Cs strijden vijf inilliMi!
Waarn wij,
KaftioHake Vlamingen,
leoBüiÉn Sporenslag vieren,
Be Conferentie van Spa.
Zondag 11 Juli
Maandag 12 Juli
1920
De Duitsche wreedheden
Kerkstraat, 9 en 22, Aalst. Tel. 114
XXVI» JAARGANG NUMMER 151
DAGBLAD -1 O CENTIEMEN Uitgever: J. Van Nüffel-De Gendt
H. Charlolta
Zon op 4,10, onder 8,00
H. Joannes Gualberlua
Zon op 4,11, onder 8,00
Nieuwe Maan den 15
Publiciteit bulten het Arrondissement Aalst, zich te wenden tot het Agentschap Havas,8, Martelaarplein, te Brussel8, Place de la Bourse, Parijs en 6, Bream's Buildings Loudres E.G.4.
In een manifest, gisteren rondge
dragen, heeft de franst;hgezii:do staf
van het soldatenlooze liberale leger
Uiteengezet, waarom de federatie der
liberale maatschappijen aan de betoo'
ging van 11 Juli 1920 geen deel
neemt.
Daar verdachtmakingen laster altijd
het wapen was van hen die het onrecht
voorstaan, hebben de mannen van den
liberalen staf ook ditmaal ermede ge
dreigd en geschermd. Ze schrijven
De geest dio de inrichters van de
11 Juli-botooging dit jaar bezielt, is
dezelfde als hij was in 1915,-16-17-18
en 19, de figuranten dia pronkten in
de verradevs-betoogingen voor de
pruisen, zullen ook de praalhanzen
zijn in do 11 Jnli-betooging dit jaar.
En verder Het is de betooging
van de schamele activisten, die, gelijk
da Leliaarts na den Guldon Sporen
slag, alle pogingen aanwenden om
verdeeldheid en haat te zaaien in het
Vaderland,
En nog De inrichters der be
tooging van 11 Juli te Aalst, zijn of
dezelfde der vorige jaren, of de voort
zetters van het noodlottig werk der
activisten en deserteurs, door de volks-
rechtbanken geschandvlekt, veroor
deeld en gebrandmerkt.
Zulke lage en laffe aantijgingen
weerleggen, waarbij de meest onaan
tastbare personen worden meegesleept
inliet modder dat activisten en Duitsch-
gazinden bekladt, ware tijdverlies.
Wie zal onze Vlaamsche soldaten
voor Duitschgozind. en gevaarlijk voor
de veiligheid van den staat uitschelden?
Onze Vlaamsche heidon hebben 4 jaar
lang, met hun lijf, een borstweer op
geworpen, waarachter ook do liberale
franschkiljons, beschut worden togen
do Duitsche kogels.
De geest welke de afgevaardigden
van do Katholieke maatschappijen, die
aan de li Juli-betooging meedoen,
bezielt, is een geest van dankbaarheid
en liefde.
In dankbare herinnering vieren we
do holden van 1302, omdat door den
Gulden Sporenslag ons Vlaamsche
volk zijn eigen aard en taal heeft be
houden omdat op Grooningekouter
gebroken word de hoogmoodigen trots
der Leliaarts die Vlaandoren -in een
Slavonband wilden herscheppen om
dat de 11 Juli 1302 den Vlaamsehen
handel en nijvorheid, die Vlaanderen
tot het rijksto land in Europa deden
opbloeien, van een zekeren onder
gang redde.
Met liefde vieren we het Sporen-
leest, omdat het mogelijk gemaakt
heeft, dat Vlaanderen nu deel uit
maakt van ons zoo duurbaar Vader
land, en dat het oiiê een spoorslag is
om het werk der helden van 1302
voort te zetten, totdat ons Vlaamsche
Volk zijn volle rechten bekomt.
Nu nog zucht het Vlaamsche Volk
ODder het onrecht en de verdrukking
der Franschkiyons, do Leliaarts van
onzen tijd, en het is een geheim voor
niemand, dat vooral de liberale poli
tiekers de eerste rangen van die
Franschkiljons bezetten. Daarom ook
onthouden ze zich bij de betooging.
