De bloemenverkooper ALLERLEF duii >one steli lie t Zt v eii tot b« Op zekeren (lag, in de eerste week van April 1867, stond er een man tegen den muur, die Rengent's-Park omgeeft, t Was een bitter koude dag, ofschoon de zón aan een on bewolkten hemel te pe prijken stond want, de noord-oosten wind was koud en snerpend en drong tot op merg en been door. Deze man scheen Lan buiten te komen, althans naar zijne (deeding te oordeelen '1 was een slank voofman met donkerkleurig haar, die om streeks den leeftijd van vijf en veertig jaren bereikt had hij was krachtig ge bouwd, maar uiterst mager, en had een bleek en lijdend gezicht. Naast hem oj. den grond stond een groote, ronde mand Sraarin eenige bloeiende planten ston Jen, en*wel primulae-veris, eenige vio- aanjetten en een paar slingerplanten. Hij was nu eigenlijk geen buitenman neer, al mocht hij het vroeger ook ge neest. zijn hij was in Londen reeds ge- da acclimatiseerd. Hij was dien morgen •eeds met het krieken van den dag op gestaan en had uren achtereen in de Josschen rondgedoold, 0111 deze bloemen Lmei te zoeken. Als hij een plantje vond, dan m «pitte hij dit voorzichtig uit den grond, wekiklceldie het. netjes in mos en bond er k iJen strooit je omheen. Het was omtrent n lien ure, vooraleer hij met zijn werk ge- eed was en de planten in de mand, die le oor drie vierde gedeelte met aarde ge il r ruld was, ingepakt had. Daarop tilde van iij de mand op zijn rug, keerde daar- eeiu aee naar bonden terug en ging toen op !e breede trottoir tegen den muur aan laan, omdat, hij wel dacht, dat er aar wel spoedig koopers zouden opda- :ege en. De klok van St-John's-Church oeg juist twaalf ure, toen hij zijne racht neerzette. 1 scl De mand zag er niet onaardig uit, rant de bloemen waren met. smaak ge- pgschiktde blauwe violetten stonden I het midden, daaromheen de teedere en; rimulae-veris, terwijl de groene slin- aads erplanten, wier takjes bevallig over de and heenhiugen, het geheel omgaven. "lia[ eden de lentebloemen de voorbijgan- 0ür eis misschien aan hun lentetijd den- 1 mi, aan de groene lanen en de bemoste alen, welke zij in dien vervlogen tijd Vm 11 lorloopen hadden, terwijl zij deze :ster' oemen naar willrkeur afplukten? A's )ryn- it het geval was. dan hadden zij blijk- lar geen tijd 0111 lang bij deze of gene emfci annneiing stil tc staan,* want zij lie- II de bloemenmand haastig voorbij. 6Jj3' 9 man vroeg aan niemand, of hij ook yai ;s van hem wilde koopen hij liet dit llljn n hen zeiven ovc iue>' Zoo verliepen er eenige uren. Om drie 1 J* k had hij nog geen enkel plantje ver- 90 cht. Hij stond, daar al zwijgend te Qa; ichten, terwijl zijn peinzend gelaat r£en'duiig minder hoop dan in het eeist nied. Hij had er niet veel verwach- 19 ig van, dat heeren iels bij hem zou- koopen, maar (les te meer rekende 'ane j op de damen. 'Deze liepen hem in üigte voorbij, in zijde en fluweel ge- eed en met een snoepig hoedje op, dat smai (je yjoölijke stralen der zon schitter- c i enkelen waren in rijtuigen gezeten, meesten te voetmaar hem reden en liepen zij allen voorbij. Nu en dan s er wel is waar eene, die een vluch- Eil [en blik op de bloemen sloeg eene l' Dai me kwam met liaar hoofd vlak voor awaa l raampje van het. portier en keek er lonn ar totdat, zij uit het gezicht was een ndni Jr waren er met eeile opmerking of ie vraag bij blijven staan, doch zij 3ur« eliten niets. J ins,Toen de klok drie ure geslagen had, Hide de man een stuk brood uit zijn Mol i eil at flit op, waarop hij zich naar jee' Je pomp begaf 0111 wat water te drin- L' l. Hij had het laatste stuk brood ge- an [eili toen hij vroeg in den morgen aan ït, IV