De Vergiffenis van den Monnik HET WOrHBEHD VAN O, L, VROUW VAN LEDE Op ds dood van een kindje De grootste gek (48"tc Vervolg.) En heeft de booswicht zich nooit verraden? vroeg Alonzo op doffen toon. Neeh, antwoordde Miguël, en toch heb ik een vreeselijk bewijs. Spreek, spreek, zegde Alonzo, ter wijl hij de handen van Miguël greep. Op zekeren avond ontstond er in eene herberg vol drinkebroers, zeelieden en kladschilders, een twist over eene nie tige zaak. Het gold de vraag, of het haar der Venetiaansche dames, als het met dat 100de kleursel, dat bij haar zoo in trek is, geverfd was, even schoone schakeeringen van licht en bruin bij het schilderen opleverde, als het haar dat zijn natuurlijke tint behouden had. De eenen hielden staande, dat de weerkaat sing hetzelfde was, anderen beweerden liet tegendeel. Toen men Lello's gevoe len vroeg, glimlachte hij en antwoordde met eene wonderlijke gelaatsuitdruk king Ik heb nergens schooner haren ge zien. dan in Spanje. Toen- begon het geschreeuw en ge krakeel opnieuw ieder hield zijne be- weering staande, totdat eindelijk Lello tot het uiterste gedreven, een zakje uit zijn wambuis rukte en er een lok blauw achtig zwart haar uit te voorschijn haal de.... O meester, meester! de vrouw, die gij verloren hebt, had alleen zulke bui tengewoon lange en onbeschrijfelijk schoon getinte haren. Terwijl de jongelieden naderbij tra den, om het te zien, kwam ik evenals zij naar voren; ik had een fluweelen masker voor, en durfde Lello tarten mij te her kennen. Ik nam de zwarte lok in de hand, en terwijl ik mijne vingers ver schrikt terugtrok, zegde ik op een toon van ongeveinsde aandoening Deze haren zijn van eene doode af komstig. Lello Lelli ging eene huivering dooi de leden, die mij niet ontging. Vervolgens vestigde ik mijne oogen, die door de gaten ven het masker heen- flikkerden, op bem en voegde er bij Deze vrouw is vermoord Een kreet 'van afgrijzen ging uit de omstaanders op. Dat is een too venaar zegde deze. Het is de duivelzegde gene. In alle geval beschouw ik zijne uit drukking als eene beleediging, zegde Lello, terwijl hij de hand aan zijnen de gen bracht. Ik heb echter nog niet gezegd, dat gij den mooi denaar waarthernam ik. En op mijne beurt trok ik den de- ffen. Alweer? vroeg Alonzo. Ach, meester, toen waart gij daar niet om het tweegevecht te voorkomen... en toch. al waart gij er bij geweest, twijfel ik toch, ondanks de achting die gij mij inboezemt, of gij genoeg invloed op mij uitgeoefend zoudt hebben, om dat uitwerksel mijner gramschap, hetwelk op dat oogenblik eene daad van gerech tigheid was, te beletten. Alonzo C'ano was doodbleek gewor den En toen, en toen? zegde hij. Wij stonden gewapend. Eerst wilde ik Lello dat bloedige woord naar het hoofd werpen: Gij zijt die man en wellicht ware hij door den bliksem getroffen geweest, gelijk David, toen de profeet Nathan hem zijne dub bele misdaad verweet. Lello Lelli, van zijnen kant, scheen van ongeduld ver- teerd, om te weten, wat mijne woorden geheimzinnigs en dreigends inhielden. Hij duidde het mij niet vragen het een voudigste was mij te dooden, ten einde zich van mijne stilzwijgendheid te ver zekeren, indien ik argwaan koesterde in geval ik slechts op het toeval af ge sproken had, telde een leven meer of minder zoo weinig in Lello's schatting, dat hij mij zonder bezwaar bij de lijst zijner slachtoffers gevoegd zou hebben. Wat mij aangaat, ik dacht er niet aan hem te dooden. Wat ik wilde, was zijn leven in mijne hand, zijn leven ter mij ner beschikking, aan mijne