m
bet
DE SCHAT DER ABDIJ
vervolg van Patira
Het bezesk aan Mechelen
Haar Aistwerpan
M6V. Poincaré en da Koningin bil öe
oorlogsverminkten
Onderscheidingen
Geschenken
Bureelem Kerkstraat, 9 en 22, Aalst. Teleplioon 114 - 33 A. Car
g CENTIEMEN Drukker-UitgeverJ. Van Ncffei.-De Gendt.
publiciteit bulten het Arrondissement Aalst, zioh te wonden tot Let Agentschap Havas, 8, Martelaarplein, te Brussel- 8, Place de la Bour.e, Parijs - <m 105, Cheapside, Lorulen.
Wjj deelen hier de redevoering mede, door
M. BtfaUn, Burgemeester van Gent, uitge
sproken, evenals het antwoord van M.
Pofncaré.
M. Braun drukte zioh alt als volgt
Heer President,
Heden is het voor onze stad een groote feest
dag f hij was vurig- verwacht en gewenscht. De
toejuichingen ca do betoogingen van innige toe
genegenheid waarvan Gij op uw doortocht het
voorwerp waart, kunnen maar oen vaag en on
volledig denkbeeld vormen der gevoelens, waar
mede wij in l' Frankrijk begroeten.
De stad, do gausche proviifcie hebben eraam
gehouden U doze gevoelens uit te drukken, U
de warme hulde lo brenyen haror oprechte be-
v.-citdoring. Wij zijn allen gelukkig in den per
soon van den doorluchtigen Voorzitter der
Fransche Republiek en in deze van den genialen
maarschalk Foch, de groot? Zustcrnatie toe te
juichen, waarvan gij do merkwaardige deugden
vertegenwoordigt.
Weest wolkom I
Gij zijt onder ons gekomen op het oogenblik
G.vt wij den glorierijken Vrede, de verjaring
onzer nationale onafhankelijkheid feesten.
Welke vreugde, welke fiorheid en ook wolke
vergelding, U in dit stadhuis, het schuiloord
oi'.zor gemeentelijke vrijhedondie debarbaarsche
vrcomaeling gedurende vier smartvolle jaren
met de voeten trapte, te kunnen ontvangen. Eer
waardige getuige der wisselvalligkoden onzer
oude stad door de eeuwen, wat al herinneringen
doen liet oude gebouw, waarin we ons vereenigd
bevinden, niet herloven I
Hior was liet dat, ten jare 1576, de Pacificatie
van Gent, die een einde aan de godsdienstoorlo
gen stellen moest, geteekend werd.
Hier was het ook dat, in 1S14, hot vredesver
drag gesloton werd gekend onder den naam van
Vrode van Gent, dat een einde stelde aan den
broederoorlog tusschen Engeland en de Ver
een igde Staten, onze machtige en trouwo bond-
ganoote hier is het dat, eene eeuw later, hot
gemeentebestuur de eer had de talrijke vreem
delingen te ontvangen die onze Wederlandsche
Tentoonstelling biunen onzs muren gelokt had,
tentoonstelling wa&rtoo de zoo bewonderende
medewerking van Frankrijk in zeer ruime mate
bijdroeg tot de verzekering van haren bijval.
Hier was het ook dat ik, tijdens do donkere
dagen der maand October 1914, admiraal Ro
narch, de held van Diksmuide ontmoette. Laat
go nu toe dieaangaande enkele persoonlijke
herinneringen aan te halen? Antwerpen was
pas gevallen verstrooid maarniet overwonnen,
trok ons leger, onder de bevelen van onzen wel
beminden Koning, zoo groot in zijn eenvoudig
heid en in zijn heldenmoed, zich op den IJzer
terug, waar het den aanloop der Duitsche ben
don bepaald moest brek^i.
Om den terugtocht onzer trooj?en te dekken
tverd or eone Engelsobe afdeeling en eene brrga-
de Fransche fusiliers-mariniers naar Gent ge
stuurd, met last deo vüand gedurende enkele
dagen bozig te houden.
