De herberg van den dood
Generaal Lantounois van Ro
ei
AVONDSTEMMING
ToJ voorbereiding van het
H. Sacramentscongres te Lourdes
MEXICO
■ik.,
,n
kt,
(10® Vervolg.)
Deze gewelven liepen door tot aan
het Pantheon, waar mijne ooms, in een
gewelfde steenhouwerij, met behulp van
een ouden koster, eene noodkapel inge
richt hadden, waar iederen Zondag een
zeker aantal vertrouwde katholieken
gedurende den ganschen tijd van het
Schrikbewind het H. Misoffer kwamen
bijwonen en de oefeningen volgen van
een godsdienst, die door de aanhangers
van den godsdienst der Rede opgeheven
was.
Langer dan een jaar leefden mijne
beide ooms, dank zij den bijstand van
eenige moedige katholieken, die langs
verschillende punten in het net der bo-
vengewelven doordrongen, daar in ge
zelschap van eenig-e geestelijken en eeni
ge andere verdachte personen, wie de
guillotien wachtte.
Terwijl het orkaan buiten woedde,
leefde en bad die kleine kudde onder den
grond, gelijk de christenen der eerste
tijden; eiken Zondag slopen godvruchti
ge geloovigen van buiten in de gewelven
en kwargen het gezelschap aan den voet
van een in de rots uitgehouwen altaar
vermeerderen. Het Heilig Misoffer werd
opgedragen in de kapel van St-Gertrudis
in de tegenwoordigheid van al die ver
dachten, waarvan verscheidene niet
meer zouden afdalen.
Dikwijls ook keerden priesters, de
benedenste verdieping verlatende en hun
weg naar de bovenverdieping nemende,
langs een put naar de oppervlakte terug
en gingen, met gevaar van hun leven,
geleid door een vurig christen, langs de
muren voortsluipende, de vertroostingen
en den bijstand hunner bediening* bren
gen aan stervenden, de vaders, de moe
ders, de echtgenooten hunner vervol
gers.
Toen de storm bedaard was, toen -de
laatste van de opperhoofden der moorde
naars zijn hoofd gebracht had op het
schavot, dat hij met bloed gedrenkt had,
konden de verdachten eindelijk uit de
ingewanden der aarde te voorschijn ko
men. De onderaardsche kapel van Sint-
Gertrudis had geene reden van bestaan
meer, en de sombere gewelven, dooi' in
gewijden bekend onder den naam va a
Herberg van den Dood werden ver
laten, zonder dat echter het geheim van
die schuilplaats ven-aden werd, die zoo
vele slachtoffers gered had.
Sinds eenige jaren zijn de laatste ge
loovigen, wien zij tot schuilplaats ver
strekte, heengegaan, een geheim mede
nemende, dat tegenwoordig nog slechts
aan drie of vier personen behoort.
YV aarscinjnlijk zal het met den laat
ste van ons uitsterven. Niet dat wij er
Deiang bij liebben t te verbergen, maar
omüar liet nutteloos is voor net tegen
woordige geslaclit dat, naai* wij nopen
willen, niet meer zulk een droevig oe-
wogen tijdperk zal behoeven te doorwor
stelen.
Ik hoop het met u, sprak Georges,
hoewel, om u de waarheid te zeggen, de
leiders der republikemsche partij, de re-
denaars m de clubs en velen van die
vreemdelingen, waarvan het sedert de
overgaaf te i'arijs wemelt, mij zeer wei
nig vertrouwen inboezemen.
De pastoor slaakte een zucht; het was
gemakkelijk te begrijpen, dat ook hij
niet volkomen overtuigd was van de ver
betering der democraten.
Hij wilde juist voortgaan met de ver
klaring* van zin plan om alle verder ge
sprek over dat onderwerp af te snijden,
toen Alej. Rose aan de deur klopte met
eene overhaasting, die niet in hare ge
woonte lag.
Binnen riep de pastoor.
Ach Mijnheer de pastoor, riep zij
uit, de handen ten hemel opheffende, de
voorzeggingen gaan in vervulling; men
vermoordt elkander in Belleville.
Groote God wie heeft u dat ge
zegd
Iedereen, Mijnheer de pastoor; se
dert dezen morgend is men aan 't schie
ten; er zijn twaalf generaals gedood en
meer dan twintig duizend man buiten
gevecht gesteld.