ZOelceii van planten was, en dit met 'tree water uit een naburig beekje door- 11 ipoeld. Dat water had hem lekkerder roV( maakt dan dit. L' Gfe zijt van middag niet gelukkig, Ea- t. waar, vriend zeide een koetsier, gedurende eenigen tijd vlak in zijne 391 bijheid op den bok van zijn rijtuig lCkae 1 zitten wachten, tot hem. akrn - Neen, antwoordde de man, terwijl in Cl >e(ier 0p zijn pOSt ging staan. ",Eer^ hjna onmiddellijk daarop hieven er bllld scheulene menschen vlak in zijne na- 5 *J5 leid staan. Twee groepjes, die blijk- lr met elkander bekend waren, kwa- ~3J- h van verschillende kanten en hielden 111 c aar staande. Zij begonnen druk te Ed- ten over een bal, waar zij dien avond a«f Z0U(^eu komen, over een bidstond 3 r de zending, dien zij den volgenden taele Ig^ dachten bij te wonen, en over E' schillende plannen en voornemens. "Lou 'e dame, die een meisje bij de hand 'tc ld, liet. een prachtigen bloemtuil ve, I fa. v Ik heb Baker-Street geheel afge- 1 Lo pen om dien te krijgen, zeide zij. J 'dt gij hem niet mooi Hij kost maar 'b en shillings en zes pence. Ik had inn- st een rijtuig genomen om hem naar \el 8 te brengen, want ik was bang, dat dsc1 door de wannte der zon zou verslen st; Bi?11 00 spraken zij nog een tijd lang An 1 t®nvii1 man onopgemerkt ach- ity haar stond, en daarop namen zij af- mea 'd van elkaar 0111 elk een verschil- A 1 en kant. uit te gaan. Maar 't meisje er rv ondertuRschen eens naar de mand ei'J bloemen gekeken, en hare voeten B'v 'u als aan het trottoir genageld. 1 'dond haar, dat in krullen langs Gra schouders neergolfde, was door een 'v Huwoelen lint- omgeven. •ree Mama koopt een bloemtuil voor h aai en sloeg een blik op de bloemen. Dat prullengoed gaf zij eenigszius barsch ten antwoord. Maar het zijn primulae-veris, ma ma koop er een voor mij. Ge moet niet zoo lastig zijn, Mina Dat zijn planten en geene bloemtuilen. Kom mede ik hel» geen tijd meer. Zij sloeg- eensklaps een vluchtigen blik op het gelaat van den armen man, terwijl zij met haar 'kind wegging de lichtblauwe zijden japon, de wit satij nen voering van den zwart fluweelen mantel, dien de wind aan. de kanten deed opwaaien, en liet groote met goud door werkte netje, dat met blond haar gevuld was, een heel eind achter haar hoofd uitstak en in de zon glinsterde, wat. was dat alles deftig en hoezeer verried liet, dat deze dame geene zorgen kende Wij willen den man niet hard vallen, dat hij er voor een oogenblik aan dacht, dat de gaven Gods al zeer ongelijkmatig verdeeld zijn. Zeven shillings en zes pence voor een bloemtuil en een rijtuig 0111 dien naar huis te brengen Eene andere dame, die juist de straat overgestoken was, zag hij niet, voordat zij vlak voor hem stond, 't Was eene deftige, vriendelijke dame, maar die in fatsoen vrij wat bij de andere ten ach te.-en stond, vooral wat de haren betrof". ^ijn (lat plantjes of bloemtuilen vroeg zij. Plantjes klonk het eenigszius beleefd Zijne aangeborene beleefdheid van hem geweken; de gedachte, dat hij misdeeld was, oefende een ongun- stigen invloed op zijn humeur. Platjes kan ik niet gebruiken, merkte zij aan, daar zij hem voor een grooten lomperd hield. Ge schijnt ei niet veel van verkocht te hebben Ik heb er geen een van verkocht Ik heb eene wandeling van verscheide ne uren gedaan om de plantjes te zoe ken ik heb hier al sedert een paar uren gewacht, en daar staat de mand nog ;ooals ib haar neergezet heb. t Lijkt wel een buitenman te zijn. Jacht de dame. Zij kwam zelf ook van buiten. erscheidene damen in eene prach tige kleeding zijn hier te voet en in hare rijtuigen voorbijgekomen, maar geene "ukele heeft, er een penny