genade over gelaten Ik wilde hem den voet op den strot zetten. Wat zou ik er aan gehad hebben, zoo ik hem in het tweegevecht overwonnen, hem de borst doorboord had en hem sprakeloos op den grond liet lig gen Gij zoudt er niet minder om onder eene beschuldiging gebleven zijn, die voor u eene langzame pijniging is. Ik moest hem dus laten leven. Evenwel wilde ik hem het spel doen winnen, of hem ten minste de kans bezorgen, het niet te verlizen. Wilt gij mij die lok haar afstaan vroeg ik hem. Nooit, antwoordde hij. Zijt gij dan bang? hernam ik. Waarvoor? vroeg hij brutaal. Hoor eens, zegde ik hem. Toen ik Spanje verliet, kwam ik door Frank rijk, en in Frankrijk houdt men van too- venaars.... Te Parijs, waar ik woonde, verklaarde een man, die in dergelijke kwade praktijken volleerd was, en zijne geheimen van zijne moeder geërfd had, die terecht wegens tooverij verbrand ge- weest was. aan een kameraad van mij, die nieuwsgierig was naar zulke zaken, voor welke ik grooten schrik koester, dat, zoo hij slechts een lok haar. had van een dood of levend persoon, hij daaruit diens levensgeschiedenis geheel kon op maken Het levensvocht dat met de ze nuwen en het bloed in betrekking staat, bevindt zich nog in de haarbuisjes, zelfs al is de persoon, wien het haar toebe hoort heeft, sinds lang overledenIk weet niet waarom, maar die blauwzwarte haarlok prikkelt mijne nieuwsgierigheid grootelijks.... Sta mij haar af, opdat ik die gril kan voldoen, of geloof dat ik met den punt van dezen degen uwe borst zal zoeken, om hem daaruit te trekken. Lello Lelli stak het zakje weer in zijn buis en zegde Geef acht Ik hief den degen bij wijze van groet omhoog en zegde op ernstigen toon Ik beroep mij op u, Mercedes De tijd om de degens te kruisen werd mij niet gegund, Lello viel mij aan, en slechts aan een snellen achter- waartschen sprong had ik het te danken, dat ik niet doorboord werd. Gij begrijpt dat na zulk eene inlei ding de worsteling slechts een strijd op leven en dood kon zijn. u Wat ik tot Lello gezegd had, was volkomen waar. Ik streed om Mercedes, om die vrouw welke uwe eer met zich in het graf genomen heeftIk be zwoer haar mij te ondersteunen, daar mijne zaak heilig was... Rond ons had zich eene groote kring gevormd. Men raadde eenigszins dat het een veel ernstiger en vreeselijker zaak gold, dan een eenvoudige haarlok. Ik gevoelde mij sterk door eene buitenge wone kracht. Toen het eerste oogenblik van verrassing voorbij was, beantwoord de ik de aanvallen van Lelli met even veel behendigheid, maar met grootere bedaardheid. Zijne wijze van vechten geleek op die van een struikroover. Hij leed, om mij te bereiken, sprongen als ie van een tijger, en knarsetandde van voede. Zijn degen glinsterde als de blik sem. Ik bleef, ondanks mijn inwendigen ingst, schijnbaar bedaard. Een verzuim an eenige sekonden, en ik ware verlo- •?n geweestMijne oogen schenen aan le zijne gekluiserd.... De woede steeg ïem naar het hoofd, en purperde zijn voorhoofd. Hij kreeg dat gevoel, dat voor eiken duëllist zoo gevaarlijk is, namelijk de haast om er een einde aan te maken. De nieuwsgierigen vereerden mij net eene zichtbare deelneming mis schien vonden zij, dat ik meer dan eene beleediging wreekte. Intusschen was de kring der toe schouwers langzamerhand grooter ge worden. Zij, die er bij kwamen, geleken niet oii de oude klanten der herberg. De dikken, die zij op mij wierpen, waren i Hes behalve geruststellend ik giste hit Lello onder hen evenveel vrienden \ls medeplichtigen telde. Eensklaps viel, door