Holland en België Eens Ministerstaking Een verklikker voor't gerecht In het Vredegerecht. JEAN CANADA Dood van Generaal Botha. Doodslljke ongelukken te Antwerpn Bedieningen van Dactylograat De Alkoalwet. XXV» JAARGANG NUMMER *200 EVOL Zaterdag 30 Bureelen: Kerkstraat, 9 en 22, Aalst. Teleplioou 114 X> Gr T~> 5 CENTIEMEN Urukker-UitgoverJ. Van Nuffel-De Gkndt Voor do publiciteit bulten het Arrondissement Aalst, zich t© wonden tot het Agentschap Havab, 8, Martelaarplein, te Brussel8, Place de la Bourse, Parjjs en 105, Cheapside, Londen. Het vereffenen der huurgeschillen is aan bet kantonnaal gerecht toegekend. Daar uit spruit dal de zittingen van het Vredege recht door die zaken overladen zijn.Indien het waar is dat de Vrederechters met de kie- sche zaak gelast zijn in deze geschillen te beslissèn, valt vervolgens al het werk op de bedienden der griffies. Zoo eischt men van dit persooneel een zeer belangrijk overwerk dat zou dienen vergoed te worden, net als in alle andere beheeren. Betreffende de oorlogschade heeft men bij zondere Rechtbanken ingericht met plaatsen van Griffiers, bijgevoegde griffiers, kommie zen enz., heigeen aan den Staat groote on- kosien berokkend. Met de huurgeschillen in de bevoegdheid des Vredegerechten te stellen zijn die belang rijke gelduitgaven gespaard gebleven. Reeds gedurende den oorlog waren die geschillen aan de vredegerechten onderwor pen gedurende gansch dit tijdstip hebben de kommiezen der griffie zich toegewijd om den ongemeenen overlast van al dat werk te tarten zonder daartoe de minst® vergoeding te ontvangen. De Kamers komen eene uieuwe wet te stemmen de huren verlengd en het opslagen dezer geregeld wordt De bevoegdheid wordt nogmaals aan de Vredegerechten toe gekendNogmaals overlast van werk. Ook is de tijd gekomen om aan de lots verbetering dier nederige beambten te den ken, en eene ernstige vergoeding te stemmen om al dat overtollig werk te betalen. Het huurwetsontwerp voorzag het instellen van scheidsrechterlijke commissies, hetgeen eene buitengewone uitgave zou geweest zijn. Men zou kunnen voorziene uitgave aan het personeel der Vredegerechten ^stemmen. Wij lezen in Het Handelsblad van Ant werpen Hetgeen deze week in den Senaat is voor gevallen iseenig in de a^riementaire geschie denis. De zitting werd Dinsdag geopend zonder dat een lid der regeering zich op zijn plaats bevond, M. Collcanx heeft het niet durven doen aanmerken hij heeft zich tevreden ge steld eens te zuchten dat het niet aangenaam was voor ledige zetels te spreken. M. Hymans te Parijs, had M. Van den Heuvel last gegeven de bespreking te leiden tot aan de stemming, die hij hoogst wensche- lijk noemde. De laatste vervangde dus den eersten voor zooveel dit reglementair kan ge noemd worden. M. Vandervelde was met geen oogen te zien. Zijne partij is voor de afschaffing van den Senaat en hij begint dezen dus reeds als niet bestaande te beschouwen. Dat hij gevolmachtigde op de Conferentie van Versailles was en dat er op de dagorde ontwerpen stonden, die zijn departement aan gingen, 't was iets dat hem in zijn rust op den buiten niet kon storen. M. Anseele echter dreef de onbeschaamd heid nog verder dan zijn collega van het rechtswezen. Hij kondigde den voorzitter aan dat hij zich naar het buitenland moest bege ven, maar hij verontschuldigde zich niet eens zooals M. Hymans. En op de dagorde voor woensdag kwam een interpellatie voor van M. De Vrière, aan hem gericht. Wat deed hij Hij gelastte heel eenvoudig den Senator M. Coppieters, die op de hoogte dezer zaak was in zijn naam aan den interpelleerder te antwoorden 't Is krasser dan kras De Senaat nam nota van de mededeeling van het bureel. Niemand onderlijnde het voorgaande dat aldus gesteld werd. De interpellatie had geen Vervolg van Patira en De schat der Abdij door Raoül Db Navbry (164® VERVOLG.) IK