voor wi]l besteden. Zij gaan liever in een winkel en betalen een halve kroon voor een bloempotzij geven liever zeven shil lings en zes pence voor een bloemtuil uit.maar zij willen een arm man, die niet. eere aan den bost. wil zien te komen, niet voorthelpen. Hij sprak bijna op een trotsehen toon, terwijl hij haar niet aanzag, maai- strak voor zich keek. Het is niet aangenaam, met zoo iemand te spreken, en de dame maakte zich dan ook gereed om verder te gaan. Zij tastte in haren zak naar een Iialven penny en wilde (lezen aan hem geven Neen, dat ivil ik niet aannemen. Als ik niet op eene eerlijke wijze een penny kan verdienen, dan wil ik er ook geen als een aalmoes aannemen. Zij liep voort, blijde, dat zij van den man en van zijne onbeleefdheden ont slagen was. Bovendien was zij nog pas geleden bestormd door die indring-ende meisjes, welke in dit. zoowel als in an dere gedeelten van Londen bij elkaar komen en de menschen willen dwingen om bloemen van haar te koopen. Zij be gon over allerlei dingen na te denken en keerde naar hem terug met een zes- penee-stuk in hare hand. Zijn gezicht kwam haar nu ook nog wel wat stroef voor maar 't was toch een eerlijk ge zicht en doodsbleek bovendien. Wilt ge dit dan van mij aanne men vroeg zij hem op een vriendelijken toon, terwijl zij hem het. geldstuk toe stak. Hij schudde met. liet hoofd. Neen, neen ik wil geen geld aan nemen, zonder er iets voor in de plaats te geven. Dan zou ik veel van een bede laar weg hebben. Maar het zijn plantjes, die kan ik toch niet meenemen. Er volgde geen antwoord. Voor hoeveel verkoopt ge ze Voor drie pence het stuk. Hebt ge ook kinderen? Ja, gaf hij haar ten antwoord met eenige aarzeling in den toon zijner stem, die uit zijne aangeboren waarheidslief- de voortsproot. Hij had eigenlijk maar één kind, doch hij was nu juist niet in een stemming om daaromtrent, in na dere bijzonderheden te treden. Laat mij dan twee van deze plant jes koopen doch houd ze dan zelf maai en geef ze aan uwe kinderen, als gij thuis komt. Neen, Mevrouw neen. Welnu, geef mij dan een van die primulae-veris. Zij wilde de bloemen er reeds afpluk ken, daar zij dan gemakkelijker te dra gen zouden zijn, toen hij tusschen heide kwam om haar dit te beletten, terwijl zijne stem een zonderling gevoel ver ried. Och, doe dat nietDat zou jammer zijn Het was blijkbaar, dat hij veel met deze kinderen der natuur ophad. E11 nu merkte zij, dat het plantje zoo keurig en netjes in liet droge mos gewikkeld was, (kat. er geen bezwaar in kon zijn, het mede te nemen. Terwijl zij het zes-pen- ce-stuk in zijne hand liet glijden, spoedde zij zich ijlings weg uit vrees, dat zijne eerlijkheid weer boven zou ko men en liem er op zou doen aandringen, haar drie pence terug te geven. Mis- Hij wachtte opnieuw. Nu kwam er eene dame, die een rooden shawl omhad, naar hem toe, bleef', toen zij de primu- lae-veris zag, staan, bekeek ze eens nauwkeurig en vroeg Wat is de prijs daarvan, vriendje Drie pence het stuk. Erie pence het stuk! Wat? Voor (lie eenvoudige primulae-veris Ik heb ver genoeg moeten loopen 0111 ze te krijgen. - Laat mij er dan eens een zien. Hij gaf er haar een in de hand, en zij dl aaide dit heen en weer, als vreesde zij, dat. er bedrog achter school. Blijk baar viel dit onderzoek g-oed uit. Als gij er mij zes voor een shilling wilt geven, dan zal ik ze nemen. Ik heb thuis een half dozijn bloemDotten, en daar dient, toch wat in te staan. Hij meende dit aanbod niet van de hand te mogen wijzen, daar hij er aan dacht, hoe weinig hij den geheelen dag verkocht had. Zij hield de zes plantjes m haren arm en liet ze tegen den roo den shawl