eene plotselin ge beweging, die Lello Lelli maakte, iet lederen zakje dat in zijne borst ver- lorgen was, op den grond; ik wierp er uiij op, en terwijl ik den voet op de een voudige haarlok zette, die in mijne schatting een overtuigend bewijs is, strekte mijn arm zich verder uit dan ik lacht, en mijn degen scheurde het deed van Lello Lelli open. Ik trok er hem geheel rood uit te- rug. Lello tuimelde op den grond. De eerste beweging der nieuwge- Komenen, wier onheilspellend voorko men ik waargenomen had, was, mij op .Ireigende wijze te omsingelen. De getuigen van den strijd wapen den zich nu op hunne beurt., terwijl de waard en zijne knechts den gewonde in wien niemand belang scheen te stellen, wegdroegen. Van beide zijden wapende men zich in allerijl, toen gelukkig een hijgende kreet zich deed hooren De policie Ik liep toen naar Lello's bed. Een monnik was mij daar reeds voor. Een roodachtig schuim bruiste op Je lippen van den booswicht hij scheen ternauwernood adem te halen, en een doordringend gerochel rees uit zijne borst op. De monnik zag mij gestreng aan, en zegde: Hier is uwe plaats niet. Vergeef mij, antwoordde ik hem, maar ik wenschte te weten... Of hij u vergeeft? Neen hij behoort niet tot dege- uen, die vergeven of vergeten ik be geerde te weten, of hij bekennen zal. Wat bekennen? Zijne misdaad Dat is Gods geheim, mijn zoon. En het geheim des doods, ant woordde ik. Gij wilt toch niet?.... Ik zal hem niet verlaten. Tot hij geneest Of hij geneest of dat hij sterft... En als uw gezicht zijne gram schap opwekt en hem belet een berouw te verwekken Hij kan geen berouw verwek ken zonder te bekennen. Wat bekennen? Eene misdaad, zeg ik u, eene misdaad, waarvoor een ander met den lood bedreigd en verbannen is. Hebt gij dan bewijzen voor de schuld van dien man? Ik heb er reeds één. Thans toonde ik mijn haarlok, en voegde erbij Als hij ijlt, zal ik andere bewij zen krijgen, en gij moet er met mij naar luisteren. d De oude monnik stond op. Ik zweer voor God, zegde hij, dat ik mij van dit oogenblik als den biecht- ader van dezen man beschouw. Slechts mijne ziel en mijn hart als priester zul len voor zijne bekentenissen, voor zijne 'aatste mecledeelingen geopend zijn, en k bezweer u, u van deze legerstede te verwijderen. (Wordt voortgezet.) O. L. V. aer Ziehier hoe Joannes Gillemans, regu lier kanonik, de geschiedenis verhaalt van het wonderbeeld van O. L. V. van Lede. Eertijds, zegt de schrijver, was er in Je parochie van Lede, bij Aalst, een ar me jongeling met naam Mattheus Yan Neste, die zich tot de studie had bege ven maar ziende dat zijne ouders ter oorzake van hunnen geringen welstand hem niet konden laten volkerden, heeft aij zijn vaderland verlaten en zich naar beulen begeven, alwaar hij bij een rij ken koopman in kostelijke gesteenten dienst nam. Daar, zoo om zijne goede aianieren als 0111 zijne getrouwheid, wierd hij van zijnen meester, meeste- i-esse en gansch hunne familie zeer ge acht en bemind. Zoo ver ging de hoogachting dat de vader des huisgezins door eene zware dekte overvallen, op zijn sterfbed zijne huisvrouw bij zich liet roepen en haar mder andere zalige vermaningen zegde Mijne lieve echtgenoote, ik bidde ?n vermane u van nooit eenen anderen man te nemen, tenzij dezen jongeling dien ik bemin en die u^allervoordeeligst zal zijn. De man stierf en zijne vrouw is op be kwamen tijd met den Leedschen jonge ling in den echt getreden. Deze zette voorspoedig den koophan del voort en wierd een overvloedig rijk man. Zijn vaderland indachtig