Kerstvertelling herderKeNs 7 'T IS KERSTDAG SLAAPLIED DRIE KONINGEN DECEMBER 1&16. 't Is Kerstdag 1 Neen't, 't en kraakt geen snee, 't en rijmt, 't en vriest't en ijzelt; toch lijden de arme menschen toee en wordt hun hert verbrijzeld Ze toillen werken, maar 't en valt geen icerk, geen loon, geen eten wiens hertvan ijs of ijzer, zal 't riu 't Kerstdag is, vergeten Geeft milde, geeft, die hebt en houdt van God zoo milde gaven 't wordt anders al, uw geld en goud, ■naast u in 't graf gegraven. Geeft milde alzoo me in vroeger tijd gaf milde aan mensch en dieren en Hij die m°.nsch en dier bemint, die u, o mensch, verheven, vergod/ijkt heeft, Hij zal 't zijn kind, o mensch, ems wedergeven G. Gezelle. (Tijdkrans, Roeselare De Meester). Waait mij nu zoeties, o zuchtende wind wiegt mij en douwt mij dat zuilende kind speelt om zijn wichlelijk aanzichtje en laat Jesuhen rustenhet slapten nu gaat. Palmen die roerende en wagende zijt, stilt om mijn kindeke uw takken nen tijd engelkens, zoetjes, ach, Jesuken loilt slapen uw ton ge en uw harpe nu stilt. Vogelkes zwijgt, die daar huppelt en springt dauwdruppels, zoetjes en belt noch en klinkt zonne, uioe machtige stralen verfrischt 't kindeke Jesus... tn slape... nu is 't. 0. Gezelle. (Laatste verzex, Antwerpen, Nederl.Boek). EEN LIEDJE VAN DE In Belhlehems velden daar lagen de herders zoo stille bijeen ze schouwden den hemel en zagen de ster re van 't Kindje meteen. o Wondere ster re omhoog aan den trans hoe meldt aan de herdérs uw heerlijke glans: Geboren is Jesus de Heer In Bethlehems stalleke vielen de kerderkes nederig neer ze bl ven bij Jezuke knielen en stamelden zoetLieve Heer En Jezuke lief naar de herderkes zag. En loondehun liefde met hemelschen lach, zoo lieflijk is Jezus de Heer O, laat ons naar Bethlehem tijgen, met vreugde naar 't kribbeke gaan, Ons vroom over 't Kindeke neigen en biddend bij Jezuke staan. En als het wil lachen, dat Kindeke zoet, dan jubelt ons harte, dan trilt ons gemoed, voor 't Kindeke Jezus alleen. De Engelbewaarder, 1 Juni 1913. EEN LIEDJE VAN Drie koningen, drie koningen, die zagen eenc sier een gouden ster, met held'ren schijn dat moest de ster van 't Kindje zijn! Drie honingen, drie koningep, die zijn op reis gegaan met veel hameelen, 't was zoo ver, zij keken altijd naar de ster, Drie koningen, drie koningen, die droegen schatten mee de dienaars kwamen achteraan met wierook, mirre en goud beladn, Drie koningen, drie koningen, die kwamen in de stad zij gingen bij den koning óm. Herodes, die verschoot ervan, Driekoningen, drie koningen, die vroegen naar het kind Herodes, waar is 't Kindje teer want kijk we zien dester niet meer. Drie koningen, drie koningen, die kregen untiooord klaar. Zij gingen van Jerusalem met spoed naar't kleine Bethlehem. Drie koningen, drie koningen, die kwamen in den stal zij legden gauw hun kronen neer hier waren zij geen koning meer. Drie koningen, drie koningen, die bogen voor het kind en Jezus zag hen vriend'lijk aan... lom zijn ze blij naar huis gegaan. Drie koningen, drie koningen, die zijn naar huis gekeerd en geen van hen vergat den dag, waarop hij 'l Kindje Jezus zag, Drie koningen, drie honingen, die zijn nu hoog bij God Zij zingen daar nu Jezus' lof, de sckoone Ster van 't hemelhof. Driekoningen, drie koningen... wie wil zoo 'n honing zijn Welaan, zoek dan gedwee en goed met hen naar 't Kindje Jezus zoet! (Omhoog VII, Tilburg. R. K. jongensweeshuis) O b-B Het gebeurde in den jare des lleeren. Over de woestijnen van Judea, door de voren der stroeve gebergten, over 't kiezelachtig plein der hoogrotsen, ei: over 'i stille slapende Bethlehem, mei zijne kleine terrassen bleek randig in 't mane licht stijgend, waaide een stille zuiderwind, nu en dan verwisseld door een koelere zucht uit liet Noor den of een scherp-zo de bries-jacht uit den zeewesten, of een droge woestijn-adem uil den za-idigen Oosten. Bethlehem sliep, en op de groenende heuvelkam men sliepen de herders bij hun dolende kudden. Ver over de valleien, in de richting van 't grool- sche Jeruzalem, schemerden door den nacht de witte koepel-graven der machtigen uit den stam David's. Door de gansche streek waren er geen reizigers, want het was winter, en de groote liandels-hanen liepen meer Oostwaarts. langs den Berg-rug Msab en Bethlehem was oen klein verloren dorpje zonder karavaan-stallingen, zonder markten zonder garni zoen talk-bleek in 't manelicht, en eenzaam over de fijn-gekorrelde