rusten. Wilt ge er mij nog een op den koop toe geven? vroeg zij, terwijl zij den shilling nog in hare hand hield. Neen, luidde het antwoord kortaf, en nu gaf zij hem den shilling en ver trok met liet geen ziji gekocht had. Daarop kwamen er nog een paar koo pers, ieder voor een enkelen primulae- yeris of een violet. Een heer, die dicht in zijne nabijheid uit. een omnibus stap te, scheen te merken, hoe hij daar stond, als een beeld van kommer en ge brek, en vroeg hem op een barschen toon, waarom hij geen werk zocht te krijgen, in plaats van daar met bloemen te staan, zoo'11 ferme, stevige, luie ke rel als hij was Hij liep voort en wacht te geen antwoord af maar een ander heer, die dit barsclie verwijt gehoord had, kwam naar hem toe, kocht een vio let en betaalde daarvoor drie pence. En zoo ging de dag met allerlei ontmoetin gen voorbij, totdat de avond begon te vallen. Toen nam hij zijne mand op en keer de naar zijn huis terug in de hoop, dat hij onder weg nog wat zou verkoopen. Maar het geluk liep hem niet. mede. Het huis, waarin hij Vvoonde, stond in het hart van Londen, ergens tusschen Oxford-Street en liet Strand. Deze buurt werd nu en dan door hen, dié er mede bekend waren, als verschrikkelijk beschreven, niet zoozeer wat de men- elien, als wel de huizen, waarin deze woonden, betreft. In den regel woonden daar geen dieven en zakkenrollers, maar slechts de armsten van die armen, wel ke door handenarbeid een eerlijk stuk brood trachten te verdienen bijna, de helft van lien was gemiddeld zes maan den van het jaar zonder werk. De man sloeg een nauw straatje in, waar man nen in eene havelooze kleeding en met een smerig pijpje in den mond en vrou wen met loshangende haren en schelle stemmen hij elkaar stonden, en liep een armzalig winkeltje in, waar steenkolen verkocht werden. De winkelier, die ;iuist bezig was met iemand te helpen, keek op. Zijt gij het, Sale? Hebt. gij een goeden dag gehad? Neen. Mag ik mijne mand met bloemen hier vannacht laten staan? Zij zouden hij mij maar verwelken. Ga gerust uw gang, luidde het ant woord. Richard Sale zette de mand nu in een hoek neer en trachtte zijne overgescho- tene bloemen zoo goed mogelijk te be dekken, opdat het. steenkolenstof ze niet geheel zwart zou maken, en ging toen de straat weer op. Twee shillings van het geld, dat hij ontvangen had, moesten voor huur betaald worden hij kon geen uitstel meer krijgen, en dus had hij tien pence over om uit te geven. Hij trad een winkel binnen en kocht er een brood. Elders kocht hij voor een penny melk, een heele som, als men zijne beperkte middelen in aanmerking neemt alsmede een weinigje thee en suiker. Hij had thuis een ziek kind, dat altijd dorstig was, en men had hem aan de armen-apotlieek gezegd, dat melk goed voor hem was. Wel mag de wijze, waarop deze man zich allerlei ontberin gen voor zijn kind getroostte, onze be wondering wekken. Hij had den gehee len dag niets anders gebruikt dan twee sneedjes brood, uit vrees, dat hij niet genoeg geld zou overhouden om dan des avonds iets voor zijn jongen te koopen. Lang vasten komt aan de armen niet zoo verschrikkelijk voor, als dit aan ons toeschijnt, die aan eene geregelde le venswijze gewoon zijn zij hebben zoo dikwijls te vasten. De geschiedenis van Richard Sale is geheel gelijk aan die van zoo velen. Hij was naar Londen ge lokt door het hoogere loon, dat daar te verdienen was, en een tijd lang ging het hem goed. Maar het ongeluk kwam tot hem in de gedaante van rheumatische koortsen deze duurden lang genoeg om hem het weinige, dat hij gespaard had, te doen verliezen. Hij herstelde nooit meer geheel de vingers van zijne eene hand