ben aan de Revolutie en het scha vot ontvlucht; en zie hier vind ik mijn land weder, ik herinner mij dat ik een edelman ben, ik vraag u dat ge mij als soldaat in uwe gelederen wilt opnemen. oIk kan er mij niet op beroemen, een goed schipper op uwe rivieren te zijn» zeide Halgan op zijn beurt, «maar ik kan het musket en de bijl hanteeren, Waar die markies van Ooëtquen is, zult gij mij ook vinden.» «Ik, ook vraag een plaa/bs aaa uwe zijde, mijnheer de markies,» zei de Pa tira, «in Canada, zoowel als in Frank rijk, blijf ik tot uwen dienst.» Nonpareille de zilverenliarige, bezag den jonkman met eene ongekunstelde bewondering. «Het is wel,» zeade zij, «zeer wel 1» Gij verdient het opperhoofd van de jon ge Abenacjuia en Algonkijnen te zijn.» «En gij vroeg Patira; «wat zult gij doen als men vecht.» «Ik zal de wondien verbinden.» Vader Flavianus trad vooruit, Het bloed verschrikt me,» aaide hij maar gij verheft u voor de goede Kaak, weeet daarom gezegend van God, van de grij saards, ds zwakken de verdrukten.; zoo ik u de ovemvinnig niet kan voorspellen 'Jan wijd ik u den. marteldood.» plaats en M. Coppieters op de hoogte van die zaak heeft geen uitleg moeten geven. Veronderstellen wij een oogenblik dat het hier eens niet ging om socialistische minis ters en dat de vraag om interpelleeren uitging bijv. van MM. Hallet of Lekeu. Gelooft men dat er alsdan geen muziek zou gemaakt zijn. Men mag het niet aannemen van hen die het monopool der syndicalisti sche actie willen bezitten. Wat had M. Coppieters inderdaad te maken met iets dat hem niet aanging Toen MM. Vandervelde, Anseele of Wauters destijds MM. de Smet de Naeyer of de Trooz interpel leerden, moesten deze niet alleen op hun plaats zitten en niet alleen uitleg geven waar om zij over de verlangde inlichtingen nog niet beschikten. Zij wilden ingelicht zijn, anders dien den hun bureelen tot niets. Alles was hoog dringend. 't Waren eischen binnen de 24 uren te voldoen. Met tientallen gevallen zou men kunnen aanhalen. Gelukkiglijk echter hebben de Se nators den socialistischen geest niet. Zij heb ben het gebaar der heeren ministers van het Volks «huis, onverlet gelaten. Buiten dat debat der naraiddagzitting was de regeering vertegenwoordigd door MM. Delacroix, Jaspar, Masson en baron Ruzette. Uit Pretoria wordt gemeld dat generaal Botha aan een aanval van griep bezweken is. Botha werd geboren in 1855; was de eerste Premier van Transvaal, speelde een aanzien lijke rol inden Boerenoorlog, tijdens denwelke hij generaal Joubert als opperbevelhebber verving. In 1914, ter gelegenheid van sta kingen, liet hij de leiders ervan naar Enge land overbrengen. Bij bet uitbreken van den oorlog zette hij Transvaal totdeelneming aan, versmachtte den opstand van generaal De Wet en zegepraalde over de Duitsche strijd krachten in Duitsch Z. W. Afrika. Hij was opperbevelhebber der Zuid - Afrikaansche troepen en moest in Juli 1917 rust nemen, daar hij overwerkt was. In de zitting van Donderdag van den Pa- rij zer krijgsraad werd het getuigenverhoor voortgezet. Mej. THULIEZ, ridder van het eerelegloen. vereerd met het oorlogskruis, was de tus- schenpersoon voor Miss Cavell en prins de Croy. Zij verhaalt hoe zij Quien te Brussel bracht en zegt hoe Quien haar in eene herberg een kerel voorstelde, die zich zoogezegd be zig hield met het overbrengen van personen over de Hollandsche grens. Zij zag dezen persoon nooit meer terug. Miss Cavell drukte nare verwondering uit, dat Quien niet vroe ger naar Holland trok. Toen hij eindelijk ver trokken was, zegde Miss Cavell tot getuige dat Quien misbruik gemaakt had van hare gastvrijheid. De president vraagt aan getuigen of zij denkt dat Quien haar verraden heeft. Getuige antwoordt ontkennend. Daarna vraagt èe president, of de Duit- schers haar nooit van Quien spraken. Getuige doet dan