fi De herberg van den dood Het kind der Grenadiers Het Praktische Duitschland Op een Nonnetje De Hollandsche officieren in Albanië Te Francfort heeft men op verschillende plaatsen der stad, kleine kassen geplaatst die al het noodige bevatten cm de eerste zorgen toe te dienen bij ongelukken. Deze kassen zijn gesloten, en om ze te openen is het voldoende een glas te verbrijzelen. (8"t0 Vervolg.) üm aan dien betreurensweerdigen toestand een einde te stellen moesten er eerst ongelukken plaats hebben, en ver scheidene opeenvolgende instortingen gebeurd in 1774 tusschen den boule vard Neut' en de Barrière d'Enfer deden het al te groot vertrouwen, waar in men was ingesluimerd, in overdreven angst veranderen. Evenals altijd bij dergelijke gele genheden werden de ongerijmdste ge ruchten door de openbare lichtgeloovig- heid in omloop gebracht en gretig aan genomen. Men sprak van benden boos doeners, wier doel was achtereenvol gens de rijkste hotels te doen instorten en uit te plunderen. b Be vlugschrift- en schimpschrij- vers, want tot haar geluk was de maatschappij van dien tijd nog niet aan handen en voeten gebonden aan de dag bladpers overgeleverd maakten zich van die geruchten meester om het gou vernement aan' te vallen. Bit had ten gevolge dat het gemor meer en meer toe nemende, de koning in zijne raadsver gadering gelastte dat alle steengroeven onmiddellijk onderzocht zouden worden door den ingenieur Bupont, benoemd en aangewezen om van gezegde groeven kennis te nemen, er plans van te ma ken, overal waar zij onder de grootste wegen, straten en huizen van Parijs zouden heenloopen en op gezegde plans al de punten aan te teekenen, die niet genoegzaam gestut en gevaar opleveren zouden. Merk wel op, dat ik de eigen bewoordingen van de ordonnantie aan haal. Het is een verbazende blijk van uw voortreffelijk geheugen, M. de Pastoor, antwoordde Georges glimlachend, en ik zie dat ik mij tot niemand kon wenden, die mij beter dan u nauwkeurige inlich tingen omtrent het onderaardsche Pa rijs zou kunnen geven. Inderdaad, ik heb het op bijzon dere wijze bestudeerd, ik heb het ver scheidene malen bezocht en zou bijna kunnen zeggen, dat ik er ingewoond heb, zoo dikwijls hebben twee mijner ooms, de prior van Sint-Gertrudis en de ridder de Puyabri, die er het behoud van hun leven aan te danken hadden, mij er van gesproken en de voornaamste bij zonderheden medegedeeld. Ten tijde van het Schrikbewind hernam de jongman, wiens nieuwsgie righeid door die woorden geprikkeld werd, ongetwijfeld een zijdelings mid del zocht om zich de aanleiding te doen verklaren van die vrijwillige begraving in duistere en gevaarlijke gewelven. Juist geraden, mijn waarde heer; het was een treurige tijd, dien sommi gen thans in eere willen herstellen, doch die tevens eene zeer vreeselijke beproe ving was voor Frankrijk en voor Parijs in het bijzonder. Zulke dagen, zegt men, kunnen niet terugkeeren, het volk is te beschaamd; ik zou liever zien, dat het geloovig en godvreezend was, dan voor zeker zou het niet bloeddorstig zijn maar als het niets bezit dan onderwijs en de beschaving om het te weerhouden, moet ik u openhartig bekennen, dat wat ik ook tegen Rosa moge zeggen, om haar gerust te stellen, ik mij vergis. Maar zeg eens, mijn vriend, wilt gij niet naar binnen gaan? ik vrees voor u het te lang verblijf in den nevel en daarbij moet gij wel vermoeid wezen. Ik wil gaarne uw raad