wezende meende hij een geschenk naar zijne ge boorteplaats te moeten zenden ter ge dachtenis zijns geluks. Dewijl hij langs de rivier den Rhijn, Jie voor Keulen stroomt, dit ontwerp in ach zeiven koesterde, ontwaarde hij eensklaps een allerschoonste beeld van Maria. De bedrukte Moeder Gods houdt jp haren schoot het droevig afbeeldsel van het dood lichaam van Jezus van het kruis af gedaan. Aanstonds, als dijor eene goddelijke ingeving aangespoord, koopt hij dit beeld, doet het in eene kas sluiten en zend het met eenen brief naar Lede. Zoohaast de tijding van die gift te Lede toekwam, hebben de inwoners der parochie zich spoedig met wagens en peerden op weg begeven om die kostbare gift in te halen. Wanneer zij huiswaarts keerden ontmoetten zij boven Brussel eenen krijgsoverste met peerdevolk. De peerden zich wederzijds toenaderende, zoo gebeurde het door Gods toelatting dat een peerd van den wagen op welken het beeld gevoerd wierd achteruit sloeg en het been van den knecht des oversten wondde. Deze werd hier door woedend gemaakt. Hij randde den vreedzamen stoet aan en dreigde den wagen omver te werpen. Hij sloeg de kas open en met zijnen degen wilde hij het H. Beeld in stukken houwen. Doch eensklaps werd ;ijnen arm lam, stijf en be weegloos. Hij kon hem noch intrekken, noch uitste ken. Gevoelig getroffen en bedaard werpt hij zich op zijne knieën, smeekend om vergiffenis. Hij gebied dan aan de goede lieden van Lede niet alleenlijk van voort te rijden, maar daarbij nog vergezelt hij den stoet met al zijne ruiters om Maria te eerbiedigen. Alzoo komt men plechtig te Lede aan. Al het volk wierpt zich dan godvruch tig op zijne knieën, bidt Maria en den arm des krijgsmans wordt slap gelijk te voren. Deze vol dankbaarheid vertrekt genezen. Deze daadzaak had plaats op 4 Mei 1414. Met groote blijdschap en innigen eerbied werd het beeld in de kerk ge plaatst waar het thans, niettegenstaande ie wisselvallige omstandigheden dei- eeuwen, nog berustende is. Yan dien tijd af is het er met grooten toeloop van volk en tot troos en baat van velen verheer lijkt geworden. Gods wil is immers ge weest dat het daar zou geplaatst en be mind worden waar het gezonden was door eene goddelijke ingeving. Waarom anders zou Van Neste een Duitsch beeld aangekocht hebben dewijl het hem veel gemakkelijker zou geweest zijn een in Vlaanderen te doen maken? Was een houten beeld verders eene gift eenen zoo rijken koopman weerdig, en zouden de inwoners van Lede het met een zoo groot gevolg tot ver boven Brussel ingehaald hebben had dit door geene goddelijke in geving plaats gehad Neen Maria heeft getoond dat zij daar bijzonderlijk onder den naam en titel van oen Nood Cods of bedrurite Moeder wilde geëerd worden. Ook zijn er ontelbare wonderen op die plaats gebeurd en de geschiedenis van net mirakuleus beeld van Lede behelst het verhaal van meer dan 93 wonderda den door Maria's tusschenkomst te Lede oekomen. Wij vergenoegen ons met er drie hier aan te stippen. Ten jare 1656, zat Anna Christina, oud 1 jaren, dochtertje van Gillis Van den .ibeele, prokureur der stad Aalst, op eenen wagen met drie peerden bespan nen en met zakken graan hoog geladen In de Nieuwstraat te Aalst viel het kind van het rijtuig en het achterste wiel liep Jwers over hare borst. Anna lag daar over dood, terwijl de verschrikte vader gedurig riep op O. L. V. van Lede, om jjn kind te redden. Het dochtertje wierd huiswaarts ge dragen en door bevel der heelmeesters in een schaapsvel genaaid. Des nachts wilde het kind opstaan, het