Herinneringen van vader Klophout
Eerl vernuft toestel
ALLERLEI
Muzikale letterkunde
i door zijn lijden overmand, zicli onwil
lekeurig de woorden liet ontglippen:
Jacquot, een mondvol brandewijn,
jf ik sterf.
Het arme kind weende, zette zich aan
aden weg neder en zocht het medelijden
01 Jer voorbijgangers op te wekken. Hij
begon reeds te wanhopen, toen eene ge-
ïr lachte bij hem oprees. Hij wierp zich
[>p de knieën neder, nom zijn medaljon
Divan de borst en riep snikkend:
Mijn God, mijn God geef mij
maar één droppel brandewijn voor va-
:\i Jer Jacques.
'e Deze woorden herhaalde hij met luide
ïv item en schreide bitter. Op dit oogen-
i blik naderde een heer. Hij ondervroeg
Ion knaap, die hem zijne geschiedenis
'erhaalde en met deze woorden ein
digde: Vader Jacques heeft mij verbo
den, ooit van deze kokarde te scheiden;
hij heeft mij gezegd, dat zij mij be-
a schermde, dat zij mijn gansche geluk
.1 i is. en liever verlies ik mijn arm dan mijn
dikokarde, maar als giji mij nu maar vijf
D( centen geeft, neem haar dan, en ik koop
(«(brandewijn voor vader Jacques. De
ai vreemdeling antwoordde geroerd: Hij,
dien gij beweent, .heeft in Frankrijk
dien gij beweent, heeft in Frankrijk
nog eenige vrienden, die gaarne het
dchunne met oude krijgsmakkers deelen.
Breng mij bij vader Jacques. En die
man was
Die weldadige man, riep de jonge
zeeofficier, het verhaal afbrekende, die
man nam mij in zijne armen, mij, den
mjarmen bedeljongen. Hj liet Jacques in
zijn huis brengen, gaf hem het. leven te
rug, bezorgde hem een eerlijk bestaan,
en liet ook het weeskind als zijn zoon
opvoeden, en iederen dag overstelpt hij
mij nog met weldaden
De jonge zee-officier sprak deze woor
den snikkend uit, en toen de generaal
en zijne vrouw hem de handen reikten,
stroomden tranen over zijn edel gelaat.
De generaal riep toen:
Gij vertelt ons het slot van uwe ge
schiedenis wel, maar gij vergeet, dat ik
u beloofde, de kokarde terug te geven
op den dag, dat gij de epauletten zoudt
hebben verdiend, gelijk wij de onze ver
dienden. En gij ziet, de kokarde is aan
den hoed.
Louis was bij de inneming van Al
giers, en zijn kapitein, die hem als vrij-
I williger had medegenomen, had hem als
luitenant teru;
Wat schoone geschiedenis, riepen
wij allen uit, als vader Klophout, na
geëindigd te hebben, er eenen lekkeren
snuif' op zette. Die wilde menscheneter
zal wel naar den Hemel gaan. Wat ver
andering kan toch de godsdienst teweeg
brengen Zouden hem al zijne moorden
kwijgescholden zijn?
Zeker, lieve kinderen, zeide vader
Klophout, het berouw wascht alles uit
en misschien zal in den laatsten dag des
oordeels die groote zwarte vent, velen
van ons beschaamd maken. Maar geeft
het berouw kwijtschelding van alle zon
den, het gebed ook bekomt alles. Dit
herinnert mij eene tweede geschiedenis
waarvan ik later ooggetuige geweest
l)en-
Eene diepgrondige stilzwijgendheid
antwoordde op die uitnoodigmg. Wij
durfden bijna niet ademen. En vader
Klophout vervolgde:
Verscheidene jaren waren verloo-
pen; van Holland was ik in Frankrijk
gedompeld. De tijd der vervolging was
uit. Keizer Napoleon I overdekte dan
het keizerrijk door den roem zijner ze
gepralen. Juist over mijne woning was
eene vrouw met drie kinderen gehuis
vest. Zij kwamen er altijd fraai en net
uit, alhoewel men gemakkelijk kon zien
dat zij het niet breed hadden en dat de
moeder goed moest oppassen, om in de
noodwendigheden liarer .lievelingen te
voorzien. Van tijd tot tijd nochtans zag
ik er brieven toekomen na welker ont
vangst er eene zekere weelde volgde.
