
ie van een tijger, en knarsetandde van
voede. Zijn degen glinsterde als de blik
sem. Ik bleef, ondanks mijn inwendigen
ingst, schijnbaar bedaard. Een verzuim
an eenige sekonden, en ik ware verlo-
•?n geweestMijne oogen schenen aan
le zijne gekluiserd.... De woede steeg
ïem naar het hoofd, en purperde zijn
voorhoofd. Hij kreeg dat gevoel, dat
voor eiken duëllist zoo gevaarlijk is,
namelijk de haast om er een einde aan
te maken.
De nieuwsgierigen vereerden mij
net eene zichtbare deelneming mis
schien vonden zij, dat ik meer dan eene
beleediging wreekte.
Intusschen was de kring der toe
schouwers langzamerhand grooter ge
worden. Zij, die er bij kwamen, geleken
niet oii de oude klanten der herberg. De
dikken, die zij op mij wierpen, waren
i Hes behalve geruststellend ik giste
hit Lello onder hen evenveel vrienden
\ls medeplichtigen telde.
Eensklaps viel, door eene plotselin
ge beweging, die Lello Lelli maakte,
iet lederen zakje dat in zijne borst ver-
lorgen was, op den grond; ik wierp er
uiij op, en terwijl ik den voet op de een
voudige haarlok zette, die in mijne
schatting een overtuigend bewijs is,
strekte mijn arm zich verder uit dan ik
lacht, en mijn degen scheurde het
deed van Lello Lelli open.
Ik trok er hem geheel rood uit te-
rug.
Lello tuimelde op den grond.
De eerste beweging der nieuwge-
Komenen, wier onheilspellend voorko
men ik waargenomen had, was, mij op
.Ireigende wijze te omsingelen.
De getuigen van den strijd wapen
den zich nu op hunne beurt., terwijl de
waard en zijne knechts den gewonde in
wien niemand belang scheen te stellen,
wegdroegen.
Van beide zijden wapende men zich
in allerijl, toen gelukkig een hijgende
kreet zich deed hooren
De policie
Ik liep toen naar Lello's bed. Een
monnik was mij daar reeds voor.
Een roodachtig schuim bruiste op
Je lippen van den booswicht hij scheen
ternauwernood adem te halen, en een
doordringend gerochel rees uit zijne
borst op.
De monnik zag mij gestreng aan, en
zegde:
Hier is uwe plaats niet.
Vergeef mij, antwoordde ik hem,
maar ik wenschte te weten...
Of hij u vergeeft?
Neen hij behoort niet tot dege-
uen, die vergeven of vergeten ik be
geerde te weten, of hij bekennen zal.
Wat bekennen?
Zijne misdaad
Dat is Gods geheim, mijn zoon.
En het geheim des doods, ant
woordde ik.
Gij wilt toch niet?....
Ik zal hem niet verlaten.
Tot hij geneest
Of hij geneest of dat hij sterft...
En als uw gezicht zijne gram
schap opwekt en hem belet een berouw
te verwekken
Hij kan geen berouw verwek
ken zonder te bekennen.
Wat bekennen?
Eene misdaad, zeg ik u, eene
misdaad, waarvoor een ander met den
lood bedreigd en verbannen is.
Hebt gij dan bewijzen voor de
schuld van dien man?
Ik heb er reeds één.
Thans toonde ik mijn haarlok, en
voegde erbij
Als hij ijlt, zal ik andere bewij
zen krijgen, en gij moet er met mij naar
luisteren.
d De oude monnik stond op.
Ik zweer voor God, zegde hij, dat
ik mij van dit oogenblik als den biecht-
ader van dezen man beschouw. Slechts
mijne ziel en mijn hart als priester zul
len voor zijne bekentenissen, voor zijne
'aatste mecledeelingen geopend zijn, en
k bezweer u, u van deze legerstede te
verwijderen. (Wordt voortgezet.)
O. L. V. aer
Ziehier hoe Joannes Gillemans, regu
lier kanonik, de geschiedenis verhaalt
van het wonderbeeld van O. L. V. van
Lede.
Eertijds, zegt de schrijver, was er in
Je parochie van Lede, bij Aalst, een ar
me jongeling met naam Mattheus Yan
Neste, die zich tot de studie had bege
ven maar ziende dat zijne ouders ter
oorzake van hunnen geringen welstand
hem niet konden laten volkerden, heeft
aij zijn vaderland verlaten en zich naar
beulen begeven, alwaar hij bij een rij
ken koopman in kostelijke gesteenten
dienst nam. Daar, zoo om zijne goede
aianieren als 0111 zijne getrouwheid,
wierd hij van zijnen meester, meeste-
i-esse en gansch hunne familie zeer ge
acht en bemind.
