m bet DE SCHAT DER ABDIJ vervolg van Patira Het bezesk aan Mechelen Haar Aistwerpan M6V. Poincaré en da Koningin bil öe oorlogsverminkten Onderscheidingen Geschenken Bureelem Kerkstraat, 9 en 22, Aalst. Teleplioon 114 - 33 A. Car g CENTIEMEN Drukker-UitgeverJ. Van Ncffei.-De Gendt. publiciteit bulten het Arrondissement Aalst, zioh te wonden tot Let Agentschap Havas, 8, Martelaarplein, te Brussel- 8, Place de la Bour.e, Parijs - <m 105, Cheapside, Lorulen. Wjj deelen hier de redevoering mede, door M. BtfaUn, Burgemeester van Gent, uitge sproken, evenals het antwoord van M. Pofncaré. M. Braun drukte zioh alt als volgt Heer President, Heden is het voor onze stad een groote feest dag f hij was vurig- verwacht en gewenscht. De toejuichingen ca do betoogingen van innige toe genegenheid waarvan Gij op uw doortocht het voorwerp waart, kunnen maar oen vaag en on volledig denkbeeld vormen der gevoelens, waar mede wij in l' Frankrijk begroeten. De stad, do gausche proviifcie hebben eraam gehouden U doze gevoelens uit te drukken, U de warme hulde lo brenyen haror oprechte be- v.-citdoring. Wij zijn allen gelukkig in den per soon van den doorluchtigen Voorzitter der Fransche Republiek en in deze van den genialen maarschalk Foch, de groot? Zustcrnatie toe te juichen, waarvan gij do merkwaardige deugden vertegenwoordigt. Weest wolkom I Gij zijt onder ons gekomen op het oogenblik G.vt wij den glorierijken Vrede, de verjaring onzer nationale onafhankelijkheid feesten. Welke vreugde, welke fiorheid en ook wolke vergelding, U in dit stadhuis, het schuiloord oi'.zor gemeentelijke vrijhedondie debarbaarsche vrcomaeling gedurende vier smartvolle jaren met de voeten trapte, te kunnen ontvangen. Eer waardige getuige der wisselvalligkoden onzer oude stad door de eeuwen, wat al herinneringen doen liet oude gebouw, waarin we ons vereenigd bevinden, niet herloven I Hior was liet dat, ten jare 1576, de Pacificatie van Gent, die een einde aan de godsdienstoorlo gen stellen moest, geteekend werd. Hier was het ook dat, in 1S14, hot vredesver drag gesloton werd gekend onder den naam van Vrode van Gent, dat een einde stelde aan den broederoorlog tusschen Engeland en de Ver een igde Staten, onze machtige en trouwo bond- ganoote hier is het dat, eene eeuw later, hot gemeentebestuur de eer had de talrijke vreem delingen te ontvangen die onze Wederlandsche Tentoonstelling biunen onzs muren gelokt had, tentoonstelling wa&rtoo de zoo bewonderende medewerking van Frankrijk in zeer ruime mate bijdroeg tot de verzekering van haren bijval. Hier was het ook dat ik, tijdens do donkere dagen der maand October 1914, admiraal Ro narch, de held van Diksmuide ontmoette. Laat go nu toe dieaangaande enkele persoonlijke herinneringen aan te halen? Antwerpen was pas gevallen verstrooid maarniet overwonnen, trok ons leger, onder de bevelen van onzen wel beminden Koning, zoo groot in zijn eenvoudig heid en in zijn heldenmoed, zich op den IJzer terug, waar het den aanloop der Duitsche ben don bepaald moest brek^i. Om den terugtocht onzer trooj?en te dekken tverd or eone Engelsobe afdeeling en eene brrga- de Fransche fusiliers-mariniers naar Gent ge stuurd, met last deo vüand gedurende enkele dagen bozig te houden. De angst heerschte op dit oogenblik ifl de harten van al degenen dié op de hoogte van den toestand waren; men vroeg zich met onrust af