volgen, M. de Pastoor, hoewel men, om u de waar heid te zeggen, wanneer men u hoort, geen vermoeienis of nevel meer gevoelt. Ohohjongman, zoudt gij ook een vleier zijn? sprak de geestelijke la chende, dat zou eene zeer slechte erken telijkheid voor mijne vriendschap we zen; maar zoo gij mij misleidt, zal het des te erger voor u zijn en goedschiks of kwaadschiks ga ik voor u een volle- digen cursus van de catacomben hou den. Ik neem de straf als eene belooning pan, M. de pastoor, vooral indien gij aan de belangwekkende bijzonderheden Aan uwen cursus de geschiedenis van den prior en den ridder voegt. Het is minder eene geschiedenis dan eene episode, antwoordde de pas toor, die na zijn brevier aan juffrouw Rosa ter hand gesteld te hebben, uit zijne bibliotheek een plan genomen had der catacomben van Parijs, opgemaakt door Hericart de Thuri en overdekt met aanteekeningen van een klein fijn ge schrift, maar zoo net, dat het zi.ch on danks de fijnheid even gemakkelijk le zen liet als letterdruk. In de eerste plaats, vervolgde de priester, met vier spelden het verzamel- plan der steengroeven op de tafel vast- stekende, moet ik u doen opmerken dat het net der onderaardsche straten, ge lijk gij hier kunt zien, drie afzonderlij ke groepen vormt, van elkander ge scheiden door de Seine en de Bièvre, die alle gemeenschap tusschen haar belet ten. Be eerste ggoep, die van Chaillot, waarvan de bochtige gangen zich tot onder het Trocadero uitstrekken, be slaat slechts eene oppervlakte van 422 duizend vierkante meters en zou, instor tende, slechts de verwoesting van een gedeelte van Chaillot ten gevolge heb ben; het zijn de minst belangrijke, de minst gevaarlijke en te gelijk de winst- gevendste voor de smokkelaars, die zich zeer dikwijls van de duistere wegen be diend hebben om hun alcohol tot in het middenpunt van Parijs binnen te smok kelen. Ziehier de tweede groep; zij is ge wichtiger en hare vertakkingen strek ken uit onder een oppervlakte van 590 duizend vierkante meters, tusschen den rechteroever van de Bièvre en den lin keroever der Seine. Yul ze met kruit en bij de eerste vonk zullen de voorstad St- Marcel, de barrière d'Italie de rues de la reine Blanche en de Chantilly in een ontzettenden krater verzwolgen worden. Be derde groep, de onze, is op zich zeiven grooter dan de twee andere bij elkaar; de oppervlakte, waaronder zij loopt, bedraagt niet minder dan 2.395 duizend vierkante meters. St-Sulpicius, het Luxemburg, de Val-de-Grace, het Observatorium, St-Germain-des-Près, het Odeon, die gij door die roode stip pen voorgesteld ziet, en tallooze bijzon dere gebouwen zweven boven die ga pende afgronden. Maar het is niet enkel onder het zui delijke gedeelte der stad dat die gewel ven bestaan, zij loopen buiten den ring muur door tot onder de vlakte van Mont- souris en ik herinner mij als dagteeken- de het van gisteren, zoo diep werd ik getroffen door die wandeling van fak kels in het domein van den dood eens met mijn oom in de onderaardsche ge welven afgedaald te zijn langs eenen trap, die op de plaats zelve uitkwam van het huis, dat wij bewonen, en ze verla ten te hebben op den hoek van den straatweg van Bagneux, dat is te zeg gen, na een onderaardschen tocht van meer dan zeven en half kilometers. Zeven en half kilometersriep Georges uit. Ik zou nooit geloofd heb ben, dat de catacomben zulk eene uit breiding hadden en men zulk een langen tocht