Genadige Hemelen mijn vader is
nog* niet te huis, riep Georges uitals
hem maar geen ongeluk overgekomen
is-
Misschien is hij reeds boven, her
nam de pastoor, wiens gelaat eene smar
telijke ontroering uitdrukte.
-Daar moet ik mij terstond van over
tuigen riep Georges, haastig het ver
trek verlatende.
IV.
HET KOMPLOT.
Bij het verlaten der rue des Feuil-
lantines waar hij zoo dicht, zonder
het ie weten, langs het huis gekomen
was van den man, dien hij zoo hardnek
kig sinds de hoogden van Montmartre
achtervolgd had, ging* Laurier, meer be
kend onder den kenmerkenden doch on-
dichterlijken bijnaam van Trekbeen
de rue Saint-Jacques op, en een nauw
steegje inslaande, bleef hij na eenige
stappen staan en klopte op bijzondere
wijze tegen een vensterluik van een ar
moedig uitziend huis, boven welks deur
aan een ijzeren stang knarsend een foode
lantaarn wiegelde, waarop met groote
zwarte letters geschilderd stond: Ta
verne de l'Epi-Scié
Er volgde geen antwoord, maar men
hoorde een binnengrendel wegschuiven
en de deur ging open.
Trekbeen scheen er zich in het
minste niet over te verwonderen dat hij
niemand zag hij sloot de deur achter
zich dicht en begaf zich naar het einde
van een smallen gang*, verlicht door een
vierkante opening bijna gelijkvloers,
die tot venster diende aan een dier krot
ten, waar de oud-misdadigers, de zak
kenrollers, de dronkaards en in het alge
meen al de lieden zonder middel van be
staan, die reden hebben zich verborgen
te houden, gewoon zijn bijeen te komen
Het was niet de eerste maal dat Lau
rier den nacht kwam doorbrengen in dat
speelhol, hetgeen zoo algemeen als eene
gevaarlijke herberg in de wijk bekend
stond; hij klom vier of vijf trappen af
en trok aan een vett-i°* eind touw, dat
buiten hing.
In gewone tijden kwam men de her
berg* niet op die wijze binnen, men moest
zich doen herkennen en het wachtwoord
opgeven; want de gewone bezoekers van
het hol hadden te veel bijzondere redens,
even goed bekend aan hun hospes als
aan hen zeiven, om onvoorziene bezoe
kers te duchten, die onaangenaam had
den kunnen wezen, om zich niet door tal
van voorzorgen te omringen, die hun bij
eenig* dreigend gevaar het- middel zou
den verschaft hebben om te vluchten.
Op het oogenblik dat de deur open
ging, steeg er uit dat hol een dikke walm
op, doortrokken met de scherpe lucht
van tabak en absinth; en te midden van
een blauwachtigen nevel wendden een
honderdtal drinkers, gezeten aan lange,
met glazen en ilesschen bedekte tafels,
bekommerde blikken naar den nieuw
aangekomene. Eene plotselinge stilte
volgde op het gegons, dat zoo even bui
ten hoorbaar was, en uit gewoonte
sprongen eenige kerels met galgentro
nies van hunne zitplaatsen op en nader
den een breeden uitgang, waarlangs het
gemakkelijk was, zonder bemerkt te
worden, kleine doodsche stegen te berei
ken, die achter de groep houten kramen
liepen, waartusscken de herberg stond
beklemd.
Het is Trekbeen zegde iemand.
De gesprekken werden dadelijk op
nieuw hernomen.
Laurier naderde een groen geverfde
houten tafel, liet zich op een strooien
stoeltje vallen en riep met de vuist op
tafel slaande:
Een glas Picton
Een dik, roodharig en scheel wijf, dat
met bloote armen en op het tinnen blad
'v an liare toonbank leunende een wakend
oog op hare bezoekers hield, herhaalde
met eene tenorstem, die door het mis
bruik van sterken drank schor geworden
was:
Een glas Picton
Een knaap met een verwarden kaar-
Dos en een reeds door de ondeugd ver-
üierlijkt gelaat Draclit het gevraagde.
Daurier lecugae net glas m een teug
zijne keel was als verdroogd en hij hijg
de naar adem.
Men schijnt dorstig te zijn van
avond, burger sergeant, merkte een uer
hezoekers aan.