sprak, men deed het schaapsvel af en men vond geene wonde, noch kneuzing meer. De vader deed te Lede eene plechtige mis van dankbaarheid zingen en tot eeuwige gedachtenis eene schilderij in de kerk hangen. Andries Nicolas, geboortig van Co- penhage, in Denemarken, kanonnier ten dienste van den hertog van Parma, wierd, aan de brug, bij Calloo, over de Schelde geslagen, door liet springen der brandschepen uit Antwerpen tegen de brug losgelaten, zeer hoog in de lucht geslingerd. Zijne ledematen a wren ge broken en zijne aderen geborsten, zoo danig dat hij te Dendermonde gansch kreupel bleef liggen. Acht jaren lang beeft de heer Pastoor-Deken Jacob Yan Ier Meeren. hem het H. Sakrament te buis gebracht. Eindelijk, uitgeput van geldmiddelen en door de geneesheeren verlaten, doet hij zich met veel betrou wen en godvruchtigheid naar Lede voe- •en, op H. Drievuldigheids Zondag, ten jare 1593. Denzelfden dag als hij gekomen was lot Appels om huiswaarts te keeren, oelde hij zich zoo kloek en gezond, dat bij van den wagen sprong en te voet jaar Dendermonde ging, tot groote ver wondering van geheel de stad. Hij leef de nog zeven jaren en kwam dikwijls zijne weldoenster te Lede bedanken. In het jaar 1636, woonde juffrouw Ma- ia Zannequin, dochter van den heer Van Iupschote, in de kostschool der Rijke Jaren, te Geeraardsbergen. Dit twaalf- arig kind werd door eene zware ziekte overvallen, uit welke het lam bleef, zoo- anig dat het geen been kon verzetten. Je vermaardste geneesheeren van Aalst -n Geeraardsbergen, na meer dan een jaar lang al de middelen der kunst be proefd te hebben, en niettegenstaande 'naren toestand te hebben zien verslech ten, verklaarden eindelijk dat zij onge- aeesbaar was en verlieten ze als dusda- jig. Alsdan wendde zich de zieke tot O. L. \r. van Lede. Zij verkoos den feestdag van de Onbevlekte Ontvangenis, 8 De cember, om hare genezing af te smee- ken. Eene gift werd naar Lede gebracht, ene solemneele Mis gezongen en al de jonge dochters der gemeente kwamen hunne gebeden vereenigen met die der liuisgenooten. Juffrouw Maria werd door mster Clara uit haar bed genomen en naar de kerk gedragen, om met al hare gezellen ter H. Tafel te naderen. Om '.O ure voormiddag, terwijl gansch de stoet de litanie van O. L. Y. zong, ge voelde zij zich beter, en volherdende in 'iet gebed, is zij 's avonds om zeven ure reheel en gansch genezen opgestaan, ;oodanig dat zij overal konde gaan zon- ler hulp en zonder moeite. Later werd zij kloosternon in de abdij van Hemels- dael, te Dismude, volgens de belofte die rij na de H. Communie te Lede gedaan had. Al die wonderen, lieve lezers, zijn op de statigste wijze bevestigd door ernsti ge ooggetuigen, en kunnen in geenen twijfel getrokken worden. Ziedaar, wat Maria doet, wat zij altijd gedaan heeft voor dezen die haar met be trouwen eeren en aanroepen op die olaatsen waar zij getoond heeft dat zij bijzonderlijk wil aanroepen worden. Die bedevaarten groeien gedurig aan en ge tuigen van het geloof onzer bevolking. (Voor de Ouders.) Englen reikten neer van boven, IN aar de wieg der lieve spruit t Is ons kindje riepen we uit. De Englen wilden 't. niet gelooven, t Is geen knaapje (dachten zij), Is een engel, zooals wij. ruchteloos was de kreet der moeder, Vruchteloos was des vaders beê De Englen voerden 't wichtje rneê, Als een weêrgevonden broeder Droegen 't uit dit lage stof Naar d' ontstolen hemelhof. Welkom juichten duizend toonen; 1 Welkom broederklonk het lie|, Daar omlaag behoort gij niet I11 den Hemel moet gij