kon afleggen zonder de onderaard sche gewelven te verlaten. Tegenwoordig zou men het niet meer kunnen doen of ten minste hoogst 'moeilijk, tengevolge van de metselwer ken onder de Barrière d'Enfer uitge voerd, om de smokkelaars tegen te hou den, en onder den versterkten ringmuur om er de hechtheid van te verzekeren; maar ik heb redens om te gelooven, dat de ingenieurs op verre na niet al de boch ten en kronkelingen kennen van die bo ven elkander loopende onderaardsche gangen, en ik voor mij geloof, dat het met dat tweede plan, hoewel minder goed uitgevoerd onder het oogpunt van kunst dan het eerste, zeer goed mogelijk zou wezen een of andere vergeten gang te ontdekken, langs welke men nog bin nen de stad zou kunnen komen zonder oktrooigelden te betalen. (Wordt voortgezet.) HET DUIFJE VAN BARMHARTIGHEID o Blanke duif in Noachs ark Met dauw van Gods gen& bepereld. Wat vloogt gij spoedig uit de wereld Naar 't binnenste van Jezus' Kerk Op vleugeltjes van vroom gebed Ontvloodt gij 't kwaad, dien vluggen sperwer, Dien zondegeest en rampverwerver, Die menig duif heeft nagezet En Jezus sprak Mijn zoete duif Kom schuilen in mijn bruiloftszalen Kom leppen aan mijn feestbokalen, Gevuld met d' allerzoetste druif Hier, duifje lief blijf Ik uw Heer, Uw bruidegom, uw vriend, uw vader Kom, lieveling, treed flusjes nader Zet hier u aan mijn zijde neèr Klapwiekend vloog het naar 't altaar. Daar stond de Apostel van Gods vrede, Gekomen uit de Mijter-stede, Uit naam van God d'Alzegenaar. Hij hoorde 't duifje's zoete taal 'k Wil kuiscli, arm en gehoorzaam wezen Ik heb het d'Englen voorgelezen. Eer ik verscheen ter heiige zaal. En Gods gezant, ziet, plaatste een kuif Van roode roosjes om de slapen Van 't schepseltje, voor God geschapen Hoe schoon, o Godl blinkt thans uw duif I Thans wordt ze vaak door 't Manna-zoet Van graan, gedaald uit 's Hemels hoven, Met geestelijke spijs van Boven, Ten eeuwig leven frisch gevoed. Thans drinkt ze reeds hier op deze aard' Den geestelijken drank der Englen. Komt zich er soms een traan bij menglen, Het is een traan, die vreugde baart. Thans vliegt ze vrank en vrij in 't rond Van Jezus hofje, vol van vruchten, En hoort ze daar een zieltje zuchten, Zij troost haar op den eigen stond. o God wat werkt het duifje schoon Om 't dwalend menschdom te bewaren, Spreidt zij op boetelingen-scharen Haar vleugeltjes gelijk een kroon. Gezegend zijt ge op uwe baan, Vandaag zoo moediglijk begonnen De glans van duizend wereldzonnen Moet bij uw zending achterstaan. o Duifje I spring maar immer voort Op takjes aller schoone deugden I Gij zijt reeds 't voorwerp onzer vreugden, o, Blijf de luister van dit oord En draag ook in uw hemelvlucht Ons op uw blanke, reine wieken I Draag allen, zondaars, armen, zieken, In hooger sfeer, in zoeter lucht I o Blanke duif van Noachs ark Die draagt d' olijftak van den vrede, Voer ons eens op dat takje mede Naar 't eeuwig bloeiend stai renzwerk l Nu is mijn bruiloftsliedjen uit. Maar laat het duif jen eerst eens drinken Wij zullen met de glaasjes klinken Ter eer van Jezus' nieuwe Bruid I -\A/V Kapitein VERHULST. Luitenant RAINERS. Het Hollandsche gouvernement dat den dood te betreuren had, van een zij ner waardevolle officieren, kolonel Thomson, heeft het weinig aanmoedi gend nieuws ontvangen dat twee andere officiers krijgsgevangen genomen zijn. Be Hollandsche officiers schijnen weinig kans in hunne taak te