Dat is zoo, antwoordde Laurier,
klaarblijkelijk gevleid zich sergeant te
hooren noemen, en ik ga eene ilesck ne
men; dat zal mijn dorst wel verslaan.
W illen wij om eene ilesck een par
tijtje kaart spelen?
Ik dank u voor van avond, Vin
cent; maar ik kom hard loopende van
Montmartre en ik heb er genoeg van.
Bij het hooren van het woord Mont
martre hieven alle drinkers het hoofd
op en eemgen kwamen naderbij, met de
handen achter op den rug, de pijp in den
mond.
Naar het schijnt wilden de capitu-
lards dezen morgend de kanonnen van
het volk wegvoeren, sprak een dikke ke
rel met een tot aan de kin toegeknoopte
hazelnootkleui'ige frak, waarvan een gat
aan den elleboog* niet de geringste be
goocheling omtrent het volslagen gt mis
van ondergoed veroorloofde.
Laurier haalde de schouders op.
En het volk heeft hen op de vin
gers getikt, riep hij luid, zich tode ge-
heele zaal wendende.
Men is dus aan 't kloppen geweest
vroeg* Vincent.
£eg eens heeft uwe vrouw u dan
met de kinders naar de kerk gestuurd
om ze er te laten bidden, dat gij nog
niet weet wat er voorgevallen is, mijn
arme jongen? spotte Laurier.
Deze plompe spotternij met een verra
derlijk opzet gericht tegen de vrouw
vrouw Vincent, die men verdacht haren
man nog tegen te houden op de helling
van de ondeugd, waarop hij evenwel se
dert de omwenteling reeds zulke groote
vorderingen gemaakt had, verwekte
een algemeen gelach, hetwelk de werk
man als eene ware uitdaging* aanzag.
Ik ben g*een kind, hernam hij, de
vuisten ballende en om zich heen ziende,
om mij door eene vrouw naar den biecht
stoel te laten leiden of mij door wien ook
te laten beschimpen, en indien hier
iemand is, die er aan mocht twijfelen,
ben ik bereid hem te bewijzen dat ik de
kinderschoenen ontwassen ben
Eene vechtpartij was een te alledaags
iets in dien tempel der broederschap,
dan dat men nu daarin cenig behagen
zou geschept hebben, terwijl daarente
gen de tijdingen van Montmartre voor
al de drinkers zulk een groot gewicht
hadden, dat zij in niets anders belan;
stelden.
Donk're purperwolken glijden
Langs het gouden firmament,
En de bonte bloempjes spreiden
Ambergeur, nog nooit gekend.
Uit het dorpje klinken toonen
Van het avondklokje zacht,
Om u naar Godes huis te troonen,
Voor het naad'ren van den nacht.
Zwijgend luist'ren bosch en velden
Naar het oud bekend geluid,
Dat hun thans opnieuw gaat melden;
't Rijk van dezen dag heeft uit.
En het bloempje buigt zich over,
Zachtkens wieg'lend op den wind,
Of het onder 't heerlijk loover
Soms ook een vriendinne vindt.
Nachtegalen jublen, kweelen.
Dankgezangen, hel en rein;
Door de schoone woudabeelen
Schittert zilv'ren maneschijn.
Wilt ge, o menschenhart, getuigen
Gods hand leidt en richt natuur
Kom dan met ons mede juichen
In dit schoone avonduur.
J.-H. SAUVEUR,
\AV
IN DE PROCESSIE...
Ge hebt reeds deel genomen aan de
processie van 't H. Sacramentaan
uwe parochiale processie.
Zij heeft plaats langs de straten van
uwe stad of' van uw dorp, ofwel de on-
nqozele haat der goddeloozen deed ze
binnen de muren uwer kerk blijven
omdat de paarden niet zouden verschie
ten zeker
Wie weetMisschien hadt ge of
zult ge de eere genieten van den troon
hemel te helpen dragen.... Dan zijt g*e
dicht bij Beschouwt alsdan, de Hei
lige Hostie... Luistert wel af, wat Zij
u verkondigt....
Vaandels, banieren en standaarden
bestaan er bij de macht en boven mate
in deze wereld
Geschandvlekte vaandels, die rood
schijnen van al het bloed eens volks.