De angst heerschte op dit oogenblik ifl de
harten van al degenen dié op de hoogte van den
toestand waren; men vroeg zich met onrust af
of do stad, naar het'voorbeeld van Dendermonde,
Dinant, Leuven, niet binnen een kort tijdverloop
zou blootgesteld worden aan de gruwelen eener
besohioling en plundering in regel.
Inderdaad, gevechten hadden in de nabijheid
van Gent plaats, te Quatrecht, te Mello, gevech
ten waarin de manschappen van admiraal
Ronarch als leeuwen streden, aan de zijden
hunner Engeleche en Belgische makkers en den
vijand verplichten zijn vooruitrukken te stoppen.
De onzekerheid van den dab van morgen, de
angst kon men op het gelaat onzer medeburgers
lezen Gent was radeloos.
Hoe het vertrouwen en de zekerheid doent
herleven Admiraal Ronarch, mot wien ik me]
dertijd de middol^euwsche ruwheid te binnen
roept en getuigt van den onwil waarmede hot
vols van hier Immer bet snoode juk der dwin-
Selandjj droeg: onzë kerken, versierd metschil-
9rljen en beeldhouwwerk van meesters der
Vlaanderen en van Frankrijk, en namelijk de
hoofdkerk van St Baafs met haar vermaard
drieluik der gebroeders VanByck, waarvan wij,
dank aan het verdrag van Versailles, tot onze
levendige voldoening de vollediging zullen ver
krijgen ons Museum van Bchoone Kunsten, die
enkele prachtige gewrochten bezit waarop de
Fransche Kunst tefecht trotsch was de ge
schiedkundige woning waar Lodewijk XVIII
met gelatenheid, gedurende de Honderd Dagen
wachtte tot het ineenstorten van het regiem van
Napoleon onze Grooto Schouwburg, waar de
beste kunstenaars der Comédi? Franpaise zoo-
•ol bijval inoogsten.
Ik zou u ook de verwoestingen hebben willen
toonen, door de Duitsche soldeniers ton onzept
aanhericht, de fabrieken ror.'amd of gedeeltelijk
stilgelegd door de vernieling der werktuigen,
de opeischingen van koper en riemen; dehof-
bouwgestichten, die den rijkdom en de fierheid
onzer streek vormden, ontredderd, gedeeltelijk
vernield; onze zeevaart-instellingen buiten dienst
gesteld volgons een gewetenloos plan, metho
disch opgevat en stelselmatig uitgevoerd, het
kanaal van Terneuzen, de levensader onzer ha
ven, wions toegang, helaas, nog immer aan het
hinderend toezicht van een kitteioorig gebuur
onderworpen is.
Maar w aartoe goed deze pijnlijke opsomming
voort te zotten Gij weet, evenals wij, dat overal
waar de Hunnen voorbijgingen, het uit was met
de beschaving.
Ilakelon wij enkel in deze feestdagen dezo
droeve herinneringen op, om onze vriensohap
te bevestigen en steviger te maken. Deze gevoe
lens worden beproefd in den strijd en in do ze
gepraal
Niemand zal misschien b?ter dan wij, genoten
hebbon van hot overheerlijke uur waarop het
geklop der doodsklokken van den verdrukker
zich mengde met d?n vreugdevollen beiaard der
gopraal en dor bevrijding.
En toen Uw dappere soldaten van de 132* af
deeling, de harten vervuld met edelen trots,
ondci do bevelen der generaals Degoutte en
Siore, op 25 december laatst hunne zege-intrede
in onze stad deden, met welk een gevoel hebben
we ze dan toegejuicht I De vriendschap van
twee volken, in dergelijke uren bevestigd, is
heilig on onverbreekbaar.
Wij zijn als geschapen om ons te verstaan,
on/.o vriendschap, op de slagvelden verstevigd,
bozegeld door het bloed onzer verminkten en
onzor heldhaftige dooden, toegenomen door
vier jaren lijden ontbering en rouw gezament-
lijk gedragen, ten slotte bekroond door de
sohoohste en edelste der zegepralen, zal voor
onze beide landen de beste vrijwaring wezen;
ons verbond heeft ons den oorlog doen winnen;
het zal ons toelaten den vrede te winnen.