Daar ik die vrouw, die gansche da-
moest gaan uitwerken en halve
gen
nachten voor hare kinderen wasschen,
naaien, en stoppen, dagelijks in de eer
ste Mis zag; daar ik van uit mijne ka
mer, haar, niettegenstaande haren ake-
ligen toestand, een licht voor een klein
Lieve Vrouwenbeeld zag doen branden
voor hetwelk zij met hare kinderen het
Roozenhoedjen las: zoo begon ik in
haar belan te stellen. Ik vernam wel
haast dat haar man was moeten soldaat
worden. Dit koppel, zegde mij de onder
pastoor, van wien ik die bijzonderheden
vernam, was het voorbeeld der parochie
door zijne godvruchtigheid.
Magdalena was kleermaakster, Oscar,
haar echtgenoot, timmerman. Beiden
werkten naarstig en treffelijk geraakten
zij aan het dagelijksch brood. Drie kin
deren waren reeds hun huwelijk komen
verrijken en niets scheen hun gelukkig
bestaan te moeten onderbreken, toen
Oscar eensklaps tot den krijgsdienst ge
roepen werd. In deze 'droevige tijden
werd niemand gespaard en weinigen
keerden weder. Wat zal de arme Magda
lena met hare kinderkens zonder den on
derstand van haren echtgenoot gewor
den Zij zou van schrik en wanhoop ge
storven zijn had de godsdienst haar gee-
ne vertroostingen opgeleverd. Oscar was
niet min getroffen, doch beiden besloten
van zich aan Maria aan te bevelen en
deze goede Moeder beurde allengskens
hunnen moed op.
b Welhaast moest de jonge krijgsman
vertrekken, 's Morgends naderde hij
met zijne geliefde Magdalena ter H. Ta
fel. Zij deed hem een nieuw scapulier
aan, zeggende:
Ziedaar uw schild, hij zal u bevrij
den. Ach, vergeet toch nooit Maria, Da
gelijks zal ik ze bidden met onze kinde
ren, opdat zij u beware en bescherme.
Ik ben verzekerd dat wij u zullen weder
zien en dat de kinderen en ik het geluk
zullen hebben u na eenige jaren te om
helzen.
Op het oogenblik dat wij gekomen
zijn had Magdalena sedert meer dan
acht maanden noch tijding noch onder
stand van haren echtgenoot ontvangen.
Haar oudste kind werd erg ziek en ik
kon bemerken dat armoede in het huis
gezin begon te dringen. Ik besloot van
bij de arme vrouw een bezoek te doen
en zekeren avond ging ik onder het een
of het ander voorwendsel aan hare deur
kloppen. Binnen gekomen zijnde zag ik
haar uitgeput zoontje te bed liggen.
Het was niet meer ziek, maar kon bij
gebrek aan voedsel geene, krachten we
der vinden. De moeder van haren kant
was verbrijzeld, haar moederhart leed
ersclirikkelijk. Zij had verscheidene
weken haar werk moeten verwaarloo-
hare geringe meubels verkoopen.
haar van al wat zij bezat ontmaken, en
nu dat de ziekte was overmeesterd, zag
zij zich verplicht ofwel de hand uit te
reiken en aalmoesen te gaan vragen, of
van dat geliefde kind van gebrek te zien
sterven. Dien avond had zij hare laatste
stuivers besteed om eene groote keers
te koopen die voor het beeld van O. L.