het volgende verhaal Tijdens het onderzoek van mijn proces, geruimen tijd vbor de aanhouding van Quien, vroeg de onderzoeksrechter mij inlichtingen over den groeten Fransche officier (Er was hier kwestie van Quien) Ik antwoordde Hij bevindt zich in HolUmd. De Duitsche rechter zegde Neen ik heb hem onlangs gezien in het Beurskwartier te Brussel Ik vroeg dan waarom hij hem niet aangehouden had. Zijne beurt zal ko men antwoordde de rechter Op vraag der verdediging verklaart Mej. Thuliez, dat zij nog steeds denkt dat Quien De mannen bogen hei hoo-fd onder de be vendie hand van den priester, en Jean Canada sloot het vaandel van Montcalm weder an zijne schuilplaats weg. Men drukte elkander fta hand', en wisselde de vurigste zegenwenschen een uur Laifcer sliepen al de gasten van Jean Canada in het Groote Blokhuis; eene eenvoudige ligplaats van buffele huiden was hun voldoende geweest; de hoop had hen een slaap vol droom en van roem en vrijheid toegezonden. V. Nonpareille. De plaats waar het Groote Blokhuis was gebouwd', lag eenzaam genoeg om de vrienden van Jean Canada voor een overval der eigenlijk gezegde politie te beschutten, maar de Engelschem had den ook de op plundering en scalpee ren beluste Hurons in hunnen dienst. Wat de Engelsehen zei ren niet durfden doen daarmede belastten zij deze wil den. De grootste behoedzaamheid! was dus noodig, en wanneer er in het Blok huis bijeenkomsten plaats hadden als de boven beschrevene, wachtten de gas ten van Jean Canada den volgenden nacht af om naar Montréal of hunne boeschen weder te keeren- Daags daar na nam de bijeenkomst een ander ka rakter aan. Hoewel hij den strijd aan vaardde, deinsde Jean Canada voor een openlijken veldslag terug. Hij kende de strijdkrachten van de Engelsohen te de inrichting van Miss Cavell niet verraden heeftzij voegt er bij, dat indien prinses de Croy aangehouden werd, het hare schuld was, daar zij bekend had dat de valsche iden titeitskaart waarvan zij zich bediende, van prinses de Croy kwam. Op eene vraag van den gouvernements- kommissaris, verklaart Quien, dat de persoon die door hem aan Mej. Thuliez werd voorge steld, een genaamde Godefroid was, Fransch soldaat, gewezen Belgische politieagent. Mej. Thuliez bevestigt dat Quien wel wist dat er verscheidene personen 't akkoord wa ren om het overbrengen der ontsnapten naar Holland te vergemakkelijken. De gouvernementskommissaris antwoordt daarop, dut hij niet begrijpt, hoe Quien durft loochenen, het bestaan der inrichting Cavell gekend te hebben. Quien geeft dan langdurigen uitleg over zijn tijdsverbruik te Brussel. Alles komt hier op neer Indien miss Cavell verraden werd, dan is het de schuld van hare vriendin, mev. Bodard, die te veel moet gesproken hebben... De voorzitter antwoordt daarop dat Mev. Bodard zal gehoord worden. Op vraag der verdediging verklaart getuige dat zij Quien niet vertrouwde onder zedelijk oogpunt en ook omdat bij nog al licht van tong was. Mej. Thuliez wordt geluk gewenscht door den president, den gouvernementskommissa ris en de verdediging, om haar moedig va derlandslievend gedrag. Mev. BODARD zegt overtuigd te zijn, dat het Quien is, die de Duitsche policie op het spoor bracht der inrichting van Miss Cavell. Zij beschuldigt Quien eene kaart ontvreemd te hebben uit het pakje dat zij hem had toe vertrouwd. De voorzitter vraagt aan getuige of zij zoo veel vertrouwen had in Quien, door hem een pakje toe te vertrouwen dat zij gevaarlijk wist te zijn. Getuige antwoordt, dat zij wel wist dat Quien licht van tong was, doch dat zij er verre af was te denken met een verrader te doen te hebben. Op vraag van den gouvernementskommis saris verklaart getuige, dat de kaart welke haar door de üuilschers als bewijsstuk werd voorgelegd, wel deze was door haar in het pak gestoken. Quien beweert nogmaals niemand verraden te