Aan Ons de banden, die ons vereenigen, nau
wer te» te halen; moge onze wedcrzijdsche
toegenegenheid ons een8 wijze politiek van
vruchtbare solidariteit op het drievoudig gees
telijk. zodelljkcn economisch terrein, bezorgen.
We hebben, heer Voorzitter, getracht uiting
te geven aan enkele gevoelens die ons bezielen
maar we voelen onze onmacht.
U groetend, buigen wij ons voor een groot
burger dre. in de meest tragische en de meest
groótsche uren der geschiedenis, op edele wyze
zijn heldhaftig land vertegenwoordigde 1
Leve Frankrijk 1
Leve Frankrijk I Leve Poincaré l L^^e onze
Koning l»
Deze slotkreet wordt op donderende wyze
herhaald.
Nadat er aan de toejuichingen een einde
gekomen is neemt M. Poincaré het woord
on «egt
Mijnheer de Burgemeester.,
Mijne Heeren,
'k. was zeer gevoelig aan.uw vriendelijk nan-
gedurend9 dezo kritische oogenblikïen gulhar-j dringen, om mij te bidden eenige oogenbllkken
tig ondorhioid over de bekommeringen der I to vertoeven, gedurende mijn bezoek aan België,
Gentenaars en hunne wettige vrees, spande alles in de oude verblijfplaats der graven van Ylaan-
in het werk om aan onze stad eene beschieting,
die, in voorkomend geval, door geen enkele
militaire noodwendigheid kon verrechtvaardigd
worden, te sparen. Indien onze stad in October
1914 gevrijwaard bleef, is het grootendeels aan
admiraal Ronarch dat wij zulks te danken heb
ben; aan hem, aan zijn edel land. al onze erken
telijkheid.
Ik had, lieer Voorzitter, U «Je merawaardig-
liedon onzer Stad meer in bijzonderheden willen
toonen. Er zijn er weinigen die zoo karaktervol
zijn er zijn er weinigen iu ons land waar do
gedenkenissen die het Fransche hart, trots op
democratieën vrijheden, zoo lief zijn, zoo in
overvloed zijn als hier ons Belfort, zinnebeeld
onzor gemeentelijke keuren het Gravenkasteel,
belangrijke bakermat der leodaiiteit,dia terzelf-
doren, en ik bodank Z. M. den Koping, omdat
hij zoo goedwillig zijne toestemming gegeven
heeft om aan dezen wensch te voldoen. Hij her
innerde zich dat, den 9 November 1918, twee
dagen voor het sluiten van den wapenstilstand,
ik mij met hem te Brugge bevond, en dat wij
met ongeduld da bevrijding der stad Gent ver
wachtten, die de Belgische zegepralende troepen
zeker waren binnen eenige uren te hernomen, in
hun dapperen aanloop. De Koning had bevel
gegeven uwe stad niet rechtstreeks aan te val-
en, maar de uitkanten te bemeesteren, opdat
do bevolking, de monumenten en de huizen in
het gevocht zouden gespaard blijven. Hij zocht
met de oogen de naald van uw belfort en den
toren van Sint Baafs, en hij had geen ander ge
dacht dan naar u toe te vliegen.
door Raoul De Navery
(135° VERVOLG.)
Ala liet om brandewijn ta doefl ia,
tracteer mij dau mede, zeide de waard, ter
wijl hij een vierde glas bijschoof.
Patira goot de glazen boordevol, «d bracht
ook het zijne aan de lippen, doch zorgde,
dat het groolste gedeelte van den inhoud op
den groud belandde.
Fameus zei Kadoc snakkende, d*l is
een kostje en de kerol die u vergezelt
Is ook een smid, antwoordde Patira.