Ze schrijven wel in hun manifest
We.willen dat het Vlaamsche volk
onderwezen worde in zijne taal, dat
het in zijne taal bestuurd, gerechtigd
en militair onderricht worde maar
wanneer die punten te berde komen
in het Parlement, zijn de liberale ver
tegenwoordigers de onverzoenlijkste
vijanden van de rechten van het
Vlaamsche Volk. Do tijd zal uitwijzen
dat we op de vingeren onzer ééne
hand, de liberale volksvertogenwoor
digers zullen tellen, die voor de recht
matige verzuchtingen van het Vlaara
sc^e Volk zullen stemmen.
Uit die reden ook zijn de liberale
werklieden vaandelvluchtig geworden
Onze betooging is niet gericht tegen
Frankrijk, evenmin als op 4 Juli 11
do Belgische vlag op het Stadhuis te
Brussel, eene anti-Engelsche mani
festatie was, maar alleenlijk een blijk
van genegen instemming met het
Amerilcaansche Volk, dat, op dien
dag zijne onafhankelijkheid herdenkt,
Wij zijn niet tegon hot Fransche
volk gekant, wo dragen het Fransche
volk de uitdrukking over onzer gevoe
lens van bewondering en van dank
we zijn geen activisten, noch Duitsch-
gozinden, en het programma dat we
voorstaan is zoo oud als de Vlaam
sche beweging, en zij, die om het uit
te werken, Duitschgezind wareil of
nog zijn, staan buiton onze rangen en
gaan met ons niet mee.
Doch waarom zooveel woorden den
nek breken om eene onaantastbare
zaak te verdedigen.
Hetzij de liberale leiders van Aalst
genoog, te weten, dat het vieren van
don 11 Juli, dit jaar, heftig voorge
staan wordt door Het Laatste
Nieuws» het eenig Vlaamsch-liberaal
dagblad van beteekenis hunner partij
eti dat de vooraanstaande liberale lei
der Heer J. Hoste, junior, verleden
jaar, op hot verhoog terGrooteMarkt,
met overtuiging, de beteekenis van
hot Sporenfeest aan de Aalstersche
bevolking heeft uiteengezet.
Zonder ons maar eenigszius te be
kommeren om liet lastermauifest van
de Federatie der liberale maatschap
pijen, dat onze hielen nog niet raakt,
voegen we er aan toe, dat de katho
lieke Vlaamschgezinden geen gevaar
daarstellen voor de eenheid van den.
Belgischen Staat, maar dat ZIJ met
2" Vervolg.
Maar nu sta ik hier, om mijne erfenis
le aanvaarden, voor alles om mijn kind terug
te vorderen. Waar is mijn kind. Waar i's
Engel ine
Verlaat het slotriep de-gravin, sidde
rend van opgewondenheid en toorn, uw
testament is vervalscht, wanl de ware Lode
wijk Montpellier is hier, is als de echte,
erkende erfgenaam, sedert lang bezitter van
het slot van zijn zaligen oom Verlaat dit
vertrek, anders roep ik om huip en laat u
door mijne bedienden uit helslot verwijderen.
Dat is een ongehoord bedrog, dat gij
gedaan hebt, Agattia Leroux Maar beeft
voor den waren bodewijk Montpellier, die
voor u staat en voor dit bewijs riep de man
en hield zijn leslament hoog in de rechter
band siddert voor de straf en mijn wraak.
Gij hebt mijn kind verstooten. Welk beter
bewijs is er voor, dat hij, die mij verdringen
wil en zich mijn naam heeft toegediend, niet
Lodewijk Montpellier is, dat dit, dat hij mijn
kind verstooten beeftZoekt alle uwe bewij
zen, voorl alle uwe kunsten aan, brengt do
cumenten en getuigen aan de stem van
het hart zal luider spreken, dan alies, wat
gij kunt verzinnen, om mij te overwinnen.
l)e gravin greep bleek van toorn naar de
knop van de hel.