Vrouw stond te branden, toen ik binnen
trad. Zij stuurde het volgende gebed tot
de Moeder van bermhertigheid:
Teedere Moeder, gij die uwen Zoon
zoo vurig beminde, gij die beter dan
iemand weet wat lijden is, ach door het
zweerd dat uw hert doorgriefde als gij
onder het kruis van uwen beminden Je
zus stond, help eene arme moeder,
Maria, gij zijt ai mijne hoop, al mijn
betrouwen
Wat was er intusschen van Oscar ge
worden? Was hij levend of dood? Hadt
gij deze zaak aan Magdalena gevraagd,
deze uitstekende vrouw zou u hebben
geantwoord Hij staat onder de be
scherming van Maria en dan kan hem
niets akeligs overkomen, b
De veldslag van Eylau had intusschen
plaats. Hij was wreedste gevechten die
ooit werden geleverd. Gansch den mor
gen werd gebruikt om de doodstoebe-
eidselen te verveerdigen. Te middag
ving de slag aan en omtrent drie ure
was hij zoo schrikkelijk geworden dat
zelfs de oudste soldaten eene rilling van
vrees en afkeer huune gelederen voel
den doorioopen.
De zon ging onder en de nacht kwam
een einde stellen aan de slachting. Toen
de maen opstond lagen duizende mannen
die 's morgends nog vol kracht en ge
zondheid waren, op het slagveld neer
geveld, dewijl het Fransche leger zijne
standplaats behield daar waar het ge
streden had; want velen houden staan
dat de veldslag van Eylau door de Rus
sen werd gewonnen, wat er de Fran-
schen ook van zeggen mogen.
's Anderendaags met het opstaan der
zon, sprong Napoleon te peerd om vol
gens zijne gewoonte het slagveld te be
zoeken. Welhaast doorliep hij de plaat
sen waar men het hevigst had gestre
den.
(Jit de met sneeuw bedekte aarde
men duizende doode lichamen tusschen
omvergeworpene veldwagens, verbrij
zelde kanonnen en wapens van alle slach
oprijzen. Groote bloedstrepen bezoedel
den langs alle kanten het witte sneeuw
tapijt. Wagens en soldaten doorkruis
ten in alle lichtingen het slagveld, het
zij om krijgsgevangenen in veiligheid
te brengen, hetzij om de gekwetsten op
te rapen. Als Napoleon op de plaats
kwam waar de maarschalk Davoust den
aanval van gansch het vijandelijk leger
had uitgestaan, veranderden eensklaps
de trekken van den keizer op eene bui
tengewone manier. Zestien zijner gene
raals lagen daar dood op den sneeuw uit
gestrekt. Gansch ontsteld riep hij uit
Achwat heeft ons de dood wree-
delijk beproefd
ich van dit afgrijselijk schouwspel af-
keerende gaf hij zijn peerd de sporen en
sprong tusschen de doode lichamen in
den sneeuw voort. Zijn doordringende
blik, oplettend op al wat hem omringde,
vestigde zich op een soldaat die op klei
nen afstand van hem pogingen deed om
zich op te richten. Napoleon naderde tot
hem en zich op zijnen zadel naar den
gekwetste buigende, vroeg hij hem met
zachte stem:
Hoe is uw naam?
Oscar, sergeant bij de vier-en-zes
tigste af deeling, antwoordde de krijgs
man met gebrokene stem.
Ja, ik ken u, gij zijt een dappere,
wij hebben elkander nog gesproken, en
meer dan eens, mijnheer, wedervoer Na
poleon.
En zich tot een der officieren die hem
vergezelde richtende
Gij zult zorgen, dat die man aan
stonds verzorgd wordt. Gij zult mij re
kening geven jegens den uitvoer van
dit bevel; is 't verstaan?
Achlaat mij gerust, riep Oscar
tot den officier die hem wilde oprichten
om aan 't bevel des keizers te gehoorza
men. Laat mij, herhaalde hij, ziet gij
niet dat het met mij gedaan is?