Te nieuwe en te prachtige banieren,
die. nooit het vuur zagennooit in den
strijd kwamen en geen doopsel ontvin-
gen.
V aandels wiens verschoten kleuren
lijk leven te verschijnen, dan nochtans
wanneer al de grooten dezer wereld ze
voor goed' verdelgd en vernietigd meen
denO dood, waar is uwe overwin
ning?....
Gij die deel neemt aan eene processie
Gij bijzonderlijk die het geluk geniet
den troonhemel te dragenbeschouw
dat geconsacreerd brood en overweeg dat
het op eenen roemrijken avond, in de
handen van den Eeuwigen Priester
rustte
Denk na dat de Apostels het aan
schouwden, zooals gij het thans aan
schouwtdat zij liet ontvingen, zooals
gij het dagelijks of ten minste dikwijls
kunt en moet ontvangen
Denk wel na dat den H. Joannes, j_
bogen op het hert van den Meester, die
zelfde kleine H. Hostie aanbad!
Overweeg dat de christenen eens door
de redelooze dieren met hunne bloedroo-
de armen., die men Tiberius, Nero, Cali
gula en Diocletianus noemt, verpletterd,
in die diepe onderaardsche gangen zich
vereenigden om dat hemelsch brood te
eten.
Overweeg* dat die H. Hostie klopte in
de handen en aan 't herte van Tareius...
en dat men ze aan de christenen, in de
kerkers van het Roomsche circus opge
sloten, uitdeelde, vooraleer de wilde
beesten er wierden op losgelaten en de
menschen brandstapels wierden ontste
ken.
Welk roemrijk verleden
Beweer dan nog dat zij geen slagvel-
denen veldslagen telde
O die kleine blanke H. Hostie ont
ving* te dikwijls het zoogezegde doopsel
van bloed en welke banier mag haar
toeroepen Ik dronk zooveel van dat
hoogrood vocht als gij
gij niet aan het bederf en aan de ver;
ting der-ontbindingen
ckt
En gij trekt immer voorbij, meer
vend en levend maken dan ooit.
Gij handelt zoo in alle landen der
reldGij gaat voorbijen ontelbare
loovigen werpen voor uwe voeten al
bloembladen en al den .bloemenreuk
Ier rozen, leliën, viooltjesen al
liefde hunner harten.
Gij zult bij ons voorbijgaan... En
dien een ongelukkige voor uwe gl<
het gedacht durft uiten dat dit alles i n
bestaat.... dat men er meer van weet'u^
dat een paar gebalde vuisten de zon i N'l-
beletten te schijnen... zullen wij g*ed j
ken dat de eeuwigheid de uwe is
blijft, en alhoewel rechtvaardig, Gij
barmhartig zijt....
Beste lezer, dikwijls ziet ge Ons H
voorbijgaan, ge neemt dikwijls deel
ommegang en processie... Misschien
niet ge de eer den troonhemel te hel;
dragen
O dan bevindt ge u dicht bij den G cl
den Meester.
Aanschouw de H. Hostie... en dóe
les wat ze u zal ingeven
(Naar Pierre PErmite.
En als ge wilt, o christen en ware va
derlander, doorbladert de geschiedenis
en overal en altijd1 vindt gij die kleine
H. Hostie.
Indien zij in Frankrijk door den H.
Dionisius in de uitgehaalde holte der
ntmartre-rots binnen Parijs werd ge
consacreerdindien zij door den H.
Remigius en de H. Genoveva werd aan
beden... werd zij hier in ons Vaderland
door de HH. Amandus, Livinus en an
deren insgelijks geconsacreerd, geof
ferd, uitgedeeld en ter aanbidding uit
gesteld. Zij wees den weg aan de Kruis
vaarders... Glinsterde op 't Groeningen-
veld bij Kortrijk wanneer den zegen voor
den Gulden Sporenslag aan de vereenig-
Ie strijders werd gegeven... Zoowel als
Philippus-Augustus van Frankrijk zijne
koningskroon op 't altaar vóór den slag
ooi, 0.0-00,1, „„„1 i i v&n Bouvines, neerlegde; zoo insgelijks
een gansch verleden van beproevingen Pi rP ö-, j
P,. rlfmnpvlioiri ontvingen, deden offeren en aanbaden
onze oude krijgers die kleine H. Hostie
en dapperheid vertegenwoordigen
Enkele dagen geleden werd er zulken
standaard buiten de St-Denijsbasiliek te
Parijs gehaald.