hebben. De verklikkingen kunnen ook gedaan zijn door een Zwitsersch-Duitsch bu reel dat in dienst was van Miss Cavell. De verdediging tracht nu aan getuige te doen zeggen, dat het mogelijk was dat M. Baucq. die de kaarten opmaakte, nog andere exem plaren der kaarten bij zich gehouden had. Mev. Bodard verklaart echter, dat de kaar ten bij haar opgemaakt werden en dat M. Baucq geene enkele kaart thuis had. Na een korte onderbreking wordt het ge tuigenverhoor voortgezet. Men leest eene verklaring van prins de Croy. thans op zending in Amerika. Deze vei klaring komt overeen met deze zijner zus ter. Hij bevestigt, dat Miss Cavell zeer onge rust was, door Quien te Brussel zooveel uit ging» M. FREYLÏNG bureeloverste in het Minis terie van oorlog te Brussel, was de chefeener inrichting als deze van Miss Cavell. Ilij heeft nooit iets met Quien te maken gehad en was dus zeer verwonderd, toen zijn proces opge roepen werd Quien ook op het banksken te zien. Getuige kreeg onmiddelijk zekerheid dal Quien een verklikker was. De voorzitter der Duitsche rechtbank sprak Quien niet aan als een betichte en het epenbaar Ministerie ver gat zelfs tegen hem eene straf aan te vragen. De president doet opmerken dat Quien beweert dat Freyling dood is. Quien houdt zulks staan, doch Freyling goedi, om zijn bijval te schenken aan een aanval die mot dten dood van al zij ne getrouwen moest eindigen. Hij eiech- te dos dra.t men zich den tijd zou gun nen die noodig was om zich tot de wor steling gereed te maken. Eene heca tombe van helden was wel roemrijk* doch zou het land niet reddem. Vóór al lee moest men de kolonisten en de India nen oefenen, en zooveel voorborgen (Je toebereidselen tot dezen strijd op le ven en dood te nemen, dat het heil van nieuw Frankrijk, hoe moeiHjk ook, en toch mogelijk bleef. Jean Canada oor deelde dat or minstens een jaar noodig was om dezen uitslag te verkrijgen. In don loop van dezen dag oio veel op een krijgsraad geleek, ging Jean Caamdte. een omvangrijk in leder gebon den register hr.l bet en las or in kort den i; n voor. Het was de geschiedel..- -3 jaren ver drukking, het getrouw verslag, dag aan dag, van al de begane wreedhedenIe der blad droeg sporen van tranen of van bloed. Dit reusachtig dagboek verhaal de van uur tot uur de miedaden van de overwinnaars tegen een ontwapende be volking. De stem der verdrukten naan er nu een» den toon dfes gebeds, dan op nieuw dien der wanhoop aan. Dit boek was niet alleen door Jean Canada ge schreven, het verschil van stijl en schrift verried verschillende handen en karak ters. Iedere uitgeplunderde gelasterde beleedigde man, elke vrouw door 't ver- bevestigt dat het wel Quien is die met hem voor de Duitsche rechtbank is verschenen Mev. ADAM handelaarster te Brussel, twijfelt geen oogenblik aan de rol door Quien in deze zaak gespeeld. Toen de Duitsche policie haar kwam aanhouden, vroeg deze of zij wel Mev. Minette was. Zij had aan Quien gezegd, dat toen hij bij haren neef moest gaan te La Louviére, hij daar moest zeggen, gezonden te zijn door Madame Minette.... Getuige voegt erbij dat in het prison van St Gillis Quien herhaalde malen gezien werd met een persoon, welke de beschuldiging beweert de Duitsehe policieman Borgau te zijn. Getuige erkent echter dezes portret niet. Mev. JACOB van Brussel, ontmoette Quien bij mad. Bodard. Zij deed zekeren dag aan Quien opmerken dat hij zoolang te Brussel bleef rondloopen... Toen zij eenigen tijd later aangehouden werd, vielen hare vermoedens dadelijk op Quien. Door de verdediging uitgenoodigd hare beschuldigingen klaar uit te drukken, ver klaart getuige, dat het eenige feit, door óe Duitsche Rechtbank tegen haar ingebracht, de ontsnapping was van een persoon Goffin genaamd, haar door Quinn gezonden. Quien daarover ondervraagd, beweert geen Goffin te kennen. Daar deze Goffin