Genoeg ik ga zeide de vreemdeling
maar wee u Ik zat u en uwen maar aan de"
kaak stellen, ik zal nlei eerder rusten, voor
dat ik u hel masker van het gelaat heb gerukt
De vreemdeling verborg het bewijsstuk in
den zak en verliet het vertrek van de gravin,
die daar beweegloos stond, en hem met hare
oogen volgde.
Toen de deur acliter'liem was gesloten
toon zijne luide slappen niet langer in den
gang weerklonken, lichtte de gravin zich
Handenwringend op hare oogen gloeiden
van schrik haar bleek gelaat kreeg eene
verschrikkelijke uitdrukking.
Hij is het... hij leefthij heeft een testa
ment. Maar nog weet iemand van ti terug-
koeren moogt gij niet I Twee Lodewijk
Montpellier zal niet blijven leven.
Bij een half vervallen graf op het dorps
kerkhof van Montpellier knielde op dezen
avond een meisje in eenvoudige, landelijke
kleederdracht.
Op het graf, waarop het meisje bad,
een krans van heidebloemen. Dat was de
eenige versiering van den heuvel. De tranen,
die uit de oogen van de engelachtige Engeline
neien, besproeiden den krans. Zij had zich
diep over het graf gebogen, zoodat zij in
't geheel den jongen ruiter niet boorde, die
naderde.
Ook zijn doel scheen het kerkhof Ie zijn.
Hij sprong van zijn paard, en bond het
aan een boompje vast.
Engeline 1 zwaar beproefde Engeline
riep hij op zochten toon.
Toen zag hij of niemand hen hoorde, en
voegde er op troostenden toon bij het is
alles voorbereid 1 In dezen nacht vluchten
wij.
vuur spelen die de ontegensprekelijke
rechten van de meerderheid der Bel
gische bevolking niet in woorden
maar in feite ontkennen en ^weigeren
toe te staan.
Voor ons dan; Vlamingen, is het
Hoogdag op 11 Juli. Als één man
stappan we achter onze wapperende
vlaggen. Zoo voldoen we aan het ver
zoek van onzen duurbaren Koning
Albrecht, die in 1914, de Vlamingen
ten strijde riep met de woorden
Vlamingen, gedenkt den Guldon
Sporenslag en in 1918 onze
Vlaamsche Yzeijongens de bevrijding
van het Vaderland toevertrouwde zeg
gende:» Vlamingen, gedenkt 1302!
Oe kolenkwestie
De groote namiddagconferenlie duurde
Vrijdag van half 5 tot half 8. Ze werd geheel
gewijd aan de bespreking der kolenkwestie.
Staatssecretaris Bergmann heeft de redenen
opgegeven waarmede de Duitsche regeerinj
het verschil uitlegt lusschen de door de com
missie voor herstel opgegeven cijfers en de
werkelijke tonnemaat van de aan de geal
lieerden geleverde kolen. Deze redenen zijn
overstrooming van den Rijn, binnenlandsche
onlusten en stakingen.
Bergmann zegde nog, dat sedert April de
geleverde hoeveelheden aanmerkelijk ver
meerderen en in Mei reeds de 40,000 ton
per dag bereikt liadden. En hij besloot met
te verklaren, dat het den vasten wil van
Duiischland is om te komen tot eene redelijke
overeenkomst, waarom de hoofdbepaling de
levering van kolen groolendeels afhangt van
de geregelde leveringen uit Opper-Silezie.
M. Millerand antwoordde daarop.
Volgens het vredesverdrag moest Duiisch
land jaarlijks 39 miljoen ton kolen leveren,
't zij 25 miljoen aan Frankrijk, 8 aan Bel-
gie en 6 aan Italic. De commissie van herstel
heeft het cijfer tot 20 miljoen ton terug ge
bracht, om te gemoet te komen aan de moei
Üjkheden van Duiischland.