V erschroeide vaandels, geel geworden
door liet ontvlammen van het buskruit
op 't slagveld...
Gescheurde, doorboorde vaandels...
vaandels die meer aan vodden gelijken...
lappen en vodden nochtans van luister
en glorie, gekneusd en geblutst door den
f luitenden en tuitenden kus der veldsla
genzijden vodden, door vrouwenhan
den gestikt en geborduurd en door vijan
delijke en gretige handen met razernij
verschrompeld.
Vaandels, door de blikken der gewon
den van uit. dc bloedig-e loopg'rachten
opgevolgd
Vaandels, door hartstochtelijke toejui
chingen en luide kreten begroet wanneer
zij op de kruin der vestingen en ver
schansin gen verschenen
Vaandels die men aan flarden scheurde
0111 elk een deeltje weg te stoppen en ze
zoo aan de woede van den vijand te ont
rukken....
GeUefkeosd'e en getroetelde vaandel-
in de ecdiadvwe van den dood door
ontelbare zielen der verdwenenen
O vaderlandsbanieren!... wat zijt gij
schoon, aanmoedigend, luisterrijk En
vannee:' ge in onze straten vooi bijtrekt,
j! dan trilt en .lit gansch ons wezen...
o gele leeuwenbanier.... o driekleurige
vaandels...., zinnebeelden eener zelfde
vaderlandsliefde... allen zijt gij als de
gewijde roepstem van den zoo heilig*en
geboortegrond
(Wordt voortgezet.)
En nochtans wat en wie zijt ge in ver
gelijking met die kleine witte H. Hos
tie die schudt en beeft in de remonstran
tie door priestershanden in de processie
ondgedragen
Gij, vaandels, banieren, standaarden,
zijt slechts zinnebeelden...
Die kleine H. Hostie is de levende we
zenlijkheid: Dit is mijn lichaam!...
Gij groeit en bloeit op aarde...
Zij, komt uit den Hemel!...
En die onmetelijke volzin is g*eene
beeldspraak: Zij daalde neder uit den
hemel het eind vaderland, waarvan de
andere vadergrondën slechts tijdelijke
afbeeldsels zijn.
Zij ook sproot voort uit de liefde
En uit welke liefde
Zij ook kwam te voorschijn op den
vooravond van eenen veldslag... En wel
ke veldslag
Zij ook ontving het doopsel des bloeds.
En van welk bloed I
Zij ook wierd verraden en scheen in
den grond geboord door den tegenstroom
en 't heetste van den strijd.... Doch het
was om wederom levendiger in een heer-
voor strijd en kamp...
O die kleine H. Hostie door de gevan
gene Gelukz. Joanna d'Arc zoo vurig be
geerd... door de zoo heldhaftige slacht
offers der Parijsche omwentelingen van
1793 en 1871 zoo liefdevol verlangd en
afgesmeekt... door de wederlandsche H.
Sacramentsvereerders en uitbreiders zoo
gevierd, enkele jaren geleden in Cana
da, dan te Londen, te Weenen, te Ma
drid, op Malta en vroeger te Rijssel, te
Avignon, te Brussel, te Luik, te Ant-,
werpen, te Doornijk, te Namen, te Ro
me, enzdie H. Hostie die men mor
gen zal aanbidden, eeren en vereeren en
verkondigen te Lourdes en dat in het
algemeen vijf-en-twintigste H. Sacra
ments congres.
Zeer kleine H. Hostie, hoeveel blik
ken trokt ge niet in den loop der eeuwen
op U Zuivere en gretige blikken der
kleine kinderen
Blikken der gefolterden en gemar-
teldenIk geloof, o Heer..., doch ver
meerder mijn geloof!...
Blikken der kalme en vredevolle
rr. Dtigen
"Verootmoedigde blikken der ver
lorene zonen: Heere, ik ben niet waar
dig
Vurige blikken der zieken die een
werk verlangen...
Blikken der stervenden die uw
licht afwachten om binnen te gaan in
de verschrikkende eeuwigheid
Want gij blijft niet wonen in het gou
den drijfwerk van het tabernakel en van
de remonstrans. Gij. komt daar buiten,
altijd naar zielen hong'erend. Gij gaat in
onze straten voorbij, gedragen door on
ze piesters.