wonen 't Is daar ginder naar en bang Hier is 't vreugde levenslang. Maar wij voelden 't hart verscheuren l< Och, wij minden 't kind zoo zeer Lieve jongen zie eens neer Zie, hoe droef' uw ouders treuren «j Schoon gij 't goed hebt, daar omhoo a Traan op traan ontrolt ons oog. AJs wij 't ochtenduur zien dagen, Slaan wij de armen naar u uit. Eer de slaap onze oogen sluit Willen we u een nachtkus vragen, ju s Ochtends, 's avonds, vroeg en sp d Schreit ons minnend hart u na. (d Doch, zoo 't waar is wat wij hopen?. Zoo ge in hooger kringen vondt, Wat niet wast op lager grond?.... Och, schuif eens de voorhang open Zagen we eens toch eens het maar Hoe gij klapwiekt, hoe en waar. Doch verboden is 't aanschouwen Yan het heerlijk hemelhof. Niets vermogen we in het stof Ban gelooven en vertrouwen Geef dan de oudren in hun smart, Godtoch een geloovig hart. lu E x EENE VEETELLING (Vervolg en slot.) II. Heer Langman had zich op reis beg_ ven. Men kende den dag zijner teru Romst. Eenige dagen daarvoor werd aan verscheidene lamiliën der stad kar ten van den volgenden inhoud gt Op de eene zijde las men Emma Manlang van K Frans Langman van G D op de andere Wij noodigen u vriendelijk uit, o°! ze verloving, welke op den 13 dezer s5 plaats grijpen, met uwe tegenwoordi k neid te vereeren. Men zal in de voorzi der Casino vegaderen. Dat maakte gerucht in de stad. M wist, dat Langman naar-K.... gerei was, en daar iiad hij waarschijnlijk, m plaats van eene knappe dochter ond 7A le mooie meisjes zijner stad te verk ^en eene naar wensch gevonden zoo het scheen, was dit lief kind nog rijkelijk met de zoo onontbeerlijke sch ven bedeeld, en des alleszins lief. De veertigjarige Emilie N... was ijlIZ< rig op hare kamer aan haar toilet bezi zdj was juist onledig zich met een pa valse he krullen op te tooien, als er n al fel op de deur geklopt wrrdt. R nF werpt zij de krullen in eene kast, 1 haastig eene muts op, en binnei IS( roept zij. Daar stormt freule Tuinms eene harer vriendinnen, bleek en 01 roerd in het vertrek. Deze geleek hai ,~T vriendin onder vele opzichten. Zij tel veertig jaren, en zocht haar ook dcfü kunstmatige kairlokken te verjongen Hebt gij reeds dat schrikkeli nieuws vernomen, mijne dierbare Ei lie? ju' Waarvan spreek gij, mijne bes }n vroeg juffrouw Emilie, gij ziet er gans -p ontsteld uit, ik bid u, bedaar. Ach ik kan mij niet bedaren, ik ongelukkige, o, de ongetrouwe E11 dan wil men nog van de goede trol e n der mannen rammelen, en noemt m de arme vrouwen valscli o het is ijl n liJk! - Maar wat hebt gij toch, mijne bh te, ik bid u, spreek. O ik ongelukkige, ik ongeluk Lj ge Denk eens, Arthur Langman woo M.( rechtover mijne kamer, ik zit gewo< rje lijk aan 't venster te borduren, of i anders te doen, en dan ziet hij mij. Ie( morgen, als ik aan 't venster verschi groet hij mij, gelijk dit meermaals e-J den loop des dags gebeurt, als onze bli ken toevallig elkander ontmoeten. So tijds stond hij ook achter de gordijn, ?a beloerde mij met zijnen verrekijker. ai merkte het wel, maar deed alsof ik 1 CeJ niet zag. Zoo hadden wij eenige betrf 1 kingen met, elkander ik geloofde zi r^' liefde oprecht, en mijns inziens,,wach m hij slechts eene gunstige gelegenheid <K •m -.ich te verklaren. Sedert eenigen t 'ee verscheen hij niet meer aan het vensti hij was op reis, zoo ik hoorde*. Hed r e\ mtvang ik deze kaart, ach, deze kaa die mii al mijne geluksdroomen 0 rukt. (Hierop vertoonde zij de uitnoo

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Volksstem | 1914 | | pagina 2