Schenk nog eens in, hervatte de Rams
hoorn, sinds ge mij traoteert begin ik we
zenlijk veel van u te houden... hij, die de
patriotten laut drinken, dat is een eohto...
kostelijke brandewijn, La Fumade 1... dat
maakt iemand de maag warm. Nu mag ik
het u wel zeggen, fcalira. Ik had het ge-
daoht gekregen om u iij Bnitua aan te kla
gen... ik vercUoht p van gebrek aau patrio-
tismua... kijk, voor een smid hooft uwen
kameraad wel wat fclanke handen... Hij ge
bruikt do v]jl plet dikwijle, hoor Ik krijg
flikkers lu mijne oogen... ik zie twee
La Fumadoa, alsQféen g^filule zooals hij
nog niet genoeg Was I.,, Re zal altijd zoggen
dat gij een echte zHt, Patira... do Natie is
de Republiek, en ao Republiek... De lap
voltooide zijn san niet, hij strekte de armen
op talel uit en liet zijn hoofd zakken.
Hij wist dat, indestad Gent, de duitsche over
heid gedurende den oorlog op do meest valsche
wijze ondernomen had de Belgische eenheid te
breken, en het geweten der inwoners geweld
aan te doen, maar hij wist ook welk antwoord,
weerdjg uwer geschiedenis, gij dezo heilig-
schende pogingen hadt gegeven. Gij hebt fier
uwe schoone nationale spreuk tegenover de
germaansche kuiperijen gesteld, en gij zijt sterk
geblevon omdat gij vereenigd gebleven zijt.
Vroeger, toen de vreemdeling de voorrechten
uwer gilden bedreigde, of de hand wilde leggen
op uwe gemeentelijke vrijheden, liep uw hold-
haftig volk naar het belfort en luidde de storm
klok. Liever dan zier over te geven of te vluch-
ton voor een machtig leger, lieten Flips van
Artevclde en zij no wapenlieden zicb ter plaatse
dooden.
Ambachtslieden, spinners, lakenwevers, brou
wers, al uwe medeburgers wilden het leven in
den arbeid en do vrijheid, en toen zij van do
Dulle Griot-»»-k^i hild hunner roemrijke stad
maakten, boteekem?'dit hun vast besluit zich
nooit voor den vijand te vernederen door de
overgave.
Veronderstellen dat gij bekwaam waart dit
verleden van onafhankelijkheid on moed te
verloochenen, was u deerlijk miskennen. Gij zijt
uwe voorouders weeidig gebleven.
Heden d-t de- herstellende zegepraal uwe
vaderlands hoop bekroond heelt laat my u
met de uil' hking mijner persoonlijke bewon
dering, dï .eilwai\sohan van Frankrijk ®aji-
bieden,
De terugkeer te Brusser
Het was fond don middag dat Koning
Albert, M. Poincaré, maarschalk Foch, prins
Leopold, cn de loden van hun gevolg in het
Paleis te Brussel terugkeerden.
Voor uiet lang echter, waut woldra begaf
het gezelschap zich Laar het Fransoh gezant
schap alwaar een ontbijt opgediend werd.
Er waren 28 geuoodigdmi.
Reeds van voor dou middag is de prachti
ge, door de Duitschers zoo erg gehavende
St-Romboutskerk propvol. Ook daarbuiten
verdringt,zich eene dicht opeeugepakto me
nigte.
Het is 2 ure 20, wanneer de Koninklijke
en presidentieele stoet aan de Kerk komt.
Aan het portaal worden zij opgewacht, door
kardinaal Mercior, omringd door de hoogo
geestelijkheid, allen iu prachtgewaad, en al
de burgerlijke en militaire overheden. -
Voorafgegaan door het zilveren kruis,
leidt kardinaal Mercier zijne hooge gasten
de kork binnen. Daar weerklinkt eeno oor-
verdoovende ovatie, welko verscheidene
minuten aanhoudt, terwijl het orgel de eone
Marseillaise achter de andero laat volgen.
Nooit was zulk schouwspel in eene kork
gezien geweest. De Ureten Leve Frankrijk!
Leve Poincaré Leve de Koning Leve
Foch Leve Bolgië volgden elkander on
verpoosd op. M* Poincaré en Maarschalk
Foch zijn zichtbaar ontroerd. Men ziet twee
tranen over de wangen van den maarscballé
rollen. Wanneor er eindelijk eenigzirs stilte
is, eu de stoet in hot hoogkoor 'komen
is, neemt kardinaal Mercier hel
u Mijnheer de President,
Ougevoer sinds een jaar pogen wij ons de
tragische gebeurtenissen te herinneren van het
tijdperk waaruit wij getreden zijn.
