De herberg van den dood Generaal Lantounois van Ro ei AVONDSTEMMING ToJ voorbereiding van het H. Sacramentscongres te Lourdes MEXICO ■ik., ,n kt, (10® Vervolg.) Deze gewelven liepen door tot aan het Pantheon, waar mijne ooms, in een gewelfde steenhouwerij, met behulp van een ouden koster, eene noodkapel inge richt hadden, waar iederen Zondag een zeker aantal vertrouwde katholieken gedurende den ganschen tijd van het Schrikbewind het H. Misoffer kwamen bijwonen en de oefeningen volgen van een godsdienst, die door de aanhangers van den godsdienst der Rede opgeheven was. Langer dan een jaar leefden mijne beide ooms, dank zij den bijstand van eenige moedige katholieken, die langs verschillende punten in het net der bo- vengewelven doordrongen, daar in ge zelschap van eenig-e geestelijken en eeni ge andere verdachte personen, wie de guillotien wachtte. Terwijl het orkaan buiten woedde, leefde en bad die kleine kudde onder den grond, gelijk de christenen der eerste tijden; eiken Zondag slopen godvruchti ge geloovigen van buiten in de gewelven en kwargen het gezelschap aan den voet van een in de rots uitgehouwen altaar vermeerderen. Het Heilig Misoffer werd opgedragen in de kapel van St-Gertrudis in de tegenwoordigheid van al die ver dachten, waarvan verscheidene niet meer zouden afdalen. Dikwijls ook keerden priesters, de benedenste verdieping verlatende en hun weg naar de bovenverdieping nemende, langs een put naar de oppervlakte terug en gingen, met gevaar van hun leven, geleid door een vurig christen, langs de muren voortsluipende, de vertroostingen en den bijstand hunner bediening* bren gen aan stervenden, de vaders, de moe ders, de echtgenooten hunner vervol gers. Toen de storm bedaard was, toen -de laatste van de opperhoofden der moorde naars zijn hoofd gebracht had op het schavot, dat hij met bloed gedrenkt had, konden de verdachten eindelijk uit de ingewanden der aarde te voorschijn ko men. De onderaardsche kapel van Sint- Gertrudis had geene reden van bestaan meer, en de sombere gewelven, dooi' in gewijden bekend onder den naam va a Herberg van den Dood werden ver laten, zonder dat echter het geheim van die schuilplaats ven-aden werd, die zoo vele slachtoffers gered had. Sinds eenige jaren zijn de laatste ge loovigen, wien zij tot schuilplaats ver strekte, heengegaan, een geheim mede nemende, dat tegenwoordig nog slechts aan drie of vier personen behoort. YV aarscinjnlijk zal het met den laat ste van ons uitsterven. Niet dat wij er Deiang bij liebben t te verbergen, maar omüar liet nutteloos is voor net tegen woordige geslaclit dat, naai* wij nopen willen, niet meer zulk een droevig oe- wogen tijdperk zal behoeven te doorwor stelen. Ik hoop het met u, sprak Georges, hoewel, om u de waarheid te zeggen, de leiders der republikemsche partij, de re- denaars m de clubs en velen van die vreemdelingen, waarvan het sedert de overgaaf te i'arijs wemelt, mij zeer wei nig vertrouwen inboezemen. De pastoor slaakte een zucht; het was gemakkelijk te begrijpen, dat ook hij niet volkomen overtuigd was van de ver betering der democraten. Hij wilde juist voortgaan met de ver klaring* van zin plan om alle verder ge sprek over dat onderwerp af te snijden, toen Alej. Rose aan de deur klopte met eene overhaasting, die niet in hare ge woonte lag. Binnen riep de pastoor. Ach Mijnheer de pastoor, riep zij uit, de handen ten hemel opheffende, de voorzeggingen gaan in vervulling; men vermoordt elkander in Belleville. Groote God wie heeft u dat ge zegd Iedereen, Mijnheer de pastoor; se