hebben. Het zal nu misschien vijftien jaren geleden zijn, dus verhaalt een Fransch- man, dat ik op zekeren avond een onzer beroemdste generaals ging opzoeken. Het was wel geen dag, waarop hij be paaldelijk menschen afwachtte, maar toch vond ik toevallig verscheidene per sonen bij hem vereenigd. Wij zaten om den schoorsteen en keuvelden zeer ver trouwelijk, -toen men den heer Louis Jacquot aandiende, en terstond daarop een jong zeeofficier in de zaal trad. Be eenvoudigheid van zijn naam stak zoo af bij de mannelijkheid en gemakkelijk heid van zijn voorkomen, en de wijze, waarop de generaal en diens vrouw hein ontvingen, was zoo hartelijk, dat de jonge man de opmerkzaamheid van alle aanwezigen opwekte. Zijn persoon werd nauwkeurig opgenomen en deze be schouwing viel zeer ten zijnen voordeele uit. Be lieer Jacquot was een knap jong man, op zijn hoogst twintig jaren. Hij had een bruinen tint, welke het zeele ven van zelf' medebreng-t, het groote, zwarte oog en de vrije, vaste gelaatsuit drukking van een dappere. Zijn toilet was niet minder onberispelijk dan zijn persoon. Hoewel het bezwaarlijk te doen is veel glans in de uniform van een ma rine-luitenant- te ontwikkelen, zat die van den heer Jacquot toch zoo goed, en deed zijn fraai postuur zoo voordeelig uitkomen, dat zij wel liet oog' moest trekken. De jonge officier moet iets on gewoons, iets belangwekkends bij zich hebben, want de monstering, waaraan ieder die in een vertrek treedt, is bloot gesteld, duurde bij hem langer en- met meer deelneming, dan dit bij gewone menschen het geval is, en door een toe val vestigde zich aller oogen op een en hetzelfde stuk van zijn uniform, dat met de overige deelen kwalijk in over eenstemming- stond. Hij droeg namelijk aan een fijnen, glanzigen kastoren hoed, dien hij in de hand hield, een oude, geheel versleten en verschoten ko karde. De generaal bemerkte weldra de oorzaak van de bewondering zijner gas ten en maakte zijne gemalin daarop op merkzaam door een wenk, dien deze met een vriendelijk lachje beantwoordde, terwijl de lieer Jacquot, die dit bespeur de als een jong meisje bloosde. Het was echter kennelijk niet het rood van ver warring en schaamte, maar van eene bescheiden verlegenheid. De generaal, die hem zoo ^verlegen zag, gaf hem de hand met de woorden: Gij zijt een man zooals 't behoort, Louis De vrouw van den generaal reikte hem eveneens de hand, welke Louis met le vendige achting en teederheid kuste. Dit kleine tooneel had ons allen sterk gespannen, hoewel niemand kruiste beenen een kind, van koogsten }o< één jaar oud, dansen. De keizer ginj vóór hem staan; de oude soldaat stoiu nochtans niet op, doch zeide slechts: Verscliooning sire, omdat ik blij zitten; want, indien ik opstond, zou Jadi cquot zijne keel openzetten, en dat zoi uwe majesteit lastig zijn. Gij hebt gelijk, zeide de keizer Gij heet Jacques? ,j Ja, sire, Jacques. Daarom noenui men dezen kleinen Jacquot. Is hij uw zoon Ja, mijn keizer, zijne moeder wa je; eene brave marketentster die over tw< maanden van een uhlaan een sabelliouvfete in den nek kreeg, terwijl zij juist ha.