of do stad, naar het'voorbeeld van Dendermonde, Dinant, Leuven, niet binnen een kort tijdverloop zou blootgesteld worden aan de gruwelen eener besohioling en plundering in regel. Inderdaad, gevechten hadden in de nabijheid van Gent plaats, te Quatrecht, te Mello, gevech ten waarin de manschappen van admiraal Ronarch als leeuwen streden, aan de zijden hunner Engeleche en Belgische makkers en den vijand verplichten zijn vooruitrukken te stoppen. De onzekerheid van den dab van morgen, de angst kon men op het gelaat onzer medeburgers lezen Gent was radeloos. Hoe het vertrouwen en de zekerheid doent herleven Admiraal Ronarch, mot wien ik me] dertijd de middol^euwsche ruwheid te binnen roept en getuigt van den onwil waarmede hot vols van hier Immer bet snoode juk der dwin- Selandjj droeg: onzë kerken, versierd metschil- 9rljen en beeldhouwwerk van meesters der Vlaanderen en van Frankrijk, en namelijk de hoofdkerk van St Baafs met haar vermaard drieluik der gebroeders VanByck, waarvan wij, dank aan het verdrag van Versailles, tot onze levendige voldoening de vollediging zullen ver krijgen ons Museum van Bchoone Kunsten, die enkele prachtige gewrochten bezit waarop de Fransche Kunst tefecht trotsch was de ge schiedkundige woning waar Lodewijk XVIII met gelatenheid, gedurende de Honderd Dagen wachtte tot het ineenstorten van het regiem van Napoleon onze Grooto Schouwburg, waar de beste kunstenaars der Comédi? Franpaise zoo- •ol bijval inoogsten. Ik zou u ook de verwoestingen hebben willen toonen, door de Duitsche soldeniers ton onzept aanhericht, de fabrieken ror.'amd of gedeeltelijk stilgelegd door de vernieling der werktuigen, de opeischingen van koper en riemen; dehof- bouwgestichten, die den rijkdom en de fierheid onzer streek vormden, ontredderd, gedeeltelijk vernield; onze zeevaart-instellingen buiten dienst gesteld volgons een gewetenloos plan, metho disch opgevat en stelselmatig uitgevoerd, het kanaal van Terneuzen, de levensader onzer ha ven, wions toegang, helaas, nog immer aan het hinderend toezicht van een kitteioorig gebuur onderworpen is. Maar w aartoe goed deze pijnlijke opsomming voort te zotten Gij weet, evenals wij, dat overal waar de Hunnen voorbijgingen, het uit was met de beschaving. Ilakelon wij enkel in deze feestdagen dezo droeve herinneringen op, om onze vriensohap te bevestigen en steviger te maken. Deze gevoe lens worden beproefd in den strijd en in do ze gepraal Niemand zal misschien b?ter dan wij, genoten hebbon van hot overheerlijke uur waarop het geklop der doodsklokken van den verdrukker zich mengde met d?n vreugdevollen beiaard der gopraal en dor bevrijding. En toen Uw dappere soldaten van de 132* af deeling, de harten vervuld met edelen trots, ondci do bevelen der generaals Degoutte en Siore, op 25 december laatst hunne zege-intrede in onze stad deden, met welk een gevoel hebben we ze dan toegejuicht I De vriendschap van twee volken, in dergelijke uren bevestigd, is heilig on onverbreekbaar. Wij zijn als geschapen om ons te verstaan, on/.o vriendschap, op de slagvelden verstevigd, bozegeld door het bloed onzer verminkten en onzor heldhaftige dooden, toegenomen door vier jaren lijden ontbering en rouw gezament- lijk gedragen, ten slotte bekroond door de sohoohste en edelste der zegepralen, zal voor onze beide landen de beste vrijwaring wezen; ons verbond heeft ons