te St. Gillis-Brussel in 't gevang zit, zullen inlichtingen gevraagd worden. Mev. MACHIELS van Brussel, kreeg door het kind van den persoon waar Quien ver bleef, het pak door Mev, Bodard aan Quien besteld. Later had Mev. Machiels daarom moeilijkheden met het Duitsch gerecht. M. HOTARD handelsreiziger te Brussel, heeft in Juni 1915 Quien verborgen gehou den. Daar deze echter gedurig om geld vroeg, zond hij hem weg. Hij werd door de Duitsche policie aangehouden en een der agenten be gaf zich rechtstreeksch naar de plaats waar een Mausergeweer verborgen zat. Getuige had dit geweer aan Quien getoond. Quien loochent daar voor iets tusschen te zijn. Op nr 57 der dokken werden briketten van wagon in lichter gelost, bij middel van een vlak, dat volgeladen wordt en bij middel der kraan aan boord wordt geheven. Toen het vlak in de hoogte was, is eene briket van het vlak gevallen en kwam op het hoofd terecht van I. De Witte, 63 jaar oud, wonende te Nieuwerkerken-Waas. De ongelukkige werd met eene schedelbreuk naar 't Verbandhuis der Kipdorpvest gevoerd. Zijn toestand is hopeloos. Een pensionnaris van een oudmannen huis der Waarlooshofstraat, is denkelijk door de duisternis misleid in den kelder gevallen. Het slachtoffer P. Van Olmen geheeten, 84 jaar oud, werd met een schedelbreuk opge nomen en is eenigen tijd later overleden, zonder nog tot het bewustzijn te zijn weerge keerd. Het Groot Hoofdkwartier meldt dat ef tegenwoordig in de eenheden en dienstel van het bezettingsleger plaatsen van daciy- lograaf beschikbaar zijn. De postulanten worden verzocht hunna aanvraag te sturen aan den bevelhebber van het Belgisch bezettingsleger van het 4e ge* bied der Rijnlanden, die hen over de aanne- mingsvoorwaarden zal inlichten. Eenzelvigheidskaarten der gepensfon- neerde en der reserve-officieren Het Departement van Oorlog heeft besloten dat de eenzelvighsidskaarten, recht gevend op kosteloos vervoer op de Staatspoorwegcn voor het vijfjarig tijdperk 1911-1915, en af geleverd aan de gepensionneerde officieren, alsook aan de reserve-officieren voor de mo bilisatie bevorderd en in hun haard weerge keerd, hem moeten terugbezorgd worden. Ingevolge worden de belanghebbenden verzocht de bedoelde eenzelvigheidskaarten te doen geworden aan de militairen Goever- neur der provincie hunner verblijfplaats, vóór 1 October 1919. Zooals men weet heeft de Senaat Woensdag de alkoölwet gestemd. Uit de toelichting door den minister van financies gegeven blijkt dat de restaurants niet beschouwd worden als drankhuizen wanneer de dranken niet buiten de eetmalen opgediend worden dat de wet niet toepasselijk is op gesloten gezelschappen, en dat er voor den invoer van wijn, met Frankrijk eene overeenkomst zal getroffen worden, die alleman tevreden stellen zal. Beheer van Posterijen 'Eerlang worden een Vlaamsch en een Fransch vergelijkend examen afgenomen voor het begeven van 120 plaatsen van helpster bij den dienst der póstcheks, te Brussel. Deze plaatsen worden bij helft verdeeld tus schen de candidaten van elk examen. Aan dien wedstrijd mogen allen deelnemen de candidaten die op 30 September 1919 ten volle 16, en niet meer don 26 jaar oud zijn. De vragen tot inschrijving hoeven opge steld volgens het model voorkomende op de berichten, die in de postkantoren en statiën uitbanden, en, voor 10 September, gezonden naar den Heer Minister van Spoorwegen, Zeewezen, Posterijen en Telegrafen. raad wedtawe geworden, nedere wee», »o ader - ander boschorming dan die der liefdadigheid had er rijn lijden vermeld De bewonderen waardige legende van de toewijding der missionarissen ont vouwde, er rich in welsprekende blad rijden; het stamhoofd wiens hand bedre ven was in het zwaaien der tomahawk, maai- onbekwaam om zijne gedachten weer te geven, zooals de bewoners der steden dat konden, had met ongekun