Telkens wij herdenken aan onzo tegenslagen
enaanenzo bijvallen, dat wij opnieuw voelen
onze angst en onze hoop, en dut wij trachten
verbinding eu eenheid te brengen in onze in
drukken on in onze herinneringen, dan voelen
wij het hart van Frankrijk.
Nauw vereenigd met onzen edelhartigen Ko
ning, die gisteren met zooveel ge/.ag de gevoe
lens van het Belgische Vac h\nd vertolkte, bui
gen wij ons met eerbied over deze uitgestrekte
streken, nabij de onze gelegen, die door den
oorlog in een hoop van puinen veranderd wer
den, voor deze vijftien honderd duizend Fran-
schen, die met liun leven den triomf van onze
gemeenschappelijke zaak betaald hobbcu voor
bet geniale doorzichten den onbuigzamen wil
van het militair opperbevel voor den moed en
do hardnekkigheid van het fransche volk, het
edelmoedigst van al de volkeren, wanneer het
er op aan komt offers te brengen.
Wij groeten mot ontroering den eersten ma
gistraat van de fransche Republiek, die ons de
zeer grooto eer bewijst zich bij ons te komen
voegen in onze kathedraal; den soldaat, wiens
naam, kort als een bevel tot slagleveren voor
altyd het zinnebeeld zal zyu voor de zedelijke
grootheid der militaire macht ten dienste van
het Recht gesteld.
Wij bewonderen Fraukrfik. Wij bedanken het
omdat het de christens bèscnaving de bovenhand
heeft doen houden. Wij juichen zynen naam toe.
Beter nog, Mijnheer do President, en in eene
veel eenvoudige taal, laat mij toe het u te zeg
gen, wij beminnen Frankrijk.
De toren van St. Rombouts draagt roemrijke
lidteekens van het duitsche oorlogsgeweld,
maar, stevig als een rots, is hij slaande geble
ven, hij houdt stand.
Draag zijn beeld met u mede, Mynheer de
President, het is het zinnebeeld van onze ge
voelens en van onze wenschen. Frankrijk ook
omgloord van den glans zhner wonden, heeft
stand gehouden het houdt stand.
Wij bidden God Frankrijk to beschermen en
het sterk en vereenigd in den vrede zijner over
winning te bewaren.
Het antwoord van M. Poinoaré luidde als
volgt
Monseigneur,
Het is me teer aangenaam vandaag Uwe
Eminencie te kunnen- begroeten in die schoono
kathedraal van Mechelen, te midden van de
kloekmoedige bevolking wier beschermer en
zaakvoerder gij waart in de uren der beproeving.
Zooals ten tijde der barbaren de bisschoppen do
verdedigers waren der steden, hebt gij, van op
uw prjmaattroon, in onvergankelijke woorden,
de gedachte uiigedrukt van 't verdrukte België.
Gij hebt meer gedaan. Gij hebt gesproken in
naam van do gerechtigheid zelf en uwe stem
heeft weerklonken in heel do beschaafde wereld.
Toen de vijand do Bibliotheek van Leuven ver
brandde eu de Hoogeschool zoo diep schaadde,
waar gij zoolang onderwezen hebttoen hij op
onschuldige steden stelselmatige bombardemen
ten bevool toen hij de bevolkingen verkrachtte,
de burgers in ballingschap zond, do vrouwen
mishandelde, was uw krachtdadig en kalm
woord overal do verkondiger van het Recht en
van do Waarheid.
En lieden, nu de storm gestild is zien wij de
voorzegging in vervulling gaaan die ge eens
gedaan hebt, binst den oorlog, op den kansel in
St. Gudula Wanneer in 1930 België zijn
honderdsten verjaardag zal vieren, zullen do
jaren die het komt te doo^loopen de schitterend
ste en de meest majestatischo zyn van de Natio
nale geschiedenis. Die jaren. Monseigneur,
hebt gij zelf meer luister on meor majesteit by
gezet.
Kardinaal Mercier ontvang hef
Fransche osiJlo.jskruis
Achter deze zinsnede wachtte M. Poincaré
een oogenblik. Daarna ging hy voort:
Monseigneur,
Gedurende den oorlog zyt gij do verper
soonlijking geweest van don Plicht. Gij hebt
overal de stem van den Plicht doen weerklin
kon, cn deze stem is doorgedrongen tot ir
Frankrijk, deze stem heeft niet alloen bjj uwe
landgenootenden moed en de harten hoog ge
houden; uwe stom heeft ons ook herinnerd waar
de weg van den Plicht is uwe stem heeft alle
Bondgonooten moed en wilskracht ingesproken.
Laat mij nu, Monseigneur, de groote eer genie
ten U in naam der fransche regeering, het oor-
logskruis op de borst te hechten.
Nu sloeg de geestdrift leu top, toeo M.
Poincaré liet Fransche oorlogskruis op de
borst van den kardinaal vastspelde en hem
langdurig en hartelijk de handen drukte. Ook
de Koning, prins Leopold en Maarschalk
Foch, boden den gedekoreerden kerkprolaat
'hunne gelukwenachen aan.
Eene roerende plechtigheid
De hooge bezoekers werden vervolgens
door kardinaal Mercier tol voor het hoog
altaar geleid, alwaar zij op bidsloelen plaats
nemen. Daar weerklinken de eerste toonon
van de indrukwekkende kantiek Chrislua
VincitChristus regnat Christus Imperat
Het is een roerend oogenblik, M. Poinoaré
buigt eerbiedig het hoofd, Maarschalk Fooh,
zooals men weet overtuigd christen, slaat
een kruis en bidt...
Het refrein werd door de menigte ia koer
herhaald.
Nooit zullen de aanwezigen de aangrij
pende beteekenis vergeten, dezer dankbare
hulde, door deu prins der kerk, Koning
Albert, prins Leopold, president Poincaré en
Maarschalk Foch gebracht aan den God die
onze wapens ter zegepraal voerde.
Pas zijn do laatste akkoorden weggestor-
of daar breekt de donderende ovatie
Corentin deed hem spoedig dit gebaren
spel na. 1
Laat ons vertrekken, zeide Tanguy.
Nauwelijks wareo de vluchtelingen buiten
of Patira baalde weer ruimer adem.
Het scheelde'sleohts een baartje en wij
waren verloren geweest, begon hij wij mo
gen dezen weg niet houden. In plaals van
naar Dinan te gaan, waar ik eene noodzake
lijke inlichting moet inwinnen, zuilen we
deu weg naar Brest inslaan, gij zult in het
dorp Saint Esprit afwachten, terwijl ik in
de stad ga.
Het zij zoo antwoordde de markies
ik verlaat mij op uwe onvoorzichtigheid.
Het kon inderdaad gevaarlijk zijn, dat de
markies in de stad kwam de blankheid zij
ner handen kon een twesden keer onopge
merkt worden, en zijn klik verried nog altijd
de edele fierheid 'van zijn geslacht. Boven
dien, al was hij gekl&ed gelijk oen boer, de
afwezigheid 4®r carmagnole en aer roode
muts kon altijd een voorwendsel zijn om hem
aan te houden.
De reizigers bereikten dan de hoogte dor
Bas Fains, eu bevor den zich spoedig iu het
midden eener huizenrij, dia het dorp Saint
Esprit vormde.
In het midden verhief zich een sleenen
kruis, waarvoor oeu vrouw en drie kleine
kinderen lagen neergeknield.
Genade I Heer Jezus genade voor ons
en voor hen Onze handen zijn zuiver
van hel bloed der priesters ou do ontheili
ging dor kerken l
gejuich en gejubel, dat de Koning, president
Poincaré, Maarschalk Foch, prins Lfopoli
en hun gevolg naar deu uitgang geleid wer
den, alwaaf zij na den bissohoppelijken ring
gekust te hebben, afscheid üamen.