M. Millerand bewijst verder, dat de Duit
sche kolenleveringen verre beneden die cijfers
gebleven zijn, Zeik in Mei, alhoewel dan
1,100,000 ton geleverd werden, was hel nog
meer dan de helft te weinig. Sedert 15 Juni
heeft Duiischland nu uit eigen beweging, de
leveringen met 10,000 ton daags verminderd,
onder voorwendsel, dat er aan Polen gele
verd wordt. Duiischland heeft ook verbin
dingen voor kolenleveringen aangegaan met
zijne naburen 35,000 ton per maand aan
Zwitserland en 80,000 ton per maand aan
Holland.
M. Millerand gaf dan lezing van de beslis
sing door de Entente genomen het vredes
verdrag van Versailles, voor wat betreft de
kolenleveringen stipt uitgevoerd worden.
Minister Simons antwoordde, dat hij than%
niet in detail op de rede van Millerand wil
ingaan en dat hij niet eerder op de voorne
mens der geallieerden zal antwoorden dan
nadat hij de kwestie met zijne experten heeft
besproken
M. Delacroix besloot met te zeggen, dat
het antwoord van Duitschland legen morgen
ochtend 11 uur wordt verwacht.
De schuldigen
Na eene korte onderbreking werd de zit
ting hervat. De conferencie nam kennis van
het akkoord, dat in zake de kwestie der
schuldigen getroffen werd.
Het door de experten voorbereid protokool
werd goedgekeurd en dadelijk door de verte
genwoordigde machten onderteekend.
Engeline richtte zich ook bij het geluid van
deze welbekende stem op zij wendde hare
groote, van kommer sprekende oogen, aan
wier wimpers nog tranen trilden, tot hem op
die haar op het kerkhof opzocht, en eene
straal van vreugde en hoop vlooh over haar
bleek aangezicht.
Gij komt Louis zeide zij ik hoopte
het, ik verwachtte u.
En gij hebt weder geschreid, Engeline,
zeide de jongen op deelnemenden toon
Aan het graf vau mijne lieve moeder,
verwondert u dat Louis bij ieder bezoek van
dit graf wordt het mij duidelijk wat ik aan
haar verloren heb, dagelijks wordt het mij
duidelijker dat ik.in gevaar verkeer zoolang
ik in het huis van Judas woon. Gij zegt, wij
zullen in dezen nacht vluchten, dat is goed
Louis, bet moet zoo zijn wij moeten weg
ik tenminste moet weg.
En ik bescherm u laat mij voor alles
zorgen.
Het mag zoo niet langer blijven, gij
hebt gelijk, Louis. Ik ben b'ang voor het slot*
zeide Engeline met angstige schuwheid, ik
kan deze nieuwe moeder niet liefhebben, die
mij toen reeds heimelijk mishandelde, toen
oom nog leefde.
Maar komt uw vader dan nooit om u te
zien, Engeline Vraagt hij nooit hoe het met
gaat
Mijn vader Ik weet alleen dat ik vroe-
jer eene lieve moeder en eenen lieven vader
Dit protocol luidt als volgt.
De conferencie beslist bij algemeenheid
van stemmen der afgevaardigde gevolmach
tigden der gouvernementen van Belgie, Frank
rijk, Engeland, Italië en Japan van den eenen
kant en van Duitschland van den anderen
kant, dat het onderzoek en de rechtspleging
der zaken aan het Hooger Hof van Leipzig
onderworpen, in gevolge het schrijven van
den voorzitter van den Oppersten Raad der
Verbondenen in dato van 7 Mei laatstleden,
moeten voortgezet worden. De prokureur
generaal van het Hof van Leipzig zal recht
streeks aan de ministers van Justicie der
verbonden landen alle inlichtingen vragen
welke zij zouden kunnen verlangen.
Er zal daaraan zoo spoedig mogelijk gevolg
gegeven worden en de inlichtingen welke
ingewonnen worden, zullen rechtstreeksch
aan den prokureur generaal van het Hof van
Leipzig gezonden worden
In het voornoemd schrijven is de lijst der
te oordeelen oorlogsmisdadigers opgegeven.
Deze beval 42 namen, waaronder er zijn van
generaals, officier, onderofficieren, soldaten,
burgerlijke ambtenaars, duikbootofficieren,
enz. enz. Behalve deze Iaatsten hebben allen
hunne misdaden gepleegd in Frankrijk en
Belgie.