stelde teekenen en figuren zijn leed ge schetst. Al de gasten van het Groote Blok huis doorliepen beurtelings deze bloodi- e bladzijden; op de laatste schreven ze hunne namen. De sterkte der mannen, het getal Ca- nadeozen bekwaam om ate wapenen te dragen, do noodige golden, allee werd met eone uiterste nauwkeurigheid be rekend Zoo er niets onvoorziens tus schen beiden kwam, zou men den strijd in die volgende lente beginnen «Wij zullen eerst nog een winter moe ten wachten,» zeide .lean Canada, aal- leen wanneer de rivieren vrij zijn, kun nen wo oen oorlog beginnen, die ons vrij zal maken of zien vallen. In dien tusscbentijd zal ik geheel Canada door tappen: do Abenaquis en de Algnukij- nén zullen we hij hunne vuren, iu de tent van den. raad zien aanzitten.» Aan iedere gast werd opg 'ragen, zoovele vrienden en verdedigers voor de heilige zaak te werven als mogelijk was Op de Vredesconferentie te Parijs M. Segers over de Belgische belangen en de Scheldekwestie. De verdragen van 1839 Het Belgisch inJichtingsbureel meldt dat in een uiteenzetting door onzen afgevaardigden den heer Seoers, voor de commissie der IV gedaan, deze begon te zeggen, dat Belgie de vrijheid eischt van zijn verbindingen met de zee en dat dit vraagstuk vooral de vrijheid der Schelde omvat. De heer Segers deed opmerken dal wanneer de verdragen van 1839 gesloten werden, de Lelgische onderhandelaars en het Parlement van Brussel in den waan verkeerden aan België niet alleenlijk het medebezit maar ook het medebeheer van den stroom op gansch zijn loop te hebben verzekerd. De Hollanders zich houdende aan de juiste opvatting van het verdrag, hielden daarente gen staande dat de algeheele souvereiniteit aan hun land behoorde. Van toen af, kon het juridisch systeem van 1839 voor Belgie in den volgenden wezenlijken toestand samengevat worden 1. Voor wat betreft de werken, de ruiming en de verlichting, hangt alles van den wu van Holland af. Dit land beschikt metterdaad over betveto 2. Anderzijds bestaat er geenf enkele schik king ten gunste van België, dat volkomen ontwapend is. België acht dat het vetorecht onaanneem baar is vermisf het daardoor van zijn vrijen toegang tot de zee wordt beroofd. De heer Sogers ontwikkelde vervolgens vier vastgestelde teiten, die onvermijdbaar leiden tot den eisch bet Belgisch program in lijn geheel ten uitvoer te leggen. Oe Schelde is van goen nut voor Holland De Schelde levert vooral belang op voor Antwerden, onze eenigste groote haven van ïodetr hunner deed den eed van nooit dje zending' uit het oog te zullen verliezen, die voortaan het doel van hun leven en dó grond hunner verwachtingen, zou rijn. Het vaarwel deeer mannen was ern stig. George Malo zelf, de voortvarend- sie van allen vertrok ondter den invloed die groote beslissingen teweeg brengen Weldra bleef er niemand in het Blok hui® achter dhzi Tangniy, Halgan Pati ra, Harre an de missionaris. Terwijl d® mannen rich over ernstige dingen onderhielden, spraken de kinde ren fluisterend: met elkander. Soms die hoorde men de welluidende lach van Hervé.'die met den haarbos van. Non pareille apeelde. aPatira,» vroeg het kind, «gaan wij dit hui 8 verlaten en keer on we naar d® stad terug? Zie een», hoe schoon hiec alles is, wat mooie beerenhuiden, woC wapenen langs den muur!... En dan Mingo, die zoo zoetaardig en Pbobua, die zoo vroolijk is! Hoor een» Patira* als ik van hier weg moet neem ik Nozv> parti" e me.de.» Jean Canada hoorde deze woorden, «Mijnheer de markies.» zeide hij, cgg hoort dezen kleinen deepootUw® hulp is te Montréal voorzeker koetbaaay maar uwe positie van Franechen emi grant maakt uwe zaken zeer hachelijk Gij zoekt de kalmte tot, dat gij in der» dienst een er groote aaak van nu kunt rijn niet .waar?» Vervolgt,

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Volksstem | 1919 | | pagina 1