Gij g*aat tot de rijken en gij treedt het
zolderkamertje of het hutteken der ai
men binnenGij baant u eenen we;
zelfs door en over de waakzaamste hin
derpalen en afsluitingen der haatdra
gers en gij gaat den werkman tot op zijn
lijdensbed in een vrijmetselaars gasthuis
opzoeken.
OH. Hostie lioevele helden deedt gij
niet ontstaan
Hoevele opofferingen bracht g*e niet
teweeg
Hoevele driften toomdet gij. niet in
Hoevele arme sukkelaars van men
schen begeerden niet hun leventje te le
ven, wanneer gij ze dwongt van uw le
ven te leven
Hoevele burgers, werklieden, rijken
armen, geleerden en onwetenden,
zondaars en rechtvaardigen wierden
door u niet Heilig
Hoevele geestelijke dooden ontruktet
ek
>oi1
Bevelhebbei' dei* 6° legerafdseling,
ike
1 u
irdc
:cpam
5r i
mi
?i
hi.
de
del
en
ole:
Wij schijnen niet altijd overtuigd dj
Mexico zulk een groot land is, als het ['-VJ
der waarheid is; zijne oppervlakte is op j
geveer gelijk aan die van Groot-Br
tanje en Ierland, Frankrijk, Duitschla
en Oostenrijk-Hongarië te samen. u
Mexico heeft eene kustlijn van ong
veer zeventien honderd mijlen aan
Golf van Mexico en de Caraibiscke zi
terwijl aan de Pacific, inbegrepen
Golf van Californië, zijne kustlijn
mindór elan vijf-èn-veertig honderd m
len bedraagt.
Mexico is verdeeld in zeven-en-twinl
staten, drie grondgebieden en het v«
bonden district, dat Mexico City bevi
Dit laatste heeft de aanzienlijkste bevd
king ongeveer een half millioen z
len. Dan volgen de steden Guadalajs
en Puebia, elk met meer dan konde [f-
duizend; San Luis de Potosi en Mont
rey, elk met meer dan tachtig duizel
Mexico beschikt over buitengewojj111
natuurlijke bronnen, zooals: goud.
ver, koper, olie, caoutchouc, vellen, ve
suiker, koffie, mahoniehout. In het i
gemeen zijn er drie bijzondere ui'tvo
ringsartikels. Het eerste is een soo
van draden, gelijkende aan henne
waarvan koorden, garen, kangmatff
en goedkoope, ruwe kleederen word
gemaakt het tweede is een soort vse z
caoutchouc, en het derde is het sap vi
een zekeren boom, waarvan kauw-go
wordt vervaardigd. Hier dient bij gen
voeg'd dat de Azteken de eigenaardigs h V
gom-kauwers waren. sn
De Mexicaansche invoer, hebbende atu
waarde van ong*eveer de drie-vijfden vi
die van dien uitvoer, bestaat bijna u
sluitelijk uit mackienen, ijzer en sta:
textielen en manufacturen, kolen col
en plantenoliën.
_M,en is veelal van gedacht dat Mexi|ewc
bijzonderlijk mijnstoffen voorbreng
De waarde van de produkten van di Un;
g-rond en van het vee is tegenwoorcli 8e;
grooter dan de jaarlijksche ontginnii
van kostbare metalen. Suiker, koffi
cacao, tabak en een merkwaardige vari aaJ
feit. van vruchten en, groenten wordif^1
tevens in overvloed voortgebracht.
Wat het klimaat betreft, daarvoor
Mexico bewonderenswaardig. Men tre
er drie verschillende klimaten aan. H
aangenaamste en gezondste klimaat
dat van de diepliggende streken lang aen
heen de kust. Maar vooral eene hoog-t
omringd door bergketens, heeft gans( ll8'
het jaar door een buitengewoon aangiree
naam klimaat, en is uitstekend geschil,fQ
als goede verblijfplaats en tot het bi
voordeeligen van landbouwkundige pr(
ducten,
ïgi
dee
1 v
Yo.
el
odi
iscl
D
Me:
trin
idie
•ek.
spi
vil
ft J
00 c
roei
eelc
iaa:
looi
njl
asc
uen
te
ver:
true
We
dt r
de
ma;
at.
ite 1
aarc
8'