dert dezen morgend is men aan 't schie ten; er zijn twaalf generaals gedood en meer dan twintig duizend man buiten gevecht gesteld. Genadige Hemelen mijn vader is nog* niet te huis, riep Georges uitals hem maar geen ongeluk overgekomen is- Misschien is hij reeds boven, her nam de pastoor, wiens gelaat eene smar telijke ontroering uitdrukte. -Daar moet ik mij terstond van over tuigen riep Georges, haastig het ver trek verlatende. IV. HET KOMPLOT. Bij het verlaten der rue des Feuil- lantines waar hij zoo dicht, zonder het ie weten, langs het huis gekomen was van den man, dien hij zoo hardnek kig sinds de hoogden van Montmartre achtervolgd had, ging* Laurier, meer be kend onder den kenmerkenden doch on- dichterlijken bijnaam van Trekbeen de rue Saint-Jacques op, en een nauw steegje inslaande, bleef hij na eenige stappen staan en klopte op bijzondere wijze tegen een vensterluik van een ar moedig uitziend huis, boven welks deur aan een ijzeren stang knarsend een foode lantaarn wiegelde, waarop met groote zwarte letters geschilderd stond: Ta verne de l'Epi-Scié Er volgde geen antwoord, maar men hoorde een binnengrendel wegschuiven en de deur ging open. Trekbeen scheen er zich in het minste niet over te verwonderen dat hij niemand zag hij sloot de deur achter zich dicht en begaf zich naar het einde van een smallen gang*, verlicht door een vierkante opening bijna gelijkvloers, die tot venster diende aan een dier krot ten, waar de oud-misdadigers, de zak kenrollers, de dronkaards en in het alge meen al de lieden zonder middel van be staan, die reden hebben zich verborgen te houden, gewoon zijn bijeen te komen Het was niet de eerste maal dat Lau rier den nacht kwam doorbrengen in dat speelhol, hetgeen zoo algemeen als eene gevaarlijke herberg in de wijk bekend stond; hij klom vier of vijf trappen af en trok aan een vett-i°* eind touw, dat buiten hing. In gewone tijden kwam men de her berg* niet op die wijze binnen, men moest zich doen herkennen en het wachtwoord opgeven; want de gewone bezoekers van het hol hadden te veel bijzondere redens, even goed bekend aan hun hospes als aan hen zeiven, om onvoorziene bezoe kers te duchten, die onaangenaam had den kunnen wezen, om zich niet door tal van voorzorgen te omringen, die hun bij eenig* dreigend gevaar het- middel zou den verschaft hebben om te vluchten. Op het oogenblik dat de deur open ging, steeg er uit dat hol een dikke walm op, doortrokken met de scherpe lucht van tabak en absinth; en te midden van een blauwachtigen nevel wendden een honderdtal drinkers, gezeten aan lange, met glazen en ilesschen bedekte tafels, bekommerde blikken naar den nieuw aangekomene. Eene plotselinge stilte volgde op het gegons, dat zoo even bui ten hoorbaar was, en uit gewoonte sprongen eenige kerels met galgentro nies van hunne zitplaatsen op en nader den een breeden uitgang, waarlangs het gemakkelijk was, zonder bemerkt te worden, kleine doodsche stegen te berei ken, die achter de groep houten kramen liepen, waartusscken de herberg stond beklemd. Het is Trekbeen zegde iemand. De gesprekken werden dadelijk op nieuw hernomen. Laurier naderde een groen geverfde houten tafel, liet zich op een strooien stoeltje vallen en riep met de vuist op tafel slaande: Een glas Picton Een dik, roodharig en scheel wijf, dat met bloote armen en op het tinnen blad 'v an liare toonbank leunende een wakend oog op hare bezoekers hield, herhaalde met eene tenorstem, die door het mis bruik van sterken drank schor geworden was: Een glas Picton Een knaap met een verwarden