waren heel wat verzwakt, de ge wrichten verstijfd, en vier jaren lang moest hij den kost verdienen, zoo goed als het ging, met allerlei karweitjes, met. het koopen van dingen 0111 ze weer te verkoopen, of, zooals hij dien dag ge daan had, met het zoeken van plantjes om deze weer aan den man te brengen, waarbij liij zijne eerlijkheid en zijne zelfverloochening ten einde toe wist te bewaren. Gij hebt zeker nooit eene huurt ge zien, zooals die, waarin hij eindelijk stil OPENBAAR VERMAAK Een gepensioneerde staat op de brug en hengelt met een vischlijn. Er verzamelt zich een schaar nieuws gierigen om hem heen en men is in ge spannen ^verwachting om te weten wat hij vangen zal. Een half uur verloopt, een uur en nog altijd heeft de hengelaar niets ge vangen. Er worden weddingschappen aangegaan, of hij nog wat krijgen zal of niet. De belangstelling neemt toe, het ver keer op de brug dreigt belemmerd te worden want iedere voorbijganger wil zien wat er aan de hand is. Eindelijk verschijnt een policieagent, die naar den hengelaar toeg'aat. Het is verboden hier te visschen, voegt hij den overtreder toe. Ik visch niet, zie maar, er is geen aas, zelfs geen vischhaak aan mijn hen gel. Wat ik doe, is tot amusement van het. publiek rouw tot haar man op verwijtenden toon Ik geloof dat gij meer van uwe pijp houdt, dan van mij. •¥au\ Eie gaat ook niet zoo dik wijls uit als gij. 4*- ZUINIGE MENSCHEN Drie Amerikanen zaten in een spoor weg-compartiment. Het. gesprek kwam op bijzonder zuinige menschen. Ja, zei de man uit Chicago, ik> weet van iemand., die de klerken van zijn kantoor dwingt heel klein te schrijven, om inkt te besparen. Nog sterker, meende de reiziger uit Baltimore, een vriend van mijn va der zette 's nachts de klokken stil om liet. werk niet te laten slijten. Bij ons is een 011de man, sprak de derde, uit Philadelphia, en die leest, geene gazetten om zijn bril niet te ver slijten VOOR HOTELHOUDERS Gast. Als men een zwarte kat over den rug strijkt-, komen er electrische vonken. Hotelhouder. Dat hebt ge al meer gezegdik heb het ook geprobeerd, maar het gaf' niets. Gast. Ja, maar ge moet het doen, vóór dat ge haar 't, vel afstroopt Mevrouw (tot de aanbiedende dienst bode). Maar meisje uw getuigschrif ten zijn miserabel. Dienstbode. Zooveel te beter, me vrouw ik heb van u ook zooveel goeds niet gehoord 4» TOPPUNT VAN VERSTROOIDHEID Opgewonden vrouw. U man, onze meid is van den trap gevallen, en heeft haar hals gebroken Professor. Stuur haar dan dadelijk weg. Ge hebt dikwijls genoeg gezegd, dat ze daarop rekenen kon, als ze nog eenmaal iets brak. GOEDE WIJN BEHOEFT GEEN KRANS Een paar dagen geleden, onthaalde de lieer B(een wijnkooper) eenige gasten en vroeg aan een hunner, hoe hij den tafel wijn vond. Vindt gij niet zeide hij, dat hij uitmuntend is bij het eten? De gast bracht het glas aan zijne Hp- pen, trok een leelijk gezicht en ant woordde Hum, bij het eten is hij misschien niet kwaad, maar bij het drinken vind ik hem wat slapjes. EEN BELEEFD STRUIKROOVER Struikroover (bij het begin van het boscli tot toerist). De weg door het bosch is gevaarlijk, mijnheer, ware het niet beter uwe kostbaarheden eerst af te geven. EEN GEDULDIGE KLEERMAKER Een trotsclie graaf kwam bij een maaltijd naast, een pas geadelden Ge heimraad te zitten, wiens vader kleer maker was geweest. Om liem beet te nemen, bracht de graaf het gesprek op kleedingstukken en riep eindelijk uit Inderdaad, dat moet ik uwen va der nog in zijn graf' nageven, hij heeft de beste broeken gemaakt, welke ik ooit heb gedragen. Dat is mij zeer wel bekend, ant woordde de Geheimraad. "Want, eenige dagen geleden heb ik met