den oorlog doen winnen; het zal ons toelaten den vrede te winnen. Aan Ons de banden, die ons vereenigen, nau wer te» te halen; moge onze wedcrzijdsche toegenegenheid ons een8 wijze politiek van vruchtbare solidariteit op het drievoudig gees telijk. zodelljkcn economisch terrein, bezorgen. We hebben, heer Voorzitter, getracht uiting te geven aan enkele gevoelens die ons bezielen maar we voelen onze onmacht. U groetend, buigen wij ons voor een groot burger dre. in de meest tragische en de meest groótsche uren der geschiedenis, op edele wyze zijn heldhaftig land vertegenwoordigde 1 Leve Frankrijk 1 Leve Frankrijk I Leve Poincaré l L^^e onze Koning l» Deze slotkreet wordt op donderende wyze herhaald. Nadat er aan de toejuichingen een einde gekomen is neemt M. Poincaré het woord on «egt Mijnheer de Burgemeester., Mijne Heeren, 'k. was zeer gevoelig aan.uw vriendelijk nan- gedurend9 dezo kritische oogenblikïen gulhar-j dringen, om mij te bidden eenige oogenbllkken tig ondorhioid over de bekommeringen der I to vertoeven, gedurende mijn bezoek aan België, Gentenaars en hunne wettige vrees, spande alles in de oude verblijfplaats der graven van Ylaan- in het werk om aan onze stad eene beschieting, die, in voorkomend geval, door geen enkele militaire noodwendigheid kon verrechtvaardigd worden, te sparen. Indien onze stad in October 1914 gevrijwaard bleef, is het grootendeels aan admiraal Ronarch dat wij zulks te danken heb ben; aan hem, aan zijn edel land. al onze erken telijkheid. Ik had, lieer Voorzitter, U «Je merawaardig- liedon onzer Stad meer in bijzonderheden willen toonen. Er zijn er weinigen die zoo karaktervol zijn er zijn er weinigen iu ons land waar do gedenkenissen die het Fransche hart, trots op democratieën vrijheden, zoo lief zijn, zoo in overvloed zijn als hier ons Belfort, zinnebeeld onzor gemeentelijke keuren het Gravenkasteel, belangrijke bakermat der leodaiiteit,dia terzelf- doren, en ik bodank Z. M. den Koping, omdat hij zoo goedwillig zijne toestemming gegeven heeft om aan dezen wensch te voldoen. Hij her innerde zich dat, den 9 November 1918, twee dagen voor het sluiten van den wapenstilstand, ik mij met hem te Brugge bevond, en dat wij met ongeduld da bevrijding der stad Gent ver wachtten, die de Belgische zegepralende troepen zeker waren binnen eenige uren te hernomen, in hun dapperen aanloop. De Koning had bevel gegeven uwe stad niet rechtstreeks aan te val- en, maar de uitkanten te bemeesteren, opdat do bevolking, de monumenten en de huizen in het gevocht zouden gespaard blijven. Hij zocht met de oogen de naald van uw belfort en den toren van Sint Baafs, en hij had geen ander ge dacht dan naar u toe te vliegen. door Raoul De Navery (135° VERVOLG.) Ala liet om brandewijn ta doefl ia, tracteer mij dau mede, zeide de waard, ter wijl hij een vierde glas bijschoof. Patira goot de glazen boordevol, «d bracht ook het zijne aan de lippen, doch zorgde, dat het groolste gedeelte van den inhoud op den groud belandde. Fameus zei Kadoc snakkende, d*l is een kostje en de kerol die u vergezelt Is ook een smid, antwoordde Patira. Schenk nog eens in, hervatte de Rams hoorn, sinds ge mij traoteert begin ik we zenlijk veel van u te houden... hij, die de patriotten laut drinken, dat is een eohto... kostelijke brandewijn, La Fumade 1... dat maakt iemand de maag warm. Nu mag ik het u wel