-i man, die een been was weggeschoten een glas wijn inschonk. Beiden zijn ge storven en liet kind is dus een wees. En gij hebt het aangenomen? Ik en de anderen. Wij vonden In kind in de armen zijner moeder, die alscï dood was, spektakel makend als een rui is. ter te voet, en de maag zoo leeg als tlihu koffers van den koning van Spanje. D< oude, die nog ademhaalde, zei ons, hou., de moeder van het kind in dienst vaim uwe majesteit gesneuveld was. Toei hebben wij gezamentlijk den kleinei aangenomen, en daar ik het was, iliLw, hem het eerst vond, ben ik ook met di hu- verzorging" belast. Napoleon zag een pons lang op dei grenadier, die het kind \*roolijk op zijl knie liet dansen, en zei (oen: Jacques, ik ben u iets schuldig. Mij?.... mijn keizer! Gij hebt mi dit kruis voor mijne sc kram g'egeven ik sta bij u in schuld'. Het is voor wat gij keizer Alexam der geantwoord hebt. Ik heb hem niets kwaads gezegd dien keizer heeft zich beklaagd1 ovei mij Neen, zeker niet; want ik wilde i beloonen. Wat verlangt gij Op mijn woord, hernam Jacquer, ik heb niets noodig; maar als gij mij een pleizier wilt doen, geef dan mij( kiemen jongen iets. Dal zal hem geluk aanbrengen. Gaarne, zeide de keizer. Jacques stond op, nam het kind o| den arm en wachtte bedaard, terwijl Na poleon in zijne zakken naar een geschenk zocht. Hij vond niets dan eenige goud stukken, die hij weer wegstak, wanljwil niet door geld had hij de liefde zijnei soldaten verworven. Eindelijk, daar hi; koe hij 't maken moest, naia kij zijne snuifdoos en bood die den gre nadier aan. Jacques meesmuilde terwijl hij de doos bekeek. Wat gekheid, een kind dat no; niet loopen kan eene snuifdoos te geven' De keizer wilde antwoorden toen hi|W1: merkte, dat hem iemand bij den hocPee trok Hij keerde zich om en ziet, datii1 het kind, op den am van den gxcnadii'i 'i dei ie; dat OP ai >li ilei vei dig dei hij scl. u 1 op kei die dei 1 trie lui dacht, eene opheldering te vragen, gezeten, zijne handjes aan den hoed so- Jivenwel, de komst van den jongen man slagen heeft en met de kokarde speel I had het gesprek afgebroken en ieder Ziet gij, sire, sprak de grenadier de kleine is wijzer, dan wij beiden. Tl i, doet, als uwe majesteit: hij neemt wai hem bevalt. Welnu, antwoordde de keizer, hi; zal het ook hebben. En hij maakte zeli de kokarde los en gaf ze aan het kind Jacques liet de kleine op zijn arm sprin gen en zeide: Toont nu eens aan Zijne Majesteit dat gij ook praten kunt. De kleine lachtte, klapte in de hand jes en kraaide de eenige woorden, du hij uitbrengen kon: Yive l'Empereur Na dezen dag deed Jacques menige a marsch. Hij kwam eerst naar Parijs trok naar Madrid, ging daarop naai Weenen, drong tot Moskou door, ver gezelde den keizer naar Elba. Jacquot cleed al die tochten mee, nu naast <h forsche grenadiers aanloopend, dan op den bagagewagen of son is ook wel dooi zjn pleegvader gedragen. Hij droeg ecu kleinen sabel, een soldatenmuts, die bi reeds op een oor zette, en blies de fluit als een nachtegaal. Jacquot. die Napo- leon vereerde, gelijk men zijne moedei en zijn vaderland vereerde, schoot ondei de oude soldaten immer krachtiger op, De grenadier wist niet, hoe hij d< r, Kleine de kokarde zou doen dragen; bij kwam op den inval, om haar in een me daljon te sluiten, dat hij den knaap on den hals hing. De volgende acht jaren hadden zij al les gedaan om Frankrijk op den hoop sten top van roem en macht en aan den afgrond des verderfs te voeren. Na poleon werd naar St-Helena verbannen en 't leger afgedankt. De arme Jacqu, s werd, evenals zijne kameraden, nam huis gezonden met zijne wonden, zijn eerekruis, en zijn kleinen Jacquot. Louis die toen acht jaar was en het on geluk een weinig begon te