eenige oude papieren, ook uwe onbetaalde rekenin gen in het vuur geworpen. SNEDIGE TOESPRAAK Een man met een tamelijk rooden neus, won bij een wedloop een drinkbe ker. Toen hem die plechtig overhandigd werd, hield de president van het gezel schap tot liem de volgende toespraak Ge zijt zoo gelukkig geweest de zen beker te winnen, doordien ge uw heenen wist te gebruiken moogt ge nooit het ongeluk hebben door het ge bruik van den beker, het gebruik uwer beenen te verliezen De roodneus t<rok uit deze les zijn voordeel. EERST ZIEN! Heer in een spoorwegwagon zijn si garenkoker uithalend Hindert u het rooken soms, juf frouw Juffrouw. Tot mijn leedwezen, ja; ik kan er niet tegen. Heer, de sigaar aanstekend Toch wil ik eens zien of ge me niet wat wijsmaakt. HOE MEN DIEVEN MOET BEHANDELEN AH! DIE VROUWEN! Jeftelkens ik bij 11 kom ligt lieel uwen tuin vol wascligoed. Ja, wat wilt ge er aan doen u e vrouw heeft de bleekzucht. DE JAGER EN DE BOER nnj- schien was alleen gebrek aan kleingeld hield, en kunt er u geen voorstelling' (dame bleef staan, draaide zich omjde oorzaak, dat hij zulks niet deed. J van maken. (Wordt voortgezet.) Een jong jachtliefhebber was op de jacht. Een patrijs vliegt vlak voor zijn voeten op, ijlings legt hij aau en vuurt. Nochtans vliegt de patrijs over een heg, zonder zich, naar het schijnt, veel om het schot te bekommeren. De jager kruipt, door de lie^, in de stellige verwachting het stuk wild op te rapen. Van de patrijs was niets te zien. I11 de nabijheid was een boer aan het ploegen. Zeg eens, vriend, vroeg de jager, hebt gij hier nergens een patrijs zien vallen Neen. Dat. is vreemd... ik heb toch de veêren zien vliegen. Ik ook zij vlogen zelfs zoo goed, dat het vleesch er aan bleef zitten. Een gekend Parijzenaar, de graaf de Saint-Iiieul, kwam verleden jaar bij toeval in zijne woning om 10 ure van den avond. Hij had zijn pince-nez vergeten op een meubel en kon onmogelijk deel ne men aan het kaartspel in de Sporting- Club Hij sprong in een rijtuig der club, den koetsier de volgende woorden toeroepend Naar mijne woning, rue Saint- Florentin üin 10 ure 's avonds Avas natuurlijk zijn kamerknecht uit. Saint-Rieul open de zijne deur met den sleutel, stak eene kaars aan en trad zijne kamer binnen. Daar bemerkte hij een kerel die bezig Avas zijne kast open te breken met eene nijptang. De onbekende staakte zijn werk zoo haast hij iemand zag binnen treden. Saint-Rieul nam heel bedaard zijn hoed af en vroeg beleefd Mijnheer is zeker een kamerdief? Inderdaad, antwoordde de onbe kende. Het doet mij leed u in UAve bezig heden te komen storen, A'ervolgde Saint- Rieul Hoe kon ik veronderstellen dat een clubman uit de hooge Avereid om deze uur zou terugkeeren Ik heb iets vergeten dat mij on misbaar is en dat ik door geen knecht kon doen halen... anders inderdaad zou mijne tegen Avoordigheid onuitlegbaar zijn. De dief zuchtte eens Ik heb waarlijk geen geluk. 't Is jammer voor u, ging de graaf heel bedaard voort, maar nu zou ik u toch vragen te A\illen vertrekken. Oogenblikkelijk, Mijnheer. Neem eene sigaar... Met genoegen, mijnheer. Er brandt licht op den trap, her nam Saint-Rieul, ik moet u dus geen uitgeleide doen. Indien de poortier zoo onbescheiden moest zijn u te vragen van Avaar gij komt, zeg dan maar van bij M. de Saint-Rieul.... Hij zal u onmid dellijk uitlaten... Ik dank u, mijnheer. Steek uwe sigaar op. Geef geen aandacht... Ik heb een stekjesdoosje op zak. Vaarwel, mijn heer. Houd u goed. Ik heb de eer u te groeten. En de kamerdief daalde heel langzaam de trap af.

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Volksstem | 1914 | | pagina 3