kaar- Dos en een reeds door de ondeugd ver- üierlijkt gelaat Draclit het gevraagde. Daurier lecugae net glas m een teug zijne keel was als verdroogd en hij hijg de naar adem. Men schijnt dorstig te zijn van avond, burger sergeant, merkte een uer hezoekers aan. Dat is zoo, antwoordde Laurier, klaarblijkelijk gevleid zich sergeant te hooren noemen, en ik ga eene ilesck ne men; dat zal mijn dorst wel verslaan. W illen wij om eene ilesck een par tijtje kaart spelen? Ik dank u voor van avond, Vin cent; maar ik kom hard loopende van Montmartre en ik heb er genoeg van. Bij het hooren van het woord Mont martre hieven alle drinkers het hoofd op en eemgen kwamen naderbij, met de handen achter op den rug, de pijp in den mond. Naar het schijnt wilden de capitu- lards dezen morgend de kanonnen van het volk wegvoeren, sprak een dikke ke rel met een tot aan de kin toegeknoopte hazelnootkleui'ige frak, waarvan een gat aan den elleboog* niet de geringste be goocheling omtrent het volslagen gt mis van ondergoed veroorloofde. Laurier haalde de schouders op. En het volk heeft hen op de vin gers getikt, riep hij luid, zich tode ge- heele zaal wendende. Men is dus aan 't kloppen geweest vroeg* Vincent. £eg eens heeft uwe vrouw u dan met de kinders naar de kerk gestuurd om ze er te laten bidden, dat gij nog niet weet wat er voorgevallen is, mijn arme jongen? spotte Laurier. Deze plompe spotternij met een verra derlijk opzet gericht tegen de vrouw vrouw Vincent, die men verdacht haren man nog tegen te houden op de helling van de ondeugd, waarop hij evenwel se dert de omwenteling reeds zulke groote vorderingen gemaakt had, verwekte een algemeen gelach, hetwelk de werk man als eene ware uitdaging* aanzag. Ik ben g*een kind, hernam hij, de vuisten ballende en om zich heen ziende, om mij door eene vrouw naar den biecht stoel te laten leiden of mij door wien ook te laten beschimpen, en indien hier iemand is, die er aan mocht twijfelen, ben ik bereid hem te bewijzen dat ik de kinderschoenen ontwassen ben Eene vechtpartij was een te alledaags iets in dien tempel der broederschap, dan dat men nu daarin cenig behagen zou geschept hebben, terwijl daarente gen de tijdingen van Montmartre voor al de drinkers zulk een groot gewicht hadden, dat zij in niets anders belan; stelden. Donk're purperwolken glijden Langs het gouden firmament, En de bonte bloempjes spreiden Ambergeur, nog nooit gekend. Uit het dorpje klinken toonen Van het avondklokje zacht, Om u naar Godes huis te troonen, Voor het naad'ren van den nacht. Zwijgend luist'ren bosch en velden Naar het oud bekend geluid, Dat hun thans opnieuw gaat melden; 't Rijk van dezen dag heeft uit. En het bloempje buigt zich over, Zachtkens wieg'lend op den wind, Of het onder 't heerlijk loover Soms ook een vriendinne vindt. Nachtegalen jublen, kweelen. Dankgezangen, hel en rein; Door de schoone woudabeelen Schittert zilv'ren maneschijn. Wilt ge, o menschenhart, getuigen Gods hand leidt en richt natuur Kom dan met ons mede juichen In dit schoone avonduur. J.