Da akelige ontdekking van Belgische
gefusiljeorden bij Aken
In een vorig nummer hebben wij de ont
dekking gemeld, op het schietplein van Forst
bij Aken, van eenige geraamten, zijnde het
stoffelijk overschot van Belgische burgers die
in 1914, door de Duitschers zonder de minste
reden lafhartig neergeschoten werden.
Over die ontdekking wordt officieel nog het
volgende meegedeeld
Rond het einde der maand Juni, werd aan
den Dienst der Militaire Veiligheid bij het
Belgisch Bezettingsleger bekend gemaakt dal
er lijken van Belgen lagen op het schietplein
van Forst bij Aken. Naar aanleiding van e.en
zeer nauwkeurig onderzoek, gevolgd doo
talrijke huiszoekingen bij bijzonderen, bij
magistraten en tevens in de gerechtshoven,
gevangenissen, enz., werd de begraafplaats
gevonden op het aangeduid terrein. Een op
ziener van de Militaire Veiligheid, begeleid
door een zijner agentea en twee gendarmen,
ontdekte de ligging van een gralkuil op hel
schietplein te Forst bij Aken. Gedurende de
opdelving die gedaan werd vond men, op 0.80
cm. diepte, munscheogebeenten, zonder het
minste spoor van kist. Eenige zwarte sporen
rond deze beenderen deden aan rotte kleede
ren denken. Volgens de nauwkeurige verkla
ringen van een persoon die bij de terechtstel
ling aanwezig was, schat men het getal
doodgeschoten personen op 10 of 12.
Onder dezen waren er twee vrouwen (moe
der en dochter). De terechtstelling greep
plaats rond het begin der maand Augustus
1914.
Kandidaten voor huiszoeking en aanhou
ding werden gevraagd aan den Krijgsauditor
van het Bezettingsleger, met het oog op het
vereenzelvigen der lichamen begraven op het
bedoelde schietplein.
Het werk werd dan verdeeld onder twee
opzieners en twee agenten der Militaire Vei
ligheid die een grondige kennis der Duitsche
taal hebben ingevolge hunner verschillende
navorschingen, door de duitsche ambtenaars
tegengewerkt, werden boeken en dossiers in
beslag genomen in het gevang, in het Paleis
van Justitie en bij den Voorzitter der Politie
te Aken.
De voornaamste personen in de zaak be
trokken werden ondervraagd en men gelukte
erin de namen der pliehtige officieren en
ambtenaars te kennen. Uit het onderzoek
biyiu£a^^£ersonen^oor^einv0^esc^
liad, die mij liefkoosden, met mij speelden
en mg kusten. Maar mijne lieve moeder stierf;
en wat van mjjn vader werd weetik nict^werk haddengeholpen.
Ik kwam in het slot bij den ouden oom, de
huishoudster haastte mij toen reeds, zij maakte
mij slecht in de oogen van den oom, en ik
werd dikwijls hard gestraft en moest dagen
lang op water en brood in eene donkere kou
de kamer doorbrengen.
Twee jaren geleden stierf oom, en da
delijk kwam graaf Lodewijk terug, die mijn
vader zou zijn, ik herkende hem niet meer,
en hij had mij niet meer lief. En hij gaf mij
aan den boschwachter Judas en zeiden, oom
had dat zoo bepaald. Nu ben ik sedert jaar en
dag in de hut beneden ir\.het bosch, en heb
geen vader, geene moederen geen oom meer...
slechts u, Louis God heeft mij u gegeven
en gij zijt nu mijn steun, mijn hoop, aan u
alleen durf ik alles zeggen wat mij kwelt en
lijnigt, maar aan niemand anders, want vader
udas lacht als ik iels zeg en brengt het over
naar het slot, en zijne vrouw slaat en mishan
deld mij.
Wat hebt gij daar op uwe wang? vroeg
Louis uw wang is met bloed bevlekt.
Het is niets Louis, ik heb geweend.
Dat .komt van het weenen, Engeline,
zeg mij alles uwe trekken verraden mij, dat
weder iets gebeurd isvertrouw uