Kerstnacht
"Bi
volk, dat, in aanschouw van 't Roomsrhe aardrijk
in zijn onophoudende gesprekken, zoo warm van
hoop omtrent de zegerijke toekomst van 't Joodsche
wereld-dom gewaagde.
Nadat Herodes, schijnbaar kalm, doch met gewel
dig iimerlijk-vreezen had rondgezien of niemand
een oplossend antwoord tegemoet bereidde, want
Herodes voelde dat die koning een geweldige levens
rechter zou worden voor allen, en wel meest voor
de koningen der aarde, en allermeest voor Israel s
koning zelf, trad een jonge schriftgeleerde vóór.
en sprak
- Niets is zeker omtrent de komst van den
Messias, ofschoon de tijd door de Profeten bestipt,
genaken kan; doch, het zou vreemd zijn, indien
Messias ons geboren is, dat gij, koning Israel s, gij,
Hoogepriester Jahweh's, en gij allen ouderlingen
en wijzen, zoudt onwetend gelaten zijn door God,
terwijl uit de verten der aarde, drie vreemde
Koningen, geleid door een wonder-ster, ons komen
verwittigen, eigen volk Messias, dat de tijd der
volbrenging begint, dat God ons baart den Al-eeu-
wig-Beloofde, dat de wereld-vorst is gedaald uit
Jabweh's-hrein. Dit is onmogelijk. Nochtans wil ik
«eggen wat ik weet. Het is voorzegd dat in 't zuider
dorp Bethlehem de herder der herders komen moet,
en de tijd door Daniël vastgesteld is vcrloopen,
en de ster der Koningen zou kunnen het vóortecken
zijn dat God in den hemel schept als lichtende ge
tuige der volbrenging Zijns Wo. rd doch, de Mes
sias dien we verhopen is ten koning en niet een arm
dorpskind in een verloren gehucht vanJudea.
Dit was het beste antwoord en niemand onder de
geleerden kon bettr en nauwkeuriger den zinder
schriften verklaren dan dtze jongste der doktors.
Herodes dan. kwam weder tot de koningen en
vertelde wat hij nu wist; zijn gemoed was in ruste,
nu dat hij vernomen had, dat deze Messias maar
een zwak kind zou wezen, in een gering dorp zijns
koninkrijks en hij bleef verbaasd als hij 't volle be
trouwen der vreen delingen hoorde, die hem ant
woordde
.Laat ons gaan naar Bethlehem, wellicht zien
we de sterre weer.
Indien gij den kleinen Koning vindt, verwit
tigt mij dan, o vorsten, opdat ik ook naar Betlilebem
ga, en hem plechtig aanbidde; - zoo besloot de
valsche Herodes, na het onderhoud.
En de grootsche stoet der verre Koningen door
trok weêr het drukke Jeruzalem, langs de scherpe
schaduw der hooge huizen, of onder de lago gewel
ven der balsemige straten waarde schoono zwart-
lokkige Sion's dochteren op den drempel hunner
woonsten koutten en schertsten met do vreemde be
zoekers dezer feest-dagen.
De koningen leidden hunne ranke dieren weder
onder de zware schaduw der Yzere-W<stpoort en
sloepen zuidwaarts den weg in naar Bethlehem,
tusschen de l.reedtakkige winter-naaltte olijfboomen.
En zoodra waren ze voorbij de witte graven der
oude Bet liters van Israel, of de glorierijke sterre
ontvlamde in den zuider-hcmcl, boven Bethlehem.
Dit was liet weder-bevestigend wonder dat ze niet
durfden hopen.en hunne harten zw ollen van vreugde,
hun mond prevelde onbekende gebeden aan den God
der wereld en der sterren, en ze verspoedden den
can- der kameelen, ze draafden den stoet voorop,
zij gedrieën it) hun mantel-zwaai af de gouden
kronen hunner konings-hoofden.
Middelerwijl zagen ook de herders, die droomend
bij bun kudden waakten, do glanzende ster over
't heuvel dorp, en ze herdachten de woorden der
Koningen.
Langs alle hellingen kwamen de herders te samen
en bespraken het verdere nieuws.
Een koning is ons geboren - juichte hun recht
zinnig hart. en ze boraadsloegen welk geschenk ze
zouden bicden aan den vorst van Israël, dio Teeds
voor zijn geboorte zoo beroemd was, dat gmote
koningen uit afgelegen eilanden kwamen om hem
te ontbied* n op aarde in zijn vaderland dat van hem
niet wist. En elkeen baalde een lam zijner dolende
kudde en bracht het op zijne schouders bij de verga
dering der herders.
En terwijl zij dan voortwamlelden naar 't dorp,
overglansd door de Hemels< lie ster, hoorden ze den
wind bidden, ze vernamen een koor rond de aarde,
een engelen-zang over hunne hoofden, zo hoor
den't omdat ze't geloofden en ze verstonden het
lied van het nieuwe licht, liet lied van den eeuwigen
Koning geboren op aard - Heil, Heil, Heil in
d'allerhoogten aan God, en vrede zij op aard aan de
schepselen van goeden wil.
En de herders vernamen in hun eigen hart een
nieuw gevoel dat ze nooit gekend, noch gevoeld
hadden, als smaakte hun mond honig, en als ware
hun geest tegenwoordig in een hemelsche sfeer, ze
voelden hun oud versteend hart als hersmolten tot
oen bronne van zich gevend leven in zoet genotde
liefde.
Ze gingen haastig en zwijgend naar Bethlehem;
elkeen had willen zingen wat zijn harte zong, maar
ze dorsten niet, in eerbied voor 't gebeurende dat ze
bevroedden.
Middernacht was het, als de herders, langs de
blauw schemerige steilten naar de hut stapten,
waarin het lichtje brandde, en waarboven nog steeds
de groote ster kroonde, mot zevenvoudige velging
van stralen over Bethlehem, en z.e bereikten do
kleine woonst, die was gemuurd tegen de rots, en
met klei bestreken, opdat de zilt-kou der nachten
niet binnendringe, doch de magere wanden waren
fel-gesclieurd en do terras was geborsten, zoodat het
licht der ster daarbinnen z.üpelde.
En r.e zagen er een wonderschoon© vrouw, jong
als een herderinne der hellingen, naast een volwas
sen man, in bruine pelgrimskleedii.
Het gelaat der vrouw, ietwat bleek en gemagerd
des te schooner, zag neer op een tenger kindje
pas-geboren en door de jongo moeder rein gewas-
schen, een klein menselien kind dat leefde, en de
schaduw van 's moeders hoofd, door do storrclicht-
glans geteekend, bedekte't blanke lichaam.
De herders stonden aan den ingang, ingetogen,
bewonderend, aarzelend, niet durvend gclooven dat
die armoede de eerste praal was van een Konings
kind dat God aan de wereld gaf uit zich zeiven,
zooals de Koningen gezeid haddenze dorsten
niet denken dat daar Israel's koning lag, pas-gebo
ren, bevallig-ldank op don warinkloppcnden boezem
der moeder, jong als een maagd der velden.
Doch de herders, door dien eenvoud en die ar
moede ook tevens bekoord en betrouwend geworden,
schoven binnen. knieldn^P boden liunna_lammeren:
en de jónge moeder was niet verwonderd om dit
ongewone eer-betuig aan baar zoontje, pas ontlokon
in nicnBcbheid; en een der herders gaf haar het
wollige schaapsvel dat zijn schouders ompelsde.cn
daarop legde de moeder het blonde kind.
Zoo bleven daar de herders geknield, leunend
op hun herders-staf, en de glans der sterre door 't
brokke gewelf der hut overblankte allen.
Maar als zo zagen hoe liet kind bloosde van kou,
en dat de moeder zelf nog bleek en koortsig van
barens-leed geen warmte had in baar eigen lichaam
om den kleine te bovrijden van rots-uitwasemende
kilte, haalde een hunner uitden stal, die in't naaste
vertrek dezer schamele dorpswoonste was, een
breed-gehoorndo tamme os, en een geduldig slaperig
ezeltje, ze vroegen aan de moeder dat zij 't kind
zou neerleggen op 't slroo der bijgehaalde kribbe,
waarover't schaapsvel werd geworpen, z.e stelden de
kribbe naast de moeder, en brachten do twee last
dieren dor arme menschen van Bethlehem, die de
doolaards duldden in deze hut, dichtbij do kribt,e,
zoodat de lauwe adems van os en ezel liet kindje
omwolkten en omzoedelden als een warmen pols.
En de moeder zag hun bezorgdheid gaarne; ze
rustte, afgemat, en leunde't hoold op den schouder
van den pelgrim die naast baar zat, en bewaakte zoo
haar kindje.
Dan knielden weêr de herders, de stilte zong.
z.e hoorden de Eupelen.
Door de eenzame straten van Bethlehem kwam
een woelige karatane, voorgeleid door drie Konin
gen, met bekroond voorhoofd.
De kameelen wiegden hun lango hoofden en deden
de zilver teugen tintelen in 't hoog licht dersterro;
mactelon niet goudraud vielen al' de schrompelige
rompen der grauwe dieren.
't Was een weeklrigo verschoning dezor bont
kleurige stoetgolving, met zilver strepingen op de
gewaden der ruiters, on flikkering der juweolen
hunner wapening of kleedsol-sloring, in don blauw-
bleeken nacht, onder 't geflonker der néér-bloeiènde
Gods-s'er: maar deze alleen zag de purperig-wcold-
sche pracht dor verwelkoming van aardsche Konin
gen, ontvangend het kind des Hemels in zulk node-
rig palcis.
De Koningen kwamen en onlstegen hun troon-
stoelen, vóór de hut waarde herders aanbaden;
beladen met de geschenken, onder hun driedubbele
zadel uitgehaald, tradon de Koningen met slependen
floersmaiitel onder de herders, tot nabij het witte
Kindje, door teerdere moederhand omwonden met
den sehaapswol.
Do Koningen knielden en boden hun giften.
Melchior, de oudere blanke koning uitden Westen
bood hot goud zijner streek.
Balthazar, de gulden koning uithet Oosten, bood
Myrrha zijns hoog balsemland.
Gaspard, de zwarto koning, bood zuiveren wie
rook, gewonnen in zijn helder woestijnland van 't
zuiden.
En dan, hieven alle drie de gouden kronen af hun
hoofd en schonken ze aan het kindje, dat de wereld
zou winnen door zijn almachtig woord.
Nu baden de geknielde koningen én do stilte was
volkomen iudie kleine hutte vol van Koningen en
herders, de stilte was de één-zang van al die harten
in 't immer-nèérs' hemerende storrelicht.
Alleen hoorde men 't gehijg van os en ezel, en de
lichte trappeling der lammeren rond de kribbe met
het vcrsch-geurigo stroo.
De koningen baden voor hunne landen, voor liet
westen, voor het oosten, voor het zuiden; en terwijl
hun lippen zeiden aan 't kindje de wensohen hunner
al-edele harten, de grootsche reden hunner onein
dige reizeover aard en zee, berg en vallei, terwijl de
stilte allengs een zwanger geruisoh werd, ontplui-
ltonU tot een engelen-zang rond de glanzende kribbe
met het God's kind, dat zijn oogjes opende en, met
goeden kalmen blik overzag het grootsche tooneol
rond zijn geboorte-sponde.... Middelerwijl verdween
de vlammende ster over Bethlehem en verzwond in
gloriezwaai naar 't trillende Noorden des Iloinels.
Nog steeds baden de koningen in de hut, verlicht
door 't kleine harslainpjc.
Hét kindje sliep nu; doch lang, lang bleven de
Koningen en do herderR in de gulden schemering
van 't gcfil-lic.br,. weerkaatsend op 'tgp.udsn.de- zij''ft
der niautelcn. zoo stil, in aanbidding wijl't
enkele gerucht was, de kleine beweging van 't kind
in de wollige warmte op'tsatijnig stroo dat kraakte;
en de moeder dekte dan zijn ontblootte armpjes on
der, en 1 leef, zedig omneèrblikkend, denkenen bid
den, zooals de vreemdelingen.
Welhaast roosdodo dageraad over .Tudea, de da-
gelijksche dageraad.
Do sterren verbleekten, de mane verdween, de
blauwte der valleien steeg op als een nevel, en bin
nen de hut zweefde 't morgenlicht zilverig-grijs.
Do drie Koningen stonden op en spraken
Moeder, wij zullen verkonden in alle streken
dor aarde waar we door reizen, en in ons eigen va
derland, do wondere geboorte van den God der ho-
mclcn en werelden tot mensch der memchen op
aarde, moeder, zeg ons den naam dien bijdragen
■zal, als een sier in liet. midden der tijden -
En de moeder fluisterde Jesus. -
Teen vertrokken de Koningen, stegen op hunne
geknielde kameelen, en dreven hun rijke karavaan
voort do »r de rozendo gloppen van Bethluhein, langs
do groene houvel-hellingen naar den rotsweg, waar
langs ze gekomoi waren, zonder aan Herodes de
beloofde inlichting te berichten.
En, aan don kruisenden drieweg, waar do ster
der eeuwigheid hen had samenvevoerd, dienzeliden
nacht, daar scheidden ze en vertrokken, één van
geloof, ccn van harte, één van hopende geest, één
vau Gods-liefde, naar de gewesten dor aarde waar ze
royeerden. De morgenzon overstraalde hun schei
dende prachtstoelen. terwijl de herders in Beth-
lolicin 't nieuws verkondden aan de stille bewoners,
terwijl llcrodcs in Jerusalem hevel gaf al de
kleine kinderen van't gehucht Bethlohem deor liet
zwaard te vermoorden, opdat de koning Israels zijn
mededinger niet ontsnappe aan do vernielende ty
ranny van den hoogmoed die den scepter dezer
wereld zwaait.
Emiel Van dek Stkaktk.v.
AAI.ST, DRUKKERIJ DK VOLKSSTEM
De klokken luiden dood T op 't kille
Ik hoor geen vredeszang uit englenmonden zingen
Ik zie het lichtspoor niet dat mij de bane wijst.
Waarheen de prinsen uit het verre Saba gingen.
Op zoek naar 't schoone land waar Vredeszonne rijsti!
Nu zwijgt het lijze lied van lustig' herdersknapen.
kerstmisuur.
Een zware prinsenstoet met vreemd geschenk en wapen
Verlicht de Davidstad... in schem'rend oorlogsvuur 1
Waar zal de Koningsmaagd, dees nacht haar schreden leiden?
Waar blijft het blijde volk met zijnen jubelgroet
Zal weer het vredeskind in 't eindelcoze strijden
Herboren worden nu, in puinen en in bloed?
De prinsen zijn gekweld door wonder-droeve droomen
En wachten dolensmoe tot 't vreedzaam wordt en stil...
Als alle menschen zijn naar Gods algoeden Wil,
Dan zal het Jesu-kind met Vrede tot ons kernen 1
Dr P. C. Berthold.
-BloB