-H. SAUVEUR, \AV IN DE PROCESSIE... Ge hebt reeds deel genomen aan de processie van 't H. Sacramentaan uwe parochiale processie. Zij heeft plaats langs de straten van uwe stad of' van uw dorp, ofwel de on- nqozele haat der goddeloozen deed ze binnen de muren uwer kerk blijven omdat de paarden niet zouden verschie ten zeker Wie weetMisschien hadt ge of zult ge de eere genieten van den troon hemel te helpen dragen.... Dan zijt g*e dicht bij Beschouwt alsdan, de Hei lige Hostie... Luistert wel af, wat Zij u verkondigt.... Vaandels, banieren en standaarden bestaan er bij de macht en boven mate in deze wereld Geschandvlekte vaandels, die rood schijnen van al het bloed eens volks. Te nieuwe en te prachtige banieren, die. nooit het vuur zagennooit in den strijd kwamen en geen doopsel ontvin- gen. V aandels wiens verschoten kleuren lijk leven te verschijnen, dan nochtans wanneer al de grooten dezer wereld ze voor goed' verdelgd en vernietigd meen denO dood, waar is uwe overwin ning?.... Gij die deel neemt aan eene processie Gij bijzonderlijk die het geluk geniet den troonhemel te dragenbeschouw dat geconsacreerd brood en overweeg dat het op eenen roemrijken avond, in de handen van den Eeuwigen Priester rustte Denk na dat de Apostels het aan schouwden, zooals gij het thans aan schouwtdat zij liet ontvingen, zooals gij het dagelijks of ten minste dikwijls kunt en moet ontvangen Denk wel na dat den H. Joannes, j_ bogen op het hert van den Meester, die zelfde kleine H. Hostie aanbad! Overweeg dat de christenen eens door de redelooze dieren met hunne bloedroo- de armen., die men Tiberius, Nero, Cali gula en Diocletianus noemt, verpletterd, in die diepe onderaardsche gangen zich vereenigden om dat hemelsch brood te eten. Overweeg* dat die H. Hostie klopte in de handen en aan 't herte van Tareius... en dat men ze aan de christenen, in de kerkers van het Roomsche circus opge sloten, uitdeelde, vooraleer de wilde beesten er wierden op losgelaten en de menschen brandstapels wierden ontste ken. Welk roemrijk verleden Beweer dan nog dat zij geen slagvel- denen veldslagen telde O die kleine blanke H. Hostie ont ving* te dikwijls het zoogezegde doopsel van bloed en welke banier mag haar toeroepen Ik dronk zooveel van dat hoogrood vocht als gij gij niet aan het bederf en aan de ver; ting der-ontbindingen ckt En gij trekt immer voorbij, meer vend en levend maken dan ooit. Gij handelt zoo in alle landen der reldGij gaat voorbijen ontelbare loovigen werpen voor uwe voeten al bloembladen en al den .bloemenreuk Ier rozen, leliën, viooltjesen al liefde hunner harten. Gij zult bij ons voorbijgaan... En dien een ongelukkige voor uwe gl< het gedacht durft uiten dat dit alles i n bestaat.... dat men er meer van weet'u^ dat een paar gebalde vuisten de zon i N'l- beletten te schijnen... zullen wij g*ed j ken dat de eeuwigheid de uwe is blijft, en alhoewel rechtvaardig, Gij barmhartig zijt.... Beste lezer, dikwijls ziet ge Ons H voorbijgaan, ge neemt dikwijls deel ommegang en processie... Misschien niet ge de eer den troonhemel te hel; dragen O dan bevindt ge u dicht bij den G cl den Meester. Aanschouw de H. Hostie... en dóe les wat ze u zal ingeven (Naar Pierre PErmite. En als ge wilt, o christen en ware va derlander, doorbladert de geschiedenis en overal en altijd1 vindt gij die kleine H. Hostie. Indien zij in Frankrijk door den H. Dionisius in de uitgehaalde holte der ntmartre-rots binnen Parijs werd ge consacreerdindien zij door den H. Remigius en de H. Genoveva werd aan beden... werd zij hier in ons Vaderland door de HH. Amandus, Livinus en an deren insgelijks geconsacreerd, geof ferd, uitgedeeld en ter aanbidding uit gesteld. Zij wees den weg aan de Kruis vaarders... Glinsterde op 't Groeningen- veld bij Kortrijk wanneer den zegen voor den Gulden Sporenslag aan de vereenig- Ie strijders werd gegeven... Zoowel als Philippus-Augustus van Frankrijk zijne koningskroon op 't altaar vóór den slag ooi, 0.0-00,1, „„„1 i i v&n Bouvines, neerlegde; zoo insgelijks een gansch verleden van beproevingen