begrijpen heeft mij dikwijls verteld, hoe niet*, hem zoozeer trof', dan toen hij zag, dut zijn dappere vader, die eenige maanden te voren nog marschen van vijftien t\ twintig uur met geweer en ransel o den rug maakte nu bijna stervend vu vermoeidheid was na een marsch vuo| weinige uren en op den weg neerviel, daar hij tocli slechts een stok en eec klein bundeltje kleederen droeg. Yau dag tot dag werd hij zwakker. Yank zij den nacht in ellendige stallen of schuren door, waar Jacquot zorgvuldig stroo opzocht, om den ouden grenadim te dekken. Hij waakte alken nacht bi hem en bracht hem het brood, dat hi' van de barmhartigheid der boeren afbe delde. Eindelijk echter werd Jacques zoo zwak, dat zij genoodzaakt waren in een verlaten hut eene schuilplaats ic zoeken, waar de ongelukkige soldaat, scheen in verlegenheid, hoe dit weder te be ginnen, tot dat een oud officier, die den ganschen avond gezwegen had, op eens opstond en met grove soldatenstem den generaal vroeg: Dat is dus uw Jacquot en dit de echte kokarde En zonder een woord' af te wachten, nam hij den hoed uit Jacquot's hand en beschouwde dien opmerkzaam; het was bijna, alsof hij hem had willen kussen en terwijl hij de oude kokarde aanstaar-, de, rolde een traan in zijn grijzen kne vel. Dit laatste wekte de algemeene nieuwsgierigheid nog meer opmen stond op, onderzocht de raadselachtige kokarde en eenigen verzochten dén ge neraal om verklaring. Ach, sprak deze, 't is eene eenvou dige geschiedenis. 't Is eene kostelijke geschiedenis, riep de grijze officier. Als mevrouw ze aan de heeren wilde vertellen, ik weet zeker, allen zouden er door getroffen zijn. x Men drong aan, de generaal verzocht zijne vrouw om het verhaal en de jonge officier moest zich laten welgevallen, als held zijner eigene geschiedenis liet bericht aan te hooien, dat van den vol genden inhoud was. Bij de samenkomst van Napoleon met Alexander wenschte de eerste aan dezen de troepen te toonen, door welke hij overwonnen waser had daarom eene groote revue plaats. Napoleon reed met welgevallen door de gelederen zij ner keizerlijke garde, tot hij eensklaps voor een soldaat die een geweldigen bouw over het gezicht had, stil hield. Eenige oogenblikken nam hij hem met trotschheid op en wees hem vervolgens aan keizer Alexander met de woorden Wat denkt gij van soldaten, die zulke wonden doorstaan kunnen Maar wat denkt gij van soldaten, die zulke wonden slaan hernam Ale xander met eene gelukkige tegenwoor digheid van geest. Die zijn allen dood, zeide de gre nadier met diepe stem, zich in het ge sprek van de twee machtigste monar chen der wereld mengende. Alexander wendde zich bij die woor den beleefd tot Napoleon en zeide: Sire, gij zijt overal overwinnaar. Die overwinning brengt mij mijne garde, zeide Napoleon, den grenadier hartelijk groetende. Eenige dagen na de revue ging Napo leon door het bivak zijner garde wande len, terwijl hij misschien aan den ouden grenadier dacht, die hem zoo gelukkig uit de verlegenheid had gered, toen hij de man toevallig in het oog kreeg. Hij zat op een steen en liet op zijne overge- an< bre kw Kl< en ooi vai liel dei hei wa bei 1 ant dui Kli pei get uit het ge] eer ves uit dat mo not vot ik gei nat nas ste me lig Lit voc Ro haj ha: wo pat vei dot ha; we zij dei vei bes Os- roe we kei leu dei dei sto ne nie vai des hu

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Volksstem | 1914 | | pagina 2