Ik hoop van neen, antwoordde Na
poleon, en ik beloof u het kruis van eer
de eerste maal dat gij op het troepen-
schouw zult komen en daarbij een goed
Een EngeLch geleerde, Doktor Archibald Lord, komt een toestel uit te vinden,
zal toelaten photographiën per telegraaf over te seinen.
dat
pensioen indien gij tot den dienst onbe
kwaam waart.
AchSire, ik zal aan den oproep
niet meer beantwoorden, ik moet aan
het kruis verzaken, maar het pensioen
eef het aan mijne vrouw, als 't u be
lieft.
Dewijl de dappere alzoo sprak, stapte
de keizer van zijn peerd, deed zijn eere-
kruis at en reikte het den krijgsman
toe. Deze deed eene laatste poging en
als door eene bovennatuurlijke kracht
aangespoord richtte hij zich op zijne
knieën. Wanneer de off icier hem het
eereteeken op de borst vasthechtte, liet
hij eenen zoeten glimlach op dit glorie
rijk juweelen vallen. Dan drukte hij
bevende de hand des keizers, en zijne
laatste krachten bijeen verzamelende
iep hij nog eens:
Leve de Keizer
Na die zoo groote ontsteltenis viel zijn
hoofd neder op den schouder van den of
ficier die hem ondersteunde, en op zijne
bleeke lippen hoorde men de namen van
Jezus en Maria zweven. Napoleon zien
de dat de doodstrijd des ongelukkigen
begon, vroeg» hij hem:
Waar woont uwe familie?
Sire, antwoordde hij, te XIk
heb vrouw en kinderen verlaten om uw
bevel te volbrengen en uwen standaard
te volgen. Ik heb deel genomen aan al
uwe veldslagen en al uwe overwinnin
gen. Wat de omstandigheden des oor-
logs in mijne handen deden vallen heb
ik hen tot heden gezonden en indien zij
het ontvangen hebben dan hebben zij
tot neuen toe gecnc ontbeeringen moe
ten onderstaan. Maar nu.... Maria!
Ik zal er voor zorgen, hernam Na
poleon.
De lippen van Oscar nepen zich toe,
het bleek doodskleur overlommerde zij
ne wangen en zijne oogschelen sloten
zich allengskens toegeen dë minste
zucht meer ontsnapte aan zijne borst
hij' viel bewusteloos op den sneeuw.
Zijn lijden is geëindigd, zegde de
officier die hem stillekens had laten zin-
ken.
Misschien, antwoordde de keizer.
Het kan eene dier gevoelloosheden zijn
die dikwijls de zware verwondingen vol
gen. Ik wil dat men aanstonds dien dap
pere in een veldhospitaal drage en dat
men pogingen aanwende om hem tot het
leven terug te roepen.
Na die woorden zette de keizer met
zijne officieren zijnen weg door 't bloe
dige slagveld voort. De officier met de
zaak gelast nam maatregelen om Oscar
te doen van den sneeuw opnemen en
naar een veldhospitaal dragen.
Deze bleef stom en beweegloos, zoo
danig dat de verwonderde dragers zich
afvroegen: waarom men dien doode aan
de aarde niet toevertrouwde, in plaats
an hem naar het gasthuis te dragen
De bevelen des keizers werden niette
min stipt uitgevoerd, want, overal waar
zijn krachtige wil zich uitte, heerschte
er maar een gedacht bij al zijne onder
danen: de gehoorzaamheid.
Ik was dan bij de goede Magdalena
en wij redekavelden te samen, om mid
delen te vinden om haar te ondersteu
nen zonder onzen toevlucht te moeten
nemen tot de openbare weldadigheid.
Verscheidene maatregels waren reeds
door ons voorgesteld en achtereenvol
gens verworpen geworden. Elf ure was
reeds geslagen, ik had in het noodzake
lijkste voorzien, maar, daar ik niet rijk
was, scheen de toestand dier deftige
vrouw zeer bedroevend. De groote keers
voor Maria ontstoken, was ver opge
brand toen men aan de deur kwam klop
pen. 't Was Oscar, met een arm min en
het kruis van eer op zijne borst. Hij was
genezen en had een pensioen van twaalf
honderd franken 's jaars bekomen.