zeggen, fcalira. Ik had het ge- daoht gekregen om u iij Bnitua aan te kla gen... ik vercUoht p van gebrek aau patrio- tismua... kijk, voor een smid hooft uwen kameraad wel wat fclanke handen... Hij ge bruikt do v]jl plet dikwijle, hoor Ik krijg flikkers lu mijne oogen... ik zie twee La Fumadoa, alsQféen g^filule zooals hij nog niet genoeg Was I.,, Re zal altijd zoggen dat gij een echte zHt, Patira... do Natie is de Republiek, en ao Republiek... De lap voltooide zijn san niet, hij strekte de armen op talel uit en liet zijn hoofd zakken. Hij wist dat, indestad Gent, de duitsche over heid gedurende den oorlog op do meest valsche wijze ondernomen had de Belgische eenheid te breken, en het geweten der inwoners geweld aan te doen, maar hij wist ook welk antwoord, weerdjg uwer geschiedenis, gij dezo heilig- schende pogingen hadt gegeven. Gij hebt fier uwe schoone nationale spreuk tegenover de germaansche kuiperijen gesteld, en gij zijt sterk geblevon omdat gij vereenigd gebleven zijt. Vroeger, toen de vreemdeling de voorrechten uwer gilden bedreigde, of de hand wilde leggen op uwe gemeentelijke vrijheden, liep uw hold- haftig volk naar het belfort en luidde de storm klok. Liever dan zier over te geven of te vluch- ton voor een machtig leger, lieten Flips van Artevclde en zij no wapenlieden zicb ter plaatse dooden. Ambachtslieden, spinners, lakenwevers, brou wers, al uwe medeburgers wilden het leven in den arbeid en do vrijheid, en toen zij van do Dulle Griot-»»-k^i hild hunner roemrijke stad maakten, boteekem?'dit hun vast besluit zich nooit voor den vijand te vernederen door de overgave. Veronderstellen dat gij bekwaam waart dit verleden van onafhankelijkheid on moed te verloochenen, was u deerlijk miskennen. Gij zijt uwe voorouders weeidig gebleven. Heden d-t de- herstellende zegepraal uwe vaderlands hoop bekroond heelt laat my u met de uil' hking mijner persoonlijke bewon dering, dï .eilwai\sohan van Frankrijk ®aji- bieden, De terugkeer te Brusser Het was fond don middag dat Koning Albert, M. Poincaré, maarschalk Foch, prins Leopold, cn de loden van hun gevolg in het Paleis te Brussel terugkeerden. Voor uiet lang echter, waut woldra begaf het gezelschap zich Laar het Fransoh gezant schap alwaar een ontbijt opgediend werd. Er waren 28 geuoodigdmi. Reeds van voor dou middag is de prachti ge, door de Duitschers zoo erg gehavende St-Romboutskerk propvol. Ook daarbuiten verdringt,zich eene dicht opeeugepakto me nigte. Het is 2 ure 20, wanneer de Koninklijke en presidentieele stoet aan de Kerk komt. Aan het portaal worden zij opgewacht, door kardinaal Mercior, omringd door de hoogo geestelijkheid, allen iu prachtgewaad, en al de burgerlijke en militaire overheden. - Voorafgegaan door het zilveren kruis, leidt kardinaal Mercier zijne hooge gasten de kork binnen. Daar weerklinkt eeno oor- verdoovende ovatie, welko verscheidene minuten aanhoudt, terwijl het orgel de eone Marseillaise achter de andero laat volgen. Nooit was zulk schouwspel in eene kork gezien geweest. De Ureten Leve Frankrijk! Leve Poincaré Leve de Koning Leve Foch Leve Bolgië volgden elkander on verpoosd op. M* Poincaré en Maarschalk Foch zijn zichtbaar ontroerd. Men ziet twee tranen over de wangen van den maarscballé rollen. Wanneor er eindelijk eenigzirs stilte is, eu de stoet in hot hoogkoor 'komen is, neemt kardinaal Mercier hel u Mijnheer