Zoo ver ging de hoogachting dat de
vader des huisgezins door eene zware
dekte overvallen, op zijn sterfbed zijne
huisvrouw bij zich liet roepen en haar
mder andere zalige vermaningen zegde
Mijne lieve echtgenoote, ik bidde
?n vermane u van nooit eenen anderen
man te nemen, tenzij dezen jongeling
dien ik bemin en die u^allervoordeeligst
zal zijn.
De man stierf en zijne vrouw is op be
kwamen tijd met den Leedschen jonge
ling in den echt getreden.
Deze zette voorspoedig den koophan
del voort en wierd een overvloedig rijk
man.
Zijn vaderland indachtig wezende
meende hij een geschenk naar zijne ge
boorteplaats te moeten zenden ter ge
dachtenis zijns geluks.
Dewijl hij langs de rivier den Rhijn,
Jie voor Keulen stroomt, dit ontwerp in
ach zeiven koesterde, ontwaarde hij
eensklaps een allerschoonste beeld van
Maria. De bedrukte Moeder Gods houdt
jp haren schoot het droevig afbeeldsel
van het dood lichaam van Jezus van het
kruis af gedaan. Aanstonds, als dijor
eene goddelijke ingeving aangespoord,
koopt hij dit beeld, doet het in eene kas
sluiten en zend het met eenen brief naar
Lede.
Zoohaast de tijding van die gift te
Lede toekwam, hebben de inwoners der
parochie zich spoedig met wagens en
peerden op weg begeven om die kostbare
gift in te halen. Wanneer zij huiswaarts
keerden ontmoetten zij boven Brussel
eenen krijgsoverste met peerdevolk. De
peerden zich wederzijds toenaderende,
zoo gebeurde het door Gods toelatting
dat een peerd van den wagen op welken
het beeld gevoerd wierd achteruit sloeg
en het been van den knecht des oversten
wondde. Deze werd hier door woedend
gemaakt. Hij randde den vreedzamen
stoet aan en dreigde den wagen omver
te werpen. Hij sloeg de kas open en met
zijnen degen wilde hij het H. Beeld in
stukken houwen. Doch eensklaps werd
;ijnen arm lam, stijf en be weegloos. Hij
kon hem noch intrekken, noch uitste
ken.
Gevoelig getroffen en bedaard werpt
hij zich op zijne knieën, smeekend om
vergiffenis. Hij gebied dan aan de goede
lieden van Lede niet alleenlijk van voort
te rijden, maar daarbij nog vergezelt hij
den stoet met al zijne ruiters om Maria
te eerbiedigen. Alzoo komt men plechtig
te Lede aan.
Al het volk wierpt zich dan godvruch
tig op zijne knieën, bidt Maria en den
arm des krijgsmans wordt slap gelijk te
voren. Deze vol dankbaarheid vertrekt
genezen.
Deze daadzaak had plaats op 4 Mei
1414. Met groote blijdschap en innigen
eerbied werd het beeld in de kerk ge
plaatst waar het thans, niettegenstaande
ie wisselvallige omstandigheden dei-
eeuwen, nog berustende is. Yan dien tijd
af is het er met grooten toeloop van volk
en tot troos en baat van velen verheer
lijkt geworden. Gods wil is immers ge
weest dat het daar zou geplaatst en be
mind worden waar het gezonden was
door eene goddelijke ingeving. Waarom
anders zou Van Neste een Duitsch beeld
aangekocht hebben dewijl het hem veel
gemakkelijker zou geweest zijn een in
Vlaanderen te doen maken? Was een
houten beeld verders eene gift eenen zoo
rijken koopman weerdig, en zouden de
inwoners van Lede het met een zoo groot
gevolg tot ver boven Brussel ingehaald
hebben had dit door geene goddelijke in
geving plaats gehad Neen Maria heeft
getoond dat zij daar bijzonderlijk onder
den naam en titel van oen Nood Cods of
bedrurite Moeder wilde geëerd worden.
Ook zijn er ontelbare wonderen op die
plaats gebeurd en de geschiedenis van
net mirakuleus beeld van Lede behelst
het verhaal van meer dan 93 wonderda
den door Maria's tusschenkomst te Lede
oekomen. Wij vergenoegen ons met er
drie hier aan te stippen.
Ten jare 1656, zat Anna Christina, oud
1 jaren, dochtertje van Gillis Van den
.ibeele, prokureur der stad Aalst, op
eenen wagen met drie peerden bespan
nen en met zakken graan hoog geladen
In de Nieuwstraat te Aalst viel het kind
van het rijtuig en het achterste wiel liep
Jwers over hare borst. Anna lag daar
over dood, terwijl de verschrikte vader
gedurig riep op O. L. V. van Lede, om
jjn kind te redden.
