Een kleine fox-terrier. EEN GROOT VADERLANDER Bij een beekje Uit het leven van Keizer Karei ALLERLEI VERLOREN I in ij M siniir- Dit was liet begin tel ijk lijden YF.RjJ)RENop 10'" iIimt maand, een kleine fox-ten ielmet breeden halsband en '1 puntje van den staart af geknipt. Antv ooidi ml op den naam van Jack. De eerlijke n'ndei /al 10 frank belooning outiangen van -I. 11. ijuill. Achterweg, nr 8-1 l)e:.c aankondig ng bad ik gezet in de ii Dagelijksche Flip-flap om mijn beestje, waaraan ik zeei gehecht was, en die van mij was weggeloopon, terug te krijgen. De Flip-flap moet men weten, is een morgenblad, dat om 5 ure 's morgens ter pers gaat, en dan in de stad wordt rondgebracht. Om half zeven werd ik wakker door een ijselijk gebel aan de voordeur. Ik stond op en opende het raam. lluiten, in het tuintje voor mijn huis stond een man met een dikken, grooten trekhond aan eene koord. Hij keek en riep Hei daar! Ziit gij de vent die een bond kwi jt ziit -Ta. zei ik. Zoo. dan breng ik hein hier. zei de man. Ik trachtte hem aan ziin verstand te brengen, dat mijn bond een fox-terrier was. terwijl de zijne er naar uitzag als een hobbelpaard, of een stuk hout op vier staken. Zoo, dus ge zoudt dezen niet willen koopen Ik zou hem niet voor cadeau wil len. zei ik. En trek er nu maar algauw van door, of ik roep de policie. Xu. ik zie al dat ge er niet veel ver stand van hebt. Ge kunt geenen goeden hond op 't gezicht onderscheiden, man netje. Onge-Aeei een half uur later werd er weer gebeld. Ik ging naar beneden. Daar was een man niet zes honden, alle maal verschillend. W-w-w-welke van deze is 't, ni-ni- m-mijnheer? zei de vent, terwijl hij stotterde alsof hij over <le kleinste let tergreep zijn hals breken moest. Geen enkele G-g-ge hebt toch ge-s-schieven, dat hij J-Tak heette, niet waar? -la, dat heb ik. W-w-wenul dan, en wat z-z-zegt ge hiervan zei de man, en li ij schreeuw de Jack en alle zes de honden gin gen te keer en kwispelden dat het een liefhebberij was. Maar man, denkt ge dan dat ik alle zes die honden nemén zal, omdat ze naai den naam van Jack luisteren Ik houd er geen menagerie op na. M-m-m-maar zult ge er dan niet e-e-één nemen Ik dank u wel hartelijk Xu. dan z-z-zult gij er geen heb ben ook. ik z-z-zou u zelfs g-g-geen fatsoenlijken hond! durven toevertrou wen En de zes diertjes gingen met den man het hek uit, en de straat op. Ik was nog niet goed en wel in huis of ei werd weer gebeld. Een schorre vent met een leelijken schurftaehtigen hond. Ge kondigt een verloren hond aan, geloof ik? Ik heb deze opgepakt in de buurt, met veel moeite. Een mooie hond, meneer Ja, maar de mijne is het niet. Deze ziet er niet te best uit. ITij lijkt me te etherisch voor (leze wereld, en een beetje huidziek ook, geloof ik. In de verste verte niet. nij ver haart, dat doen alle honden om dezen tijd van het jaar. Xu meneer, kijkt maar eens, en hij pakte den schurftigen hond in zijn nek echt ras: luj zou een millioen wilde katten staan, en te pak ken nemen ook Geen betere iioiul als deze. Geef op, uw tien franks mijnheer! Kunt ge begrijpen: ik heb hem niet noodig, vriend. Welnu, neem hem dan voor vijf frank. Ik zeg dat ik hem niet hebben wil. Xu, doe bet dan niet. zei de man, en hij joeg het beest door mijn tuintje heen, over mijn bloempark, dat hij ruï neerde, tegen een grooten pot op een standaard, die naar beneden en in stuk ken viel, en zoo ging hij de straat op. Op het zelfde oogenblik kwam er een dikke landlooper in. met een bull-dog;. die absoluut geen staart had. Als de landlooper tegen den hond sprak, be woog er nog een heel klein stompje heen en weer, dat ge er akelig van werd om het te zien. Ik kom uw hond terug brengen, zei de vent. Vriendje, zei ik, dat is mijn bond niet. Het is uw hond wel. Het is hem niet! Zeg ik niet, dat het