hoog pleinen, golfde de horizont tot aan (le sterren der kimmen oneindig, oneindig over de gebeeldhouwde starheid der sehilfersteenen heu- ■velkoppen. Een klein lichtje trilde in 't slapende Bethlehem, langs den terrassen bouw. Maar door don hemel zwierden, glanzend aller kleuren der aardsche edelgesteenten, de sterren, 't Belofte-landze schitterden als regen van zalie- ren, robijnen, topazen, smaragden, opalen rondge slingerd in 't brein van een wonder licht dat kris- taldc in eiken steen tot levend getril, en de hemel was gotidglanzig omzoomd, als hingen er alom het land tooverende drapcriön, als rond een wijd altaar dat purperig schemert en zoo ontzaglijk hoogt en diept in den stillen avond, wanneer de kerke ledig, doch ruischend is alsof er God zelf een Hooglied zong zoo zangerig-stil was de nacht over Beth lehem en Judea -. on op die slapende aard brandde geen ander licht, dan 't pinkende lampje in een lee- men stal onder lage terras, midden het dorp. Evenwel, rond middernacht bewoog de Zuider- horizont, en over den langen rotsweg, zwartvule reepel langs do blauwende vallei, stegen gestalten, zoo groot in den sterre-nacht, gestalten van kamee- len in 't inanezil ver. En levens over dc blauw-purpere borg-rondte der Ooster-kim, waarover soms een ster zwierde, als een bod; door den hemel,klommen, slanke rijdie ren, met glimmende zilvrige maanschijn op hen. En uit den Westen waar de horizont malvwolkerig bewoog van zeedampen stijgend en dalend in breede maansteer van weerkaatsing der zeevlakten, langs de steilten der Saron-tuinen hieven vreemde gestal ten hunne hoofden ln 't naehtbleeke, en naderden snel. Allengs, uit de drie richtingen der wijde horizon ten slingerden drie stootenin zwaaiende manteling der ruiters op de kameelen over 't eenzaam Judea, waar zelf de kadden sliepen, in 't zoei-glauzige maan-gestreel, Toen rees over Bethlehem uit het Noorden des hemels.oen golvende sterre, zoo glansrijk dat de omtiutelende sferen bleekten van ha; r doorreizende straal-gloorde ster bleef als een fakkel van wit vuur over Bethlehem en over 't verre Jeruzalem, waar men (le groote gebouwen des tempels en dei- torens zag nevelig staan in den neêrschyn der nieuwe hemels-lichtbronne. De karavanen naderden, naderden, trachtend naar elkaar, en samengeleid door den toover-fonkel van den wonderen gids de nieuwe ster der woestijnen, en als ze, de dravende kameelen beteugelend, bijeenvoegden, en dat de meesters der stoeten, af hun prachtige dieren daalden tot reizigers-groet in die vreemde streek, zagen ze gouden kronen op eikaars vo irhoofd, en begrepen me teens dat ze ge komen waren, gedreven door de/.elfde gelool's-ge- daclite, geleid door dezelfde hoop en brengend de zelfde liefde in hun edele harten hunne bevende handen wezen, over Bethlehem heen, naar het groot- sche Jeruzalem, onder den sterre-waaier. Het waren drie Koningen uit verre landen: zij vertelden waar hunne koningdommen strekten, en noemden hunne koningsnamen Melchior, de blanke 'koning met blauwe oogen, wees naar 't Westen als oord zijns vaderland. Balthazar, de bruine koning met vaalgolvende haren, weesnaar 'tOosten, over de woestijnen heen, als richting zijner bulsemige erflanden. Gaspar, de blauw-zwarté koning met zwartzilvrig krullige haren, wees naar 't Zuiden als herkomst zijner reis uit 't voorvaderlijk rijkdom. En 't was, over de eenzaamheid Judea's, een prachtige samenkomst van rijk geharnaste en weel- drig-gedoste kameelen in 't droomerig-schijnige van den nacht; zoodat op de heuvelen, de herders, gewekt door 'tkort geblaf hunner waakhonden, opsprongen ^i^.Tixtya-htig,.!;tad«i--üMilieu als i.f.i. die ze vreezen te zien opwolken en verzwinden in den hemel. De herders kwamen en blikten bewon derend toe. Toen vroegen de koningen, en de herders be grepen die vreemde taalWaar is het, broeders, dat de koning dm- koningen moet geboren worden van nacht, degene waarvan al de geschriften der aarde voorzeggen, degene wiens sterre ons heeft geleid naar Judea, degene die de Mess as der Joden, en de Verlosser der volkeren moet weien. En de herders schudhoofden, zeggend dat ze niet wisten daaromtrent. Die groote stad die we ginder zagen inden verren naehtscheinor, lioo heet gij haar Jeruzalem, de eeuwige. Hier is dus het doel-eind onzer reize, spraken de koningen laat ons gaan naar Jeru zalem, en vragen aan den koning der Joden, waar moet geboren worden de Messias van zijn volk. En de herders