de President, Ougevoer sinds een jaar pogen wij ons de tragische gebeurtenissen te herinneren van het tijdperk waaruit wij getreden zijn. Telkens wij herdenken aan onzo tegenslagen enaanenzo bijvallen, dat wij opnieuw voelen onze angst en onze hoop, en dut wij trachten verbinding eu eenheid te brengen in onze in drukken on in onze herinneringen, dan voelen wij het hart van Frankrijk. Nauw vereenigd met onzen edelhartigen Ko ning, die gisteren met zooveel ge/.ag de gevoe lens van het Belgische Vac h\nd vertolkte, bui gen wij ons met eerbied over deze uitgestrekte streken, nabij de onze gelegen, die door den oorlog in een hoop van puinen veranderd wer den, voor deze vijftien honderd duizend Fran- schen, die met liun leven den triomf van onze gemeenschappelijke zaak betaald hobbcu voor bet geniale doorzichten den onbuigzamen wil van het militair opperbevel voor den moed en do hardnekkigheid van het fransche volk, het edelmoedigst van al de volkeren, wanneer het er op aan komt offers te brengen. Wij groeten mot ontroering den eersten ma gistraat van de fransche Republiek, die ons de zeer grooto eer bewijst zich bij ons te komen voegen in onze kathedraal; den soldaat, wiens naam, kort als een bevel tot slagleveren voor altyd het zinnebeeld zal zyu voor de zedelijke grootheid der militaire macht ten dienste van het Recht gesteld. Wij bewonderen Fraukrfik. Wij bedanken het omdat het de christens bèscnaving de bovenhand heeft doen houden. Wij juichen zynen naam toe. Beter nog, Mijnheer do President, en in eene veel eenvoudige taal, laat mij toe het u te zeg gen, wij beminnen Frankrijk. De toren van St. Rombouts draagt roemrijke lidteekens van het duitsche oorlogsgeweld, maar, stevig als een rots, is hij slaande geble ven, hij houdt stand. Draag zijn beeld met u mede, Mynheer de President, het is het zinnebeeld van onze ge voelens en van onze wenschen. Frankrijk ook omgloord van den glans zhner wonden, heeft stand gehouden het houdt stand. Wij bidden God Frankrijk to beschermen en het sterk en vereenigd in den vrede zijner over winning te bewaren. Het antwoord van M. Poinoaré luidde als volgt Monseigneur, Het is me teer aangenaam vandaag Uwe Eminencie te kunnen- begroeten in die schoono kathedraal van Mechelen, te midden van de kloekmoedige bevolking wier beschermer en zaakvoerder gij waart in de uren der beproeving. Zooals ten tijde der barbaren de bisschoppen do verdedigers waren der steden, hebt gij, van op uw prjmaattroon, in onvergankelijke woorden, de gedachte uiigedrukt van 't verdrukte België. Gij hebt meer gedaan. Gij hebt gesproken in naam van do gerechtigheid zelf en uwe stem heeft weerklonken in heel do beschaafde wereld. Toen de vijand do Bibliotheek van Leuven ver brandde eu de Hoogeschool zoo diep schaadde, waar gij zoolang onderwezen hebttoen hij op onschuldige steden stelselmatige bombardemen ten bevool toen hij de bevolkingen verkrachtte, de burgers in ballingschap zond, do vrouwen mishandelde, was uw krachtdadig en kalm woord overal do verkondiger van het Recht en van do Waarheid. En lieden, nu de storm gestild is zien wij de voorzegging in vervulling gaaan die ge eens gedaan hebt, binst den oorlog, op den kansel in St. Gudula Wanneer in 1930 België zijn honderdsten verjaardag zal vieren, zullen do jaren die het komt te doo^loopen de schitterend ste en de meest majestatischo zyn