hem wel is? Hebt «ij niet geschreven dat het puntje van zijn staart er af was? Wel. kijk eens naar dien hond Xu. ik wil hem niet hebben, hoort Ik geloof dat ge me voor den gek houdt. Geef uw beloofde tien frank, en houd uw beest. Ik zal de policie er bij halen als ge niet aanstonds uit mijn tuin gaat. Hoor eens. geef me één frank, en ik neem de hond terug meê. Kerel, wilt ge gaan En ik greep den vent bij zijn arm en deed met de andere hand het ijzeren hek van den tuiii open. Wilt ge me loslaten, riep de schurk en hij schreeuwde Bob, pak hem De hond vloog naar' mijn strot, gooide ine omver, en beet eene flinke la]) uit mijn linkerkuit. zoodat mijn broek er in fladders bij hing en in bloedde als een geslacht verken. Voor mijn leven was ik verminkt. To( n riep de moordenaar het woeden de beest heel kalmtjes terug, en ze gin gen niet hun beiden weg, terwijl de schurk bedaard eens lachte en een liedje Hooi Ik moest doodziek, naar bed, en ik deed den beelen dag mijne deur niet meer open. hoewel de bel niet stilstond. i)m een uur of vier in den namiddag keek ik nog eens uit mijn raam, en toen stond mijn tuintje vol met kerels met allerlei soorten van honden Zwarte, witte, gele, met een staart, zonder staart, puppies, foxen, terriers, pollu ters. stters, doggen, windhonden, allen bassende, jankende en blaffende, en springend en vechtend, zoodat er geene bloem meel was in mijn tuin en geen bloempot meer heel en met een lawaai nog erger dan een dierentuin op het uur van de beestenvoeding. Ik heb mijn hond nog niet. En ik heb ook geen andere noodig. Ik hoop dat ik nooit meer één enkelen hond zien zal, van nu af tot mijn stervensuur. M. PAUL DEROULÈDE, eenige dagen geleden te Nizza overleden Dinsdag hadden' te Darijs de lijk- plechtigheden plaats van M. Paul De- roulède, de grootè Jl'ranselie Vader lander. Wij hehhen medegedeeld wat zij le ven geweest is. Mgr Ariet-, bisschop van Angoulènie. zegde het nog tijdens de lijkploehtigheden een goede christene en een groote Fransclimaii. Hadden de lijkplechtighedeu geen nationaal ka rakter. toch was het eene roerende va derlandslievende betooging en zulks had Paul Déroulède ten volle verdiend. Overal in de straten langswaar de lijkstoet moet voorbijtrekken verdrong ',ich eene dichtopeengepakte menigte en vele toeschouwers weenden, hij 't voor bijtrekken van het stoffelijk overschot, van hem, die sinds IJ jaar aan 't hoofd stond van dezen die verzet aanteekenen tegen het verdrag van Frankfort, waar hij Elzas-Lorreinen aan Duitschland overging. Keg mij, heekskeu, zeg waarheen Ge onverpoosd uw schreden weert Zeg nu. wat uw murni'leud lied, Kronk'lend beekje, aan 't berte leert. Draal een luttel hij dees boord, Zie hoe schoon 't getooide veld: Hoor hoe 't lied van 't vogelijn Ons een nieuw leven meldt Xeen, ook gij gevoelt 's Scheppers aam Die ii immer verdei- drijft 't Is zijn pen, die langs den beemd F dees kronk'lend voetpad schrijft. Zóó, zoo wees Hij ons en l Het gebaande levenspoor, Dorre hei en naakten beemd: Dieede en rijke velden door. De soldaten van keizer Karei trokken van Gent naar Brugge, maar toen lagen er nog geen steenwegen; ge kent den ouden Druggeweg, hij komt over Donek door Dogaarde naar Maldegheni, en hier eens voorbij, wederom de stukken in. langs den Kattenboek naar Raven- schoot, enz. Zoo, ge kunt denken, dat Karel's sol daten nog al eens meer dronken dan het den keizer aanstond. Hadden ze dan nog maar eerlijk hunnen drank betaald, maar overal waar ze doortrokken, hie ven in 't krijt op de halken staan. Ge lijk ik zeg. dat stak keizer Karei tégen en hij was onbekend, als eenvoudige sol daat, het leger gevolgd eu onderweg had hij reeds opgemerkt hoe een zijner man schappen, een rossekop, er een handje van had om gratis te drinkeu, Zoo waren ze te Maldeghem gekomen, en