Nog weerklinken de geestdriftige ovatiëp
en reeds hebben de autos den weg naar
Antwerpen ingeslagen.
Hier ook is er overal gevlagd en versierd,
en verdringt zich eeno dichte menigte, on
danks den regen langs den weg.
Aan de Warande, werden de hooge be
zoekers verwelkomd door de stedelijke,
provinciale en militaire overlieden.
Het stadhuis t» Antwerpen, alwaar de
ontvangst plaats had, was prachtig versierd
ea bebloemd. Na de voorstellingen, werden
de g:sten naar do Leyszaal geleid. M. Jan
Devos, burgemeester, sprak er de vorwel-
komingsrede uit.
President Poincaré anlwoorddo, dankt^
voor het vleiend onthaal en vormde de beste
wenscbeu voor den bloei van Antwerpens
haven.
De Maagd van Antwerpen bood aan hf.
Poinoaré de gebruikelijke rozen, eene witte
eene roode, Antwerpens' kleuren, aan.
M. Poincaré dankte en zegde dat <J^
kleuren hem des te aangenamer zijn, daaf
zij ook de kleuren van Elzas Lotharingen
ztjn. M. Poincaré verscheeH daarna op net
balkon om do menigte te groeten. Dezo
bracht hem eone onvergetelijke ovatie.
Op de Schelde
In auto ging het dan naar de suikefrau
Daar lag de mailboot Pieter De Comnch
waarmede con toertje op de schelde zou
gedaan worden. Het regende echter zoo
geweldig, dat men genoodzaakt was eene
schuilplaats te zoeken in de salons. Koning
Albert trok zelfs zijn regenmantel aan.,..
Na een reisje tot aan de Royerssluis,
keerde men térug naar het Amerikadok.
Te Brussel
Van daar keerde Koning Albert met zijne
gasten roobtstreeksch iu auto naar Brussel
terug, alwaar men om 7 1/2 uren aankwam.
In het ministerio van Buileulandsobe zaken,
had 's avonds eeu ontbijt plaata, ter eere van
president Poincaré.
Wcensdag morgeud, om 10 ure hebbeu
Mev. Poincaré en de Koningin zich in anto
naar liet Invaliedenhuis van St. Pietefs Wo-
luwe begeven eu bezoohten er achtereenvol
gens de ver&chillige zalen. De oorlogsver
minkten in de boekbinderij werkende, boden
er aan Mev. Poiucaré en aan de Koningin
echto prachtwerken van boekbinderij aanf
terwijl de afdeeling derblindeu, op roerende
wijze de Marseillaise en Brabangonne
wederom los, en 't is onder hot aanhoudend
Op dit oogenblik na 'de eene boude van
zes woestelingen.
Hou u mond, Claudia, riep een van den
troep, in wien Patira terstond Trécor her
kende, burger Brulus heeft ons gelast u
geen kwaad te doen, maar als ge voortgaat
langs de puinhoopeo der kerk te dwalen die
wij verbranden, dan zweer ik het u, ik Tré
cor, dat ik u konnis zal laten maken mot de
zen zelfden stole, waarmade ik nu dat bij go
loovig stuk sieeu ga verbrijzelen
Jezus riep Claudi^ uit, terwijl «ij
trachtte, den woesteling den stok nit de han
den te wringen, terug, goddelooze mersch
Terug Gij zolf, gekke kwezel of de
eerste olag is voor u
Markies Tanguy wilde toeschieten.
Wat gaat gij beginnen vroeg Paura
ontsteld-
Zal ik het beeld van mijn God onder
mijne oogen laten verbrijzelen? Houd llervè
bij u, Patira, uw arm is nóg niet genoeg
hersteld om een wapen te voeren.
Tanguy nam oen stok op, die op den grond
lag, en wierp zich in liet midden der revo-
lulioimaire bende. Zij waren met zessen en
tweef hunner droegen vuurwapenen. Tanguy
greep den loop van 't geweer van een zij
tegenstanders on trok het met zulk oane
kracht naar zich toe, dat de sansculotte op
deu grond tuimelde. Maar dit succes dreigde
den markies duur te staan to komen de vijf
overige kerels vielen builend van woede op
hem u«n. Tanguy keerde bliksemsnel het
veroverd geweer om, en gaf met de kolf
zulk een tik aan Trécor dat hij, bleek als
een doode, twee sehredea teruy waggelde.