U de vreugde, het genoegen, de ver
rukking der ecktgenooten beschrijven
ware mij, lieve kinderen, onmogelijk.
Welhaast genas het zieke kindde
moeder aan geene ontbeeringen meer
blootgesteld kreeg ook eerlang hare ge
zondheid terug. Overvloed en gemak
heerschten welhaast in dit huisgezin,
waar er over veertig jaren, acht kinderen
rond eenen eenarmigen vader en eene
deftige moeder huppelden.
Ziedaar, allerliefsten, hoe Maria de
haren bewaard, hoe zij deze zegent die
in haar betrouwen. Zij is het die de arme
Magdalena ondersteund heeft; zij is het
die Oscar ten allen tijde geld deed vin
den om het aan zijn huisgezin te sturen
Zij is het die de postbedienden bevrijd
de in de akelige omstandigheden dier
oorlogstijden waar het zoo moeilijk
voorkomt om zelf de minste tijdingen
af te sturen; zij is het die de aandacht
des keizers na den akeligen veldslag van
Eylau op den gekwetsten sergeant in
riep; zij is het die hem deed genezen
en hem in zijn dorp terugbracht juist
op het oogenblik dat zijne vrouw alles
uitgeput had. Lieve kinderen, heb dan
betrouwen op Maria
Vader Klophout eindigde hier het ver
haal zijner geheugenissen en nooit
werd met meer geestdrift de Meimaand
op school gevierd.
De eerevoorzitter van de sociëteit gaf
zijn jubilee. Piet de Krabber dichtte een
feestlied als volgt:
Wat een kranig man is hij
Wat een dierbaar feestgetij
Hij is vol bezielden moed;
Hoe gemeenzaam vroom en goed
Op zijn ziele storte d'Heer
Zijn kostb'ren zegen neêr,
Wat een koene mannenkracht
Geef hem helpe, Heer, en macht
Vang' een luistervol bestaan
Op uw huidig feesttij aan,
Hangt hem op de gloriekroon.
Zet hem op den eeretroon.
Zijne katholieke deugd
Schenkt ons innerlijke vreugd,
En zijn honderdvoudig loon
Maak' hem dood en sterven schoon
De sociëteit vond het gedicht buiten
gewoon schoon en gelastte haren be
stuurder, Jef Viool, er muziek op te ma
ken. Jef verdeelde het gedicht in acht
koepleetj es en bouwde er een vooisken
op, waardoor de woorden als volgt
schikt kwamen:
Wat een kraan... wat een kraan...
Wat een kranig man is hij I
Wat een dier... wat een dier...
Wat een dierbaar feestgetij 1
Hij is vol... hij is vol...
Hij is vol bezieleden moed
Hoe gemeen... hoe gemeen...
Hoe gemeenzaam vroom en goed I
Op zijn ziel... op zijn ziel...
Op zijn ziele storte d'Heer
Zijnen kost... zijnen kost...
Zijnen kostb'ren zegen neêr.
Wat een koe... wat een koe...
Wat een koene mannenkracht I
Geef hem hel... Geef hem hel...
Geef hem helpe, Heer, en macht
Vang' een luis... vang' een luis...
Vang' een luistervol bestaan
Op uw huid... op uw huid...
Op uw huidig feesttij aan.
Hangt hem op... hangt hem op....
Hangt hem op de gloriekroon,
Zet hem op... zet hem op....
Zet hem op den eeretroon.
Zijne kat... zijne kat...
Zijne katholieke deugd
Schenkt ons in... schenkt ons in....
Schenkt ons innerlijke vreugd.
En zijn hond... en zijn hond...
En zijn honderdvoudig loon
Maak' hem dood... maak' hem dood...