Het dochtertje wierd huiswaarts ge
dragen en door bevel der heelmeesters
in een schaapsvel genaaid. Des nachts
wilde het kind opstaan, het sprak, men
deed het schaapsvel af en men vond
geene wonde, noch kneuzing meer. De
vader deed te Lede eene plechtige mis
van dankbaarheid zingen en tot eeuwige
gedachtenis eene schilderij in de kerk
hangen.
Andries Nicolas, geboortig van Co-
penhage, in Denemarken, kanonnier ten
dienste van den hertog van Parma,
wierd, aan de brug, bij Calloo, over de
Schelde geslagen, door liet springen der
brandschepen uit Antwerpen tegen de
brug losgelaten, zeer hoog in de lucht
geslingerd. Zijne ledematen a wren ge
broken en zijne aderen geborsten, zoo
danig dat hij te Dendermonde gansch
kreupel bleef liggen. Acht jaren lang
beeft de heer Pastoor-Deken Jacob Yan
Ier Meeren. hem het H. Sakrament te
buis gebracht. Eindelijk, uitgeput van
geldmiddelen en door de geneesheeren
verlaten, doet hij zich met veel betrou
wen en godvruchtigheid naar Lede voe-
•en, op H. Drievuldigheids Zondag, ten
jare 1593.
Denzelfden dag als hij gekomen was
lot Appels om huiswaarts te keeren,
oelde hij zich zoo kloek en gezond, dat
bij van den wagen sprong en te voet
jaar Dendermonde ging, tot groote ver
wondering van geheel de stad. Hij leef
de nog zeven jaren en kwam dikwijls
zijne weldoenster te Lede bedanken.
In het jaar 1636, woonde juffrouw Ma-
ia Zannequin, dochter van den heer Van
Iupschote, in de kostschool der Rijke
Jaren, te Geeraardsbergen. Dit twaalf-
arig kind werd door eene zware ziekte
overvallen, uit welke het lam bleef, zoo-
anig dat het geen been kon verzetten.
Je vermaardste geneesheeren van Aalst
-n Geeraardsbergen, na meer dan een
jaar lang al de middelen der kunst be
proefd te hebben, en niettegenstaande
'naren toestand te hebben zien verslech
ten, verklaarden eindelijk dat zij onge-
aeesbaar was en verlieten ze als dusda-
jig.
Alsdan wendde zich de zieke tot O. L.
\r. van Lede. Zij verkoos den feestdag
van de Onbevlekte Ontvangenis, 8 De
cember, om hare genezing af te smee-
ken. Eene gift werd naar Lede gebracht,
ene solemneele Mis gezongen en al de
jonge dochters der gemeente kwamen
hunne gebeden vereenigen met die der
liuisgenooten. Juffrouw Maria werd door
mster Clara uit haar bed genomen en
naar de kerk gedragen, om met al hare
gezellen ter H. Tafel te naderen. Om
'.O ure voormiddag, terwijl gansch de
stoet de litanie van O. L. Y. zong, ge
voelde zij zich beter, en volherdende in
'iet gebed, is zij 's avonds om zeven ure
reheel en gansch genezen opgestaan,
;oodanig dat zij overal konde gaan zon-
ler hulp en zonder moeite. Later werd
zij kloosternon in de abdij van Hemels-
dael, te Dismude, volgens de belofte die
rij na de H. Communie te Lede gedaan
had.
Al die wonderen, lieve lezers, zijn op
de statigste wijze bevestigd door ernsti
ge ooggetuigen, en kunnen in geenen
twijfel getrokken worden.
Ziedaar, wat Maria doet, wat zij altijd
gedaan heeft voor dezen die haar met be
trouwen eeren en aanroepen op die
olaatsen waar zij getoond heeft dat zij
bijzonderlijk wil aanroepen worden. Die
bedevaarten groeien gedurig aan en ge
tuigen van het geloof onzer bevolking.
(Voor de Ouders.)
Englen reikten neer van boven,
IN aar de wieg der lieve spruit
t Is ons kindje riepen we uit.
De Englen wilden 't. niet gelooven,
t Is geen knaapje (dachten zij),
Is een engel, zooals wij.
ruchteloos was de kreet der moeder,
Vruchteloos was des vaders beê
De Englen voerden 't wichtje rneê,
Als een weêrgevonden broeder
Droegen 't uit dit lage stof
Naar d' ontstolen hemelhof.