Ha, ellendige aristocraatzeido de ger
troffene vloekende, ik zal aanstonds mijne
rekening met u vereü'onen maar eerst een
kogol voor dien sleenen afgod I
Terug I terug laat af 1 kermde Claudia.
Doch TrócorjjU>cN,'K aan haar
geroep. "v,
Die is voor het hart I hernam hij,. »er
wijl hij aanlegde.
De kogel vloog uit den loop, trof lijt
Christusbeeld in de volle borst, sprong terug
en drong diep in het lijf vau den goddelooze
schutter door.
Een kreet van schrik ontsnapte aan de
lippen der bandieten zij geloofde dat het
steunen beeld zich bewoog en van het kruis
wilde komen ijling» z»tlon zij het op een
loopeh en verspreidden zich naaf alle rich
tingen.
Patira trad met Horvé nader.
God heeft zich gewroken zeido hij.
Wij kannen geen oogenblik langer hier
vertoeven, vervolgde hij, zioh tot den mar
kies wendende, die hot lichaam van den
verslagene ouderzooht om te zien of hij nog
teekenon van leven gaf, Monseigneur, neem
Hervó mede en verberg u in de puinhoopen
der abdij van Guildo. Ik raag mijn bezoek
aan Dinan niet lauger uitstellen... Missohien
houdt het mij een goheeleu dag op, missohien
zelfs langer maar ik zal tnlj in ieder geval
weder zoo spoedig mogelijk bij u vervoegen.
Omhels Hervé, zeide Tanguy, en dat
zongen.
Mev. Poincaré sohonk aan Bet blinden»
fonds eene som van 1000 frank.
Een onbekende edelmoedige, had aan de
invalieden dertig flwschen champagne ge
schonken, ons hen toe le laten, ook een» op
de gezondheid van den president en maar
schalk Foch te drinken
De Fransche Voorzitter heeft het groot
lint van het Eerelegioen verleend aan de lih.
Poullet, voorziter der Kamer, Delacroix,
eerste minister; graaf de Mérode, hofmaar
schalk; luitenant generaal Jungbluth, hoofd
vaq Konings militair huis.
Hij heeft zijn portret met een opdraQht
gegeven aan de hb. de Broqueville, Hymans
en Renkin.
De plaat van groot offioier van het Eere-*
Legioen is overhandigd aan de hh. baron
Ruzette, Vandervelde eu Max.
Eeu groot aantal ondersoheidigen zm» ver
leend aan verschillende leden onzer Regoo»
ring, aan de burgemeesters der steden die de
Voorzitter bezoekt, aan kunstenaars, Belgi
sche generaals en personen die hulp aaa
Fransohen verleenden, oio zioh tijdens de
bezetting in België bevonden.
De Koning heeft aan den President der
Republik een prachtig brons aangeboden,
van den b»eldhouw?r Rousaeau, en de
Overwinning voorstellend.
M. Poincaré heeft, van zijnen kant, dea
Kouing eene vaas vau Sèvres gesohonken,
gezegd Vaas van den Yzer van eene,
groote kunatweerde en die, door hare buiten-
waartache versiering,de belgiache weerstand
aan den inval verzinnebeeldBelgié toont
het traktaat dat zijn» onzijdigheid waarborgt,
terwijl Frankrijk en Engeland! het ter hulp,
snellen.
de hemel een gunstigen afloop aan uwe po*
gingen achenke 1
Patira nam de dukaten, die hij iu zija
werkverblijf gevonden had en reikte ze deQ
markies aan.
Versmaad het peuningske van een arme
niet, zeide hij. M«n zal u in do hoevea
gaarne brood en molk verkoopen... Vaar
wel I dat Onze Lieve Vrouw van Nazareth
u bijsta I
^De markies drukte hem aangedaan de hao»
den, daarna scneidden aij van elkander.
(Vervolgt.)