zagen zoo spijtig de koningen na, want ze hadden willen weten waar hun nieuwe koning zou geboren worden, om hem tc bewonderen; zo vertrokken weder, elk naar hunne kudden, al peinzend aan een wondere toekomst voor heiland. De sierlijke stoet der Koningen vertrok naar Je ruzalem, waarover de sterro verdwenen was,' ze reden snel langs de Romeinsche heirbaan, die stevig gevest was op den rolsigen onderbodem van dit vruchtbaar land, groenig van weiden of purperig van 'tlna-loover der wijngaarden, in 't zilver-za -hte maangeschemor. De koningen kwamen te Jeruzalem, met hun prachtig gevolg, langs den weg van Bethlehem en vroegen intrede aan de Romeinsche wacht der IJze ren poort die 't Westen sluit, naast bet fort Acra der lage stad. Herodes feestte iar zijn paleis, na den drukken arbeid dezer dagen,^ant koizer Augustus van Rome bad bevolen dat algemeene wereld-opt filing zijner onderdanen zou geschieden, en, tot vergemakkelij king zijner taak, had Herodes al de bewoners der vier provinciën van 't Palestina-land ontboden te Jeruzalem, om opgeschreven te worden als leden van't keizerrijk der aard daarom was de stad ook woelig, want vele reizigers vonden geen onderko men, en daarom ook waren de omliggende dorpen zoo druk bevolkt, want elkeen die er verwanten had, ging daar te gast; het gansche Israël was al/.oo verzameld binnen en rond Jeruzalem, zijn tempel stad, en de komst van vreemde koningen wekte geen bijzondere aandacht, ofschoon de grillige babbel zieke en viniiig-opmerkzaine Israëlieten onder elkaar b.espraken de pracht der karavaan en den heerlijken glans der goud-kronen op 't vreemdkleurige majes- tatische gelaat der Koningen. Herodes ontving de vreemdelingen in zijn feest- lijk-ve.-liehte paleis. Hei-odes, toen twe; en zeventig-jarig, regeerde tyrannisch te Jeruzalem, want door Rome zelf tot Koning gesticht, en als heropbouwer des tompels, veréénde hij in zich driedubbel gezag van Israel's hoog-vorst, hoog-gezant van Rome's wil, en Hoog- priesterlijke Weordigheid, door Jehovah erken l daarom was Herodes een wreede vorst geworden, en driedubbele moord woog op hem. Ilij aanhoorde plechtig de vraag der Koningen. »Gij moet weten, vorst van dit land, in welke stad moet geboren worden dezen nacht den Koning Israël's, de Koning der Koningen, Verlosser der wereld, uw Messias, zeg het ons, opdat wij hem gojschei.kou brengen uit onze verre aarden, én opdat wij hem a mbidden, want hij is, volgens de voor zeggende egsohrifteri der wereld, den eersteling God's, Gods'kind en God-zelf, en de sterre des he mels die zijn komst getuigt, heeft ons drieën uit de verste gewesten der zeeën samengebracht .in deze streek. Antwoord ons, vorst Herodes. Toen werd Herodes zoo plots bang; bleek werd zijn omgrijsd gelaat, zijn handen beefden op den purper-zijden mantel, zijn gouden scepter trilde, het juweel op zijn hijgende borst rilde, en hij antwoordde smachtend «Ik weet niet wat uw vraag bedoelt; ik zal toi de schriftgeleerden gaan en onderzosken of zulks ook voorzegd is in onze heilige boeken, en ik zal u tijding geven. Ik dank u om het nieuws waarop ge mijn aandacht inroept. Herodes deed ververscliingon brengen aan zijn edele gasten en riep de Doctoren der wet en de schrift-bewaarders samen, en ondervroeg hen. Het was een plechtige samenkomst in de schar laken troon-zaal van den Joodselien vorst; aller ouderlingen Israel's, die de heilige s-hi-iften kenden woord na woord, aller jongere dichterlijke en rijk- begaafde zangers der psalmen en tekst-verklaar ders, aller vurige on verbeelding-rijke tempel-die naars, rond hunnen staligen Hoogepriester, zelf dienaar des Konings, welke hem den tempel en het gezag had weergegeven, aller schoone en edelge- vormde zonen der priesters Israel's, die uit den mond der vaderen de wijsheid en de kracht van den geest des verledens overleerden ea alzoo bezield werden van Jahweh's geest zelf, doorzwellend de rijke aderen, drachtig van 't driftige leven Israel's, glanzend op hun edele voorhoofden, statig van den ernst der aloude ceremoniën in den tempel God's: en boven die heerlijke vergadering, schitterde 't goud-mes hoog op den zijden tulbaud der Hooge- priesters. Nadat llcrodes zijn wensch had gezegd die vreemde vraag der vreemde Koningen, omtrent de profetiën van Israël zelf, aan welker volbrenging niemand meor dacht in Judea, tenzij terloops het

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Volksstem | 1916 | | pagina 8