Welkom juichten duizend toonen; 1
Welkom broederklonk het lie|,
Daar omlaag behoort gij niet
I11 den Hemel moet gij wonen
't Is daar ginder naar en bang
Hier is 't vreugde levenslang.
Maar wij voelden 't hart verscheuren l<
Och, wij minden 't kind zoo zeer
Lieve jongen zie eens neer
Zie, hoe droef' uw ouders treuren «j
Schoon gij 't goed hebt, daar omhoo a
Traan op traan ontrolt ons oog.
AJs wij 't ochtenduur zien dagen,
Slaan wij de armen naar u uit.
Eer de slaap onze oogen sluit
Willen we u een nachtkus vragen, ju
s Ochtends, 's avonds, vroeg en sp d
Schreit ons minnend hart u na. (d
Doch, zoo 't waar is wat wij hopen?.
Zoo ge in hooger kringen vondt,
Wat niet wast op lager grond?....
Och, schuif eens de voorhang open
Zagen we eens toch eens het maar
Hoe gij klapwiekt, hoe en waar.
Doch verboden is 't aanschouwen
Yan het heerlijk hemelhof.
Niets vermogen we in het stof
Ban gelooven en vertrouwen
Geef dan de oudren in hun smart,
Godtoch een geloovig hart.
lu
E
x
EENE VEETELLING
(Vervolg en slot.)
II.
Heer Langman had zich op reis beg_
ven. Men kende den dag zijner teru
Romst. Eenige dagen daarvoor werd
aan verscheidene lamiliën der stad kar
ten van den volgenden inhoud gt
Op de eene zijde las men
Emma Manlang van K
Frans Langman van G
D
op de andere
Wij noodigen u vriendelijk uit, o°!
ze verloving, welke op den 13 dezer s5
plaats grijpen, met uwe tegenwoordi k
neid te vereeren. Men zal in de voorzi
der Casino vegaderen.
Dat maakte gerucht in de stad. M
wist, dat Langman naar-K.... gerei
was, en daar iiad hij waarschijnlijk,
m plaats van eene knappe dochter ond 7A
le mooie meisjes zijner stad te verk
^en eene naar wensch gevonden
zoo het scheen, was dit lief kind nog
rijkelijk met de zoo onontbeerlijke sch
ven bedeeld, en des alleszins lief.
De veertigjarige Emilie N... was ijlIZ<
rig op hare kamer aan haar toilet bezi
zdj was juist onledig zich met een pa
valse he krullen op te tooien, als er n
al fel op de deur geklopt wrrdt. R nF
werpt zij de krullen in eene kast, 1
haastig eene muts op, en binnei IS(
roept zij. Daar stormt freule Tuinms
eene harer vriendinnen, bleek en 01
roerd in het vertrek. Deze geleek hai ,~T
vriendin onder vele opzichten. Zij tel
veertig jaren, en zocht haar ook dcfü
kunstmatige kairlokken te verjongen
Hebt gij reeds dat schrikkeli
nieuws vernomen, mijne dierbare Ei
lie? ju'
Waarvan spreek gij, mijne bes }n
vroeg juffrouw Emilie, gij ziet er gans -p
ontsteld uit, ik bid u, bedaar.
Ach ik kan mij niet bedaren,
ik ongelukkige, o, de ongetrouwe
E11 dan wil men nog van de goede trol e n
der mannen rammelen, en noemt m
de arme vrouwen valscli o het is ijl n
liJk! -
Maar wat hebt gij toch, mijne bh
te, ik bid u, spreek.
O ik ongelukkige, ik ongeluk Lj
ge Denk eens, Arthur Langman woo M.(
rechtover mijne kamer, ik zit gewo< rje
lijk aan 't venster te borduren, of i
anders te doen, en dan ziet hij mij. Ie(
morgen, als ik aan 't venster verschi
groet hij mij, gelijk dit meermaals e-J
den loop des dags gebeurt, als onze bli
ken toevallig elkander ontmoeten. So
tijds stond hij ook achter de gordijn, ?a
beloerde mij met zijnen verrekijker. ai
merkte het wel, maar deed alsof ik 1 CeJ
niet zag. Zoo hadden wij eenige betrf 1
kingen met, elkander ik geloofde zi r^'
liefde oprecht, en mijns inziens,,wach m
hij slechts eene gunstige gelegenheid <K
•m -.ich te verklaren. Sedert eenigen t 'ee
verscheen hij niet meer aan het vensti
hij was op reis, zoo ik hoorde*. Hed r e\
mtvang ik deze kaart, ach, deze kaa
die mii al mijne geluksdroomen 0
rukt. (Hierop vertoonde zij de uitnoo