keizer Karei zat op een sfaaksken van de pomp (die nu niet meer bestaat.), een teugje water te drinken, toen de rosse naar liet Steen liep, - eertijds eene vermaarde herberg, en hij Karei zijn waterkanneke zag uitdrinken. He, kameraad, waarom drinkt ge niet liever een bruintje? vroeg hij. Geen spijkers! lachte Karei, als een goede jongen. Er is geen geld noodigKom maar mede naai het Steen ik zal u de kunst leeien om ook zouder centen aan een potje bruinen te geraken. En lvarel ging met den rossen mede. Hé. Dello, een potje bier! (Dello was de naam van de weerdin, die liet Steen bewoonde). Maar Dello was ook van de domste niet: terwijl zij de kan et de twee potten op tafel zette, stak ze reeds de opene hand naar den soldenier uit. Drie stuivers! zegde Dello. Gezondheid! kameraad, antwoord de de rosse, terwijl hij zijnen pot naar omhoog- stak. Drie stuiversriep Dello nog eens en plaatste zieli ïnet (ij- vuisten in de heupen voor de tafel, M :j zijn soldaten van den keizer en wij betalen niet si «lik de rosse. En ik Ik ii de bazin uit bet Steen en ik schenk zelfs vooi den keizer niet voor niet liep Dello. Keizer Karei schoot, in een luiden lach. Zw ijg, tooverlieksriep de rosse, of 'k steek u aan mijn label. Wacht! en in een in wip had Dello de blaaspijp genomen. Baat ge betalen, ja of neen Keizer Karei kroop iet gat van den timmerman uit. De rosse dronk nog eens aan zijnen pot en trok den sabel tegen de onver saagde vrouw niet de Uanspijp. Betalen riep Delia. Ai et betalen riep de rosse. Hier., sabre de canon.... En liij sloeg zoo hard met zijnen sabel op de tafel, dat hij twintig stukken vloog. Daarop sprong hij luiten. Hoe zit het nu? Toeg keizer Ka- lel, die op den dorpel Ier berber, blijven staan. Goed, maar mijn («hel. kijk Kr bleef hem nog entel de handgreep over. .jj Wat gaat ge daifónede doen? ze zeggen dat de keizer kont inspectie bon den 't Is toch niet wtfir, zeker!... Ik zal mij wel uit den sla? weten te trek ken: ik maak er eene luuten lat aan vast of.gelijk wat. Keizer Karei zag lied nog eens goed in de oogen en Dichte iade vuist. Twee minuten later lat de rosse op tiet hel 8mii> utflmm r Mj tehuis lag. aan eene li, te snijden, die tot aller t.jd voor sa 1*1 moest dienen. Xog was hij bezig fiet schaven, toen de trompetten de aanlimst vermeldden van den keizer, die bi de markt van Maldeghem het legef in oogenschouw ging nemen. HIJ MOEST HEM EERST ZIEN STAPPEN. Een reiziger vroeg eens aan een boer, dien hij bij toeval tegenkwam, hoeveel tijd hij noodig had om te voet de nabu rige stad te bereiken. De boer bezag hem en zweeg stil. De reiziger herhaalde zijne vraag. De boer bleet nogmaals sprakeloos. Geen antwoord meer verhopende zet de heer zijnen weg voort. Doch nauwe lijks had hij een honderdtal stappen ge daan of hij hoorde den boer die liem uit al zijne krachten terug riep. Hij komt terug bij den boer, die, zon der hem den tijd te laten iets te vragen, hem dadelijk zegt Gij hebt een uur noodig om er te voet henen te gaan. Waarom hebt gij mij zulks daar straks niet gezegd, toen ik liet. u vroeg? hernam de heer. Ik had u immers nooit gezien; ik moest toch eerst weten of gij groote of kleine stappen naamt; nu heb ik het gezien en zeg u dat. ge een uur noodig hebt om er te komen. 