Pi rP ö-, j P,. rlfmnpvlioiri ontvingen, deden offeren en aanbaden onze oude krijgers die kleine H. Hostie en dapperheid vertegenwoordigen Enkele dagen geleden werd er zulken standaard buiten de St-Denijsbasiliek te Parijs gehaald. V erschroeide vaandels, geel geworden door liet ontvlammen van het buskruit op 't slagveld... Gescheurde, doorboorde vaandels... vaandels die meer aan vodden gelijken... lappen en vodden nochtans van luister en glorie, gekneusd en geblutst door den f luitenden en tuitenden kus der veldsla genzijden vodden, door vrouwenhan den gestikt en geborduurd en door vijan delijke en gretige handen met razernij verschrompeld. Vaandels, door de blikken der gewon den van uit. dc bloedig-e loopg'rachten opgevolgd Vaandels, door hartstochtelijke toejui chingen en luide kreten begroet wanneer zij op de kruin der vestingen en ver schansin gen verschenen Vaandels die men aan flarden scheurde 0111 elk een deeltje weg te stoppen en ze zoo aan de woede van den vijand te ont rukken.... GeUefkeosd'e en getroetelde vaandel- in de ecdiadvwe van den dood door ontelbare zielen der verdwenenen O vaderlandsbanieren!... wat zijt gij schoon, aanmoedigend, luisterrijk En vannee:' ge in onze straten vooi bijtrekt, j! dan trilt en .lit gansch ons wezen... o gele leeuwenbanier.... o driekleurige vaandels...., zinnebeelden eener zelfde vaderlandsliefde... allen zijt gij als de gewijde roepstem van den zoo heilig*en geboortegrond (Wordt voortgezet.) En nochtans wat en wie zijt ge in ver gelijking met die kleine witte H. Hos tie die schudt en beeft in de remonstran tie door priestershanden in de processie ondgedragen Gij, vaandels, banieren, standaarden, zijt slechts zinnebeelden... Die kleine H. Hostie is de levende we zenlijkheid: Dit is mijn lichaam!... Gij groeit en bloeit op aarde... Zij, komt uit den Hemel!... En die onmetelijke volzin is g*eene beeldspraak: Zij daalde neder uit den hemel het eind vaderland, waarvan de andere vadergrondën slechts tijdelijke afbeeldsels zijn. Zij ook sproot voort uit de liefde En uit welke liefde Zij ook kwam te voorschijn op den vooravond van eenen veldslag... En wel ke veldslag Zij ook ontving het doopsel des bloeds. En van welk bloed I Zij ook wierd verraden en scheen in den grond geboord door den tegenstroom en 't heetste van den strijd.... Doch het was om wederom levendiger in een heer- voor strijd en kamp... O die kleine H. Hostie door de gevan gene Gelukz. Joanna d'Arc zoo vurig be geerd... door de zoo heldhaftige slacht offers der Parijsche omwentelingen van 1793 en 1871 zoo liefdevol verlangd en afgesmeekt... door de wederlandsche H. Sacramentsvereerders en uitbreiders zoo gevierd, enkele jaren geleden in Cana da, dan te Londen, te Weenen, te Ma drid, op Malta en vroeger te Rijssel, te Avignon, te Brussel, te Luik, te Ant-, werpen, te Doornijk, te Namen, te Ro me, enzdie H. Hostie die men mor gen zal aanbidden, eeren en vereeren en verkondigen te Lourdes en dat in het algemeen vijf-en-twintigste H. Sacra ments congres. Zeer kleine H. Hostie, hoeveel blik ken trokt ge niet in den loop der eeuwen op U Zuivere en gretige blikken der kleine kinderen Blikken der gefolterden en gemar- teldenIk geloof, o Heer..., doch ver meerder mijn geloof!... Blikken der kalme en vredevolle rr. Dtigen "Verootmoedigde blikken der ver lorene zonen: Heere, ik ben niet waar dig Vurige blikken der zieken die een werk verlangen... Blikken der stervenden die uw licht afwachten om binnen te gaan in de verschrikkende eeuwigheid Want gij blijft niet wonen