van de Natio nale geschiedenis. Die jaren. Monseigneur, hebt gij zelf meer luister on meor majesteit by gezet. Kardinaal Mercier ontvang hef Fransche osiJlo.jskruis Achter deze zinsnede wachtte M. Poincaré een oogenblik. Daarna ging hy voort: Monseigneur, Gedurende den oorlog zyt gij do verper soonlijking geweest van don Plicht. Gij hebt overal de stem van den Plicht doen weerklin kon, cn deze stem is doorgedrongen tot ir Frankrijk, deze stem heeft niet alloen bjj uwe landgenootenden moed en de harten hoog ge houden; uwe stom heeft ons ook herinnerd waar de weg van den Plicht is uwe stem heeft alle Bondgonooten moed en wilskracht ingesproken. Laat mij nu, Monseigneur, de groote eer genie ten U in naam der fransche regeering, het oor- logskruis op de borst te hechten. Nu sloeg de geestdrift leu top, toeo M. Poincaré liet Fransche oorlogskruis op de borst van den kardinaal vastspelde en hem langdurig en hartelijk de handen drukte. Ook de Koning, prins Leopold en Maarschalk Foch, boden den gedekoreerden kerkprolaat 'hunne gelukwenachen aan. Eene roerende plechtigheid De hooge bezoekers werden vervolgens door kardinaal Mercier tol voor het hoog altaar geleid, alwaar zij op bidsloelen plaats nemen. Daar weerklinken de eerste toonon van de indrukwekkende kantiek Chrislua VincitChristus regnat Christus Imperat Het is een roerend oogenblik, M. Poinoaré buigt eerbiedig het hoofd, Maarschalk Fooh, zooals men weet overtuigd christen, slaat een kruis en bidt... Het refrein werd door de menigte ia koer herhaald. Nooit zullen de aanwezigen de aangrij pende beteekenis vergeten, dezer dankbare hulde, door deu prins der kerk, Koning Albert, prins Leopold, president Poincaré en Maarschalk Foch gebracht aan den God die onze wapens ter zegepraal voerde. Pas zijn do laatste akkoorden weggestor- of daar breekt de donderende ovatie Corentin deed hem spoedig dit gebaren spel na. 1 Laat ons vertrekken, zeide Tanguy. Nauwelijks wareo de vluchtelingen buiten of Patira baalde weer ruimer adem. Het scheelde'sleohts een baartje en wij waren verloren geweest, begon hij wij mo gen dezen weg niet houden. In plaals van naar Dinan te gaan, waar ik eene noodzake lijke inlichting moet inwinnen, zuilen we deu weg naar Brest inslaan, gij zult in het dorp Saint Esprit afwachten, terwijl ik in de stad ga. Het zij zoo antwoordde de markies ik verlaat mij op uwe onvoorzichtigheid. Het kon inderdaad gevaarlijk zijn, dat de markies in de stad kwam de blankheid zij ner handen kon een twesden keer onopge merkt worden, en zijn klik verried nog altijd de edele fierheid 'van zijn geslacht. Boven dien, al was hij gekl&ed gelijk oen boer, de afwezigheid 4®r carmagnole en aer roode muts kon altijd een voorwendsel zijn om hem aan te houden. De reizigers bereikten dan de hoogte dor Bas Fains, eu bevor den zich spoedig iu het midden eener huizenrij, dia het dorp Saint Esprit vormde. In het midden verhief zich een sleenen kruis, waarvoor oeu vrouw en drie kleine kinderen lagen neergeknield. Genade I Heer Jezus genade voor ons en voor hen Onze handen zijn zuiver van hel bloed der priesters ou do ontheili ging dor kerken l gejuich en gejubel, dat de Koning, president Poincaré, Maarschalk Foch, prins Lfopoli en hun gevolg naar deu uitgang geleid wer den, alwaaf zij na den bissohoppelijken ring gekust te hebben, afscheid üamen. Nog weerklinken de