1 te soldaten in ge- t jien houtel sabel, milderen en stond Spoedig stonden al lid, en de rosse, met z was er zoo vroeg als d manhaftig, alsof er i i ts gebeurd was, voor de vensters van 1 tt Steen waar Dello, met bare vui.xt ;itgestoken, hem naar alle duivels wensJite. Statig en met de tellens zijner groot heid omringd. reed kfezer Karei door de rangen heen en weerj Niet lang duurde het of hij had den isse in de gaten, maar niets kon doen vrmoeden dat hij in hem den kamer; al herkende met wien hij in lief Stiei was geweest. Zijn vorschend oog i derzocht nog im mer voort en de sold i»n beefden onder zijn blik. Plotselings bleef l.j voor een dei- mannen staan Vuile soldaat iep hij, heeft de kat u gewassehen? Bei et toch eens die vuile ooreu Eu hij trok den aaien soldaat uit de rangen en stelde den uigelukkige voor heel liet leger ten tour Eenige stappen veter verhief hij nog eens de stem Is het dat ik de adeugenden straf, ik wil ook' voorbeeldien heloonen. Gij daar, met uw gouden lokken en opge streken knevel, kom lei hij mij. opdat het leger wete dat ft uwe deugden er- keiu Het was tot den rssen dat hij zoo sprak. Fier gelijk een paw, met het hoofd in de lucht, trad bij [i den keizer toe. Van waar mocht dis pedwilligheid ko men Dat de keizer ens wist wat er iu zijne schede zat verbogen Welaan, mijn vi-nd, sprak de kei zer. ik wil u beiden ene les aan al uwe kameraden geven. Ka daar dien zwar ten luierik zijne befdooren af! Eene koude rillingloorliep de leden van den rossen. O sire, zucht jr. vergiffenis voor mijn armen kamera»Zie, hoe bij beeft en siddertVar neen. ik moet gehoorzamen. Hij slaat de band-an bet gevest Maar bij diaalt en Va op zijne knieën Heere, God almaitigbidt bij met luider stem, doe eennirakelmaak van mijnen sabel... ju houten lat, oj>- dat ik mijn kamer;lainiet doode Hij trekt, en ziet... Mirakel! mira kel roept ganscli beteger uit, de sabel is eene houten lat geurden.... Ja. ja, schoon lirakeiriep Dello van in de deur der ÏMberg, en zij wierp de stukken van den bel naar den ros sen zijnen kop.,, HIJ HING ZICH TE DR00CEN. Een bediende had tweemaal beproefd zich te verdrinken doch werd in zijn noodlottig voornemen verhinderd door eenen werkman die hem iu het water achterna sprong en hem redde. De ongelukkige willende nochtans een einde aan zijn leven stellen, ge bruikte een oogenblik dat hij dacht niet gebruikte een oogenblik dat. hij dacht j ("'"'V' i i i niet geüm le wol-deu, en l.ing iich op geschreven hel, aan de deur eener schuur. De werkman die het zeer wel be merkte, liet hem gerust hangen en bracht lieui niet de minste hulp. Eenige uren later kwam de pachter der hoeve en vroeg aan zijnen knecht waarom hij zijnen kameraad zoo elleu- dig had laten omkomen. V el baas, antwoordde deze een voudig!! jk, ik haalde hem reeds twee maal uit het water, en daar hij van kop tot teen nat was, dacht, ik dat hij zich aan de. schuur te droogen had gehan- geu.! Een pachter aan zijnen heer schrij vende eindigde zijnen brief met dit eer biedig post-seriptum Mijnheer, gij moogt niet. kwalijk nemen dat ik dezen brief in mijne maar liet. is hier zoodanig heet dat bet, niet om uit te staan is. EEN GOED GENEESMIDDEL Een lid van liet matigheidsgenoot schap had de jicht. Doktor, wat moet ik doen? Een glas warme punch of rhum drinken. Maar, ik heb gan.sch mijn leven te gen de sterke dranken gepredikt, ik moet dan maar blijven lijden; wat meer is, als ik voor warm water bel, zal de meid mijn voornemen vermoeden. Wel, zeg haar, dat. het is om u te scheren. I)e zieke onderwerpt, zich. Een jaar later komt. de doktor toe vallig zijn huis voorbij, en krijgt het ne'hicbt, eens naai- den gezondheidstoe stand mui den armen man te vragen. Hi j helt. de oude meid vroeger kloek en gezond,'schijnt nu mager, bleek en neerslachtig. Hoe is het met. mijnheer? Hij is zot. doktor, stapelzot. Weihoe? Hij scheert zich omtrent twintig maal daags. VERSCHE EIEREN. Die eieren vallen zoo klein, zegje Mijnheer D.... tot de keukenmeid, die hém dit gerecht opdisehte. Ik heb er de kleinste ook uitgeko zen, antwoordde liet meisje, opdat zij verseli zouden zijn. Hoe! verseli. Wel, j'a; kleine eieren komen van jónge kiekens, en zijn dus de versclite. BELGISCHE DIENSTKNECHT. Een bankier, te Brussel, werd bezocht door eenen knecht, die verlangde in bet huis van den rijke aangenomen