Maak' hem dood en sterven schoon I
't Jubilee mislukte. Immers, wanneer
de leden met zingen gedaan hadden, be
merkten zij dat de jubilaris verdwenen
was. Bij onderzoek bleek dat hij na het
zesde koepleet je was gevlucht. De so
ciëteit kon niet begrijpen waarom.
Slechts met de woorden van Piet de
Krabber in handen te krijgen stemde de
gevluchte jubilaris toe, eerevoorzitter
te blijven, op voorwaarde dat Jef Viool
zich niet meer aan toonzetten zou wa-
PROFESSORS-VERSTROOIDHEID!
In een barbierswinkel komt een zeer
kortzichtig, bejaard professor, neemt
plaats, legt zijn bril af, en laat zich
scheren. Als hij reeds lang klaar is,
blijft hij nog altijd zitten. Maar de bar
bier heeft zijn stoel noodig, en in de
meening dat de hooggeleerde is inge
sluimerd, wil de man hem wekken.
Waarop de professor antwoordde:
Neen, vriendlief, ik slaap niet! ik
ben alleen maar heel bijzicktig. Daar
ik nu mijn bril afnam, zag ik me zelf
niet meer in den spiegel zitten, en toen
dacht ik dat ik al weg was
gen.
Jef achtte zich een miskend genie.
Onze meid is waarlijk te beklagen,
zegt Madame Pepermans. Eerst heeft ze
heuren arm verstuikt, dan keuren voet
verbrand en nu heeft 'n grenadier heu
ren kop verdraaid
NAUWKEURIG ADRES.
Een dienstmeisje geeft aan een jongen
een brief te bezorgen aan haar verloof
de, een grenadier. Ze weet echter geen
nader adres dan zijn naam.
Hoe moet ik hem dan vinden zegt
de bode.
O, dat is gemakkelijk genoeg; 't is
de prontste jongen van heel 't regiment I
Eene rups zat op een blad.Toen kwam
dë hovenier en smeet ze daaraf.
Nu is 't ver gekomen, zei de rups,
als dë policie zich gaat bemoeien met te
onderzoeken op welk blad ik geabon
neerd ben.
WEL BESTEED.
Een kleine komt in een bakkerswin
kel
Hebt ge geen beschimmeld brood,
bakker
Ja, ventje.
't Is wel besteed. Ge moest het
maar verkocht hebben als 't versch was.
IN DEN TRAM.
Over eenige dagen zat in den tram,
naast een deftig voor zich uitziende da
me, een kleine jongen, welke blijkbaar
eene verkoudheid had, en gedurig zijn
neus optrok.
De dame werd er zenuwachtig van en
kon dat gesnuif niet langer meer aan-
hooren.
Jongen, zei ze op luiden toon, hebt
ge geen zakdoek
De jongen keek mevrouw wantrou
wend aan.
Ja, zeker, antwoordde hij, heb ik
er een, maar die leen ik niet aan vreem
den.
Jef Magniks ging eens naar huis
en viel onderweg tegen een versch ge
schilderden muur.
Wat ezelszei Magniks, nu laten
ze die geschilderde huizen buiten staan
droogenWaarom zetten ze die niet
binnen
Netteken, vroeg Felix Biermans,
de jonge brouwerszoon, aan zijn buur
meisje, hoe vindt ge mijn moustache?
Met er lang naar te zoeken, was
t guitige antwoord.
TE DUUR.
Op het sekretariaat te Oosterbeek,
aldus meldt de Nieuwe Arnhemsche
Courant vervoegde zich Woensdag
een persoon met het verzoek om zijn pa
pieren in orde te maken, en ook die van
zijn toekomende. Door omstandigheden
had hij verschillende stukken noodig.
Dit stuk koste zooveel en dat zooveel.
Is dat zooveel?... Hoeveel is 't dan
bij elkaar?
De ambtenaar telt op en zegt:
Samen is 't negen gulden, zestig
cent.
Watnegen gulden. Nee zelle, dat
is me te duur. Dan laten we -t maar zoo,
en de man trok er uit.