in het gou den drijfwerk van het tabernakel en van de remonstrans. Gij. komt daar buiten, altijd naar zielen hong'erend. Gij gaat in onze straten voorbij, gedragen door on ze piesters. Gij g*aat tot de rijken en gij treedt het zolderkamertje of het hutteken der ai men binnenGij baant u eenen we; zelfs door en over de waakzaamste hin derpalen en afsluitingen der haatdra gers en gij gaat den werkman tot op zijn lijdensbed in een vrijmetselaars gasthuis opzoeken. OH. Hostie lioevele helden deedt gij niet ontstaan Hoevele opofferingen bracht g*e niet teweeg Hoevele driften toomdet gij. niet in Hoevele arme sukkelaars van men schen begeerden niet hun leventje te le ven, wanneer gij ze dwongt van uw le ven te leven Hoevele burgers, werklieden, rijken armen, geleerden en onwetenden, zondaars en rechtvaardigen wierden door u niet Heilig Hoevele geestelijke dooden ontruktet ek >oi1 Bevelhebbei' dei* 6° legerafdseling, ike 1 u irdc :cpam 5r i mi ?i hi. de del en ole: Wij schijnen niet altijd overtuigd dj Mexico zulk een groot land is, als het ['-VJ der waarheid is; zijne oppervlakte is op j geveer gelijk aan die van Groot-Br tanje en Ierland, Frankrijk, Duitschla en Oostenrijk-Hongarië te samen. u Mexico heeft eene kustlijn van ong veer zeventien honderd mijlen aan Golf van Mexico en de Caraibiscke zi terwijl aan de Pacific, inbegrepen Golf van Californië, zijne kustlijn mindór elan vijf-èn-veertig honderd m len bedraagt. Mexico is verdeeld in zeven-en-twinl staten, drie grondgebieden en het v« bonden district, dat Mexico City bevi Dit laatste heeft de aanzienlijkste bevd king ongeveer een half millioen z len. Dan volgen de steden Guadalajs en Puebia, elk met meer dan konde [f- duizend; San Luis de Potosi en Mont rey, elk met meer dan tachtig duizel Mexico beschikt over buitengewojj111 natuurlijke bronnen, zooals: goud. ver, koper, olie, caoutchouc, vellen, ve suiker, koffie, mahoniehout. In het i gemeen zijn er drie bijzondere ui'tvo ringsartikels. Het eerste is een soo van draden, gelijkende aan henne waarvan koorden, garen, kangmatff en goedkoope, ruwe kleederen word gemaakt het tweede is een soort vse z caoutchouc, en het derde is het sap vi een zekeren boom, waarvan kauw-go wordt vervaardigd. Hier dient bij gen voeg'd dat de Azteken de eigenaardigs h V gom-kauwers waren. sn De Mexicaansche invoer, hebbende atu waarde van ong*eveer de drie-vijfden vi die van dien uitvoer, bestaat bijna u sluitelijk uit mackienen, ijzer en sta: textielen en manufacturen, kolen col en plantenoliën. _M,en is veelal van gedacht dat Mexi|ewc bijzonderlijk mijnstoffen voorbreng De waarde van de produkten van di Un; g-rond en van het vee is tegenwoorcli 8e; grooter dan de jaarlijksche ontginnii van kostbare metalen. Suiker, koffi cacao, tabak en een merkwaardige vari aaJ feit. van vruchten en, groenten wordif^1 tevens in overvloed voortgebracht. Wat het klimaat betreft, daarvoor Mexico bewonderenswaardig. Men tre er drie verschillende klimaten aan. H aangenaamste en gezondste klimaat dat van de diepliggende streken lang aen heen de kust. Maar vooral eene hoog-t omringd door bergketens, heeft gans( ll8' het jaar door een buitengewoon aangiree naam klimaat, en is uitstekend geschil,fQ als goede verblijfplaats en tot het bi voordeeligen van landbouwkundige pr( ducten, ïgi dee 1 v Yo. el odi iscl D Me: trin idie •ek. spi vil ft J 00 c roei eelc iaa: looi njl asc uen te ver: true We dt r de ma; at. ite 1 aarc 8'

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Volksstem | 1914 | | pagina 2