te wor den. Van waar zijt. gij? vroeg hem de meester. .Mijnbeer, ik ben een Delg, uit Rotterdam. Indien gij uit Rotterdam zijt, zijt gij geen Delg. De stad doet er niets aan, ant woordde de knecht., want als gij het. zoo neemt, dan zoudt gij van iemand, die in een stal geboren is, wel kunnen zeggen dat bij REERD moet heeten. DE EDELMAN EN DE JOOD. Een edelman zegde tot eenen jood In Engeland gaat het slim; daar worden de joden met de verkens opge hangen Dan is bet gelukkig voor ons bei den. antwoordde de jood, dat wij daar niet zijn. HET KIND BELOOFDE VEEL. Een peejdenkoopman wilde aan een liefhebber een rijpeerd verknopen en om hem bet dier van zijne beste zijde te laten zien, zette bij er zijnen zoon op, een jongen van omtrent, dertien jaren oud, en bevool hem het beest op en neer te laten loopeii. De jongen, die anders volkomen de soort van liet beroep beet of liet peerd nog behoorde aan zijn vader had, wist ongelukkig in dit-geval niet dan wel of liet gekocht of verkocht moest worden. Hij was echter van mea ning dat hij het weten moest eer hij het peerd zou laten loopen. Daarom hield hij. na eenig talmen, de teugels in en vroeg Vader moet ik liet peerd rijden op den koop of op den verkoop? ZIJ ZAL WEL SPREKEN. Een vrouw van Brugge, die zeer zui nig is, luid over eenige weken een klei nen twist met. baren man, en sedertdien tijd pruilde zij en sprak geen enkel woord, wat haren echtgenoot niet wei nig verveelde. zekeren avond gaat de vrouw uit, wel te verstaan, zonder eeu woord aan haren man te zeggen. Wacht maar, vriendin dacht deze, ik hoop dat wij bij uwe terugkomst zul len klappen. En zonder veel beslag, haalt, hij al de kandelaren, die hij vinden kan, plaatst ze op tafel eu ontsteekt in eiken eene keers. Xa een half uur komt de vrouw terug en kijkt verbaasd, daar zij van buiten een helder licht in huis bemerkt. Ach, God dacht zij, zou het bij ons branden Zij treedt binnen en ziet op eeue tafel, in 't midden van het vertrek, vier en twintig keerseu branden, terwijl haai man hij de kachel gerust zijn pijpje zit te rooken. Verdraaid, manwat beteekent dat Wordt gij gek Xeen, lieve vrouwantwoordde de man glimlachende, maar ik hen ver heugd te zien dat mijne verlichting u de spraak wedergegeven heeft MIJNHEER HEEFT BELET. Een bezoeker kwam over eenige da gen in een huis, dat wij niet willen noe- Is mijnheer te huis? Ja, antwoordde de knecht. Kan ik hem spreken? Mijnheer heeft belet. Zelfs om mij een oogenblik te woord te staan Omijnheer heeft belet; hij is be zig met zijne vrouw af te kloppen. - Dat is wat anders. ASPERCIE KOOP. Een boer bood eenen heer een bos as- pergie te koop en vroeg daarvoor twaalf stuivers. 'Zijt gij tevreden wanneer ik u zes stuivers voor de helft geef? zegde de heer. - Waarom niet? antwoordde de boer. Aanstonds nam de heer een mes, sneed den bos door. gaf den boer de witte helft en hield de knoppen voor zich. DE OPRECHTE BEDELAAR. Een bedelaar vroeg aan zeker voor naam heer eene aalmoes. Waarom werkt gij niet? zegde deze. Helaas, mijnheerantwoordde de bedelaar, wist gij eens hoe lui ik ben. x HOE DIT TE WETEN? Iemand ontving van zekeren persoon eenen zeer onheleefden brief. Hierover hoogst verbitterd, zette hij zich dadelijk aan de schrijftafel en schreef terug «In geval gij mij nog zulke grofhe den schrijft, zal ik uwen brief onge opend terugzenden. x HAAT. Men vroeg eenen soldaat hoe het toch k am dat hij hij hel naderen van den vijand uil het slagveld was gaan loo pen. Oantwoordde hij, ik was er zoo danig op verbitterd, dat ib hem zelfs niet eens wilde zien. VINDEN EN WERKEN. Ik kan geen brood vinden voor mijn gezin klaagde eens een luiaard. Ik ook niet, sprak een ijverige bakker, ik moet er voor werken,

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Volksstem | 1914 | | pagina 3