geestdriftige ovatiëp en reeds hebben de autos den weg naar Antwerpen ingeslagen. Hier ook is er overal gevlagd en versierd, en verdringt zich eeno dichte menigte, on danks den regen langs den weg. Aan de Warande, werden de hooge be zoekers verwelkomd door de stedelijke, provinciale en militaire overlieden. Het stadhuis t» Antwerpen, alwaar de ontvangst plaats had, was prachtig versierd ea bebloemd. Na de voorstellingen, werden de g:sten naar do Leyszaal geleid. M. Jan Devos, burgemeester, sprak er de vorwel- komingsrede uit. President Poincaré anlwoorddo, dankt^ voor het vleiend onthaal en vormde de beste wenscbeu voor den bloei van Antwerpens haven. De Maagd van Antwerpen bood aan hf. Poinoaré de gebruikelijke rozen, eene witte eene roode, Antwerpens' kleuren, aan. M. Poincaré dankte en zegde dat <J^ kleuren hem des te aangenamer zijn, daaf zij ook de kleuren van Elzas Lotharingen ztjn. M. Poincaré verscheeH daarna op net balkon om do menigte te groeten. Dezo bracht hem eone onvergetelijke ovatie. Op de Schelde In auto ging het dan naar de suikefrau Daar lag de mailboot Pieter De Comnch waarmede con toertje op de schelde zou gedaan worden. Het regende echter zoo geweldig, dat men genoodzaakt was eene schuilplaats te zoeken in de salons. Koning Albert trok zelfs zijn regenmantel aan.,.. Na een reisje tot aan de Royerssluis, keerde men térug naar het Amerikadok. Te Brussel Van daar keerde Koning Albert met zijne gasten roobtstreeksch iu auto naar Brussel terug, alwaar men om 7 1/2 uren aankwam. In het ministerio van Buileulandsobe zaken, had 's avonds eeu ontbijt plaata, ter eere van president Poincaré. Wcensdag morgeud, om 10 ure hebbeu Mev. Poincaré en de Koningin zich in anto naar liet Invaliedenhuis van St. Pietefs Wo- luwe begeven eu bezoohten er achtereenvol gens de ver&chillige zalen. De oorlogsver minkten in de boekbinderij werkende, boden er aan Mev. Poiucaré en aan de Koningin echto prachtwerken van boekbinderij aanf terwijl de afdeeling derblindeu, op roerende wijze de Marseillaise en Brabangonne wederom los, en 't is onder hot aanhoudend Op dit oogenblik na 'de eene boude van zes woestelingen. Hou u mond, Claudia, riep een van den troep, in wien Patira terstond Trécor her kende, burger Brulus heeft ons gelast u geen kwaad te doen, maar als ge voortgaat langs de puinhoopeo der kerk te dwalen die wij verbranden, dan zweer ik het u, ik Tré cor, dat ik u konnis zal laten maken mot de zen zelfden stole, waarmade ik nu dat bij go loovig stuk sieeu ga verbrijzelen Jezus riep Claudi^ uit, terwijl «ij trachtte, den woesteling den stok nit de han den te wringen, terug, goddelooze mersch Terug Gij zolf, gekke kwezel of de eerste olag is voor u Markies Tanguy wilde toeschieten. Wat gaat gij beginnen vroeg Paura ontsteld- Zal ik het beeld van mijn God onder mijne oogen laten verbrijzelen? Houd llervè bij u, Patira, uw arm is nóg niet genoeg hersteld om een wapen te voeren. Tanguy nam oen stok op, die op den grond lag, en wierp zich in liet midden der revo- lulioimaire bende. Zij waren met zessen en tweef hunner droegen vuurwapenen. Tanguy greep den loop van 't geweer van een zij tegenstanders on trok het met zulk oane kracht naar zich toe, dat de sansculotte op deu grond tuimelde. Maar dit succes dreigde den markies duur te staan to komen de vijf overige kerels vielen builend van woede op hem u«n. Tanguy keerde bliksemsnel het veroverd geweer om, en gaf met de kolf zulk een tik aan Trécor dat hij, bleek als een doode, twee sehredea teruy waggelde. Ha, ellendige aristocraatzeido de ger troffene vloekende, ik zal aanstonds mijne rekening met u vereü'onen maar eerst een kogol voor dien sleenen afgod I Terug I terug laat af 1 kermde Claudia. Doch TrócorjjU>cN,'K aan haar geroep. "v, Die is voor het hart I hernam hij,. »er wijl hij aanlegde. De kogel vloog uit den loop, trof lijt Christusbeeld in de volle borst, sprong terug en drong diep in het lijf vau den goddelooze schutter door. Een kreet van schrik ontsnapte aan de lippen der bandieten zij geloofde dat het steunen beeld zich bewoog en van het kruis wilde komen ijling» z»tlon zij het op een loopeh en verspreidden zich naaf alle rich tingen. Patira trad met Horvé nader. God heeft zich gewroken zeido hij. Wij kannen geen oogenblik langer hier vertoeven, vervolgde hij, zioh tot den mar kies wendende, die hot lichaam van den verslagene ouderzooht om te zien of hij nog teekenon van leven gaf, Monseigneur, neem Hervó mede en verberg u in de puinhoopen der abdij van Guildo. Ik raag mijn bezoek aan Dinan niet lauger uitstellen... Missohien houdt het mij een goheeleu dag op, missohien zelfs langer maar ik zal tnlj in ieder geval weder zoo spoedig mogelijk bij u vervoegen. Omhels Hervé, zeide Tanguy, en dat zongen. Mev. Poincaré sohonk aan Bet blinden» fonds eene som van 1000 frank. Een onbekende edelmoedige, had aan de invalieden dertig flwschen champagne ge schonken, ons hen toe le laten, ook een» op de gezondheid van den president en maar schalk Foch te drinken De Fransche Voorzitter heeft het groot lint van het Eerelegioen verleend aan de lih. Poullet, voorziter der Kamer, Delacroix, eerste minister; graaf de Mérode, hofmaar schalk; luitenant generaal Jungbluth, hoofd vaq Konings militair huis. Hij heeft zijn portret met een opdraQht gegeven aan de hb. de Broqueville, Hymans en Renkin. De plaat van groot offioier van het Eere-* Legioen is overhandigd aan de hh. baron Ruzette, Vandervelde eu Max. Eeu groot aantal ondersoheidigen zm» ver leend aan verschillende leden onzer Regoo» ring, aan de burgemeesters der steden die de Voorzitter bezoekt, aan kunstenaars, Belgi sche generaals en personen die hulp aaa Fransohen verleenden, oio zioh tijdens de bezetting in België bevonden. De Koning heeft aan den President der Republik een prachtig brons aangeboden, van den b»eldhouw?r Rousaeau, en de Overwinning voorstellend. M. Poincaré heeft, van zijnen kant, dea Kouing eene vaas vau Sèvres gesohonken, gezegd Vaas van den Yzer van eene, groote kunatweerde en die, door hare buiten- waartache versiering,de belgiache weerstand aan den inval verzinnebeeldBelgié toont het traktaat dat zijn» onzijdigheid waarborgt, terwijl Frankrijk en Engeland! het ter hulp, snellen. de hemel een gunstigen afloop aan uwe po* gingen achenke 1 Patira nam de dukaten, die hij iu zija werkverblijf gevonden had en reikte ze deQ markies aan. Versmaad het peuningske van een arme niet, zeide hij. M«n zal u in do hoevea gaarne brood en molk verkoopen... Vaar wel I dat Onze Lieve Vrouw van Nazareth u bijsta I ^De markies drukte hem aangedaan de hao» den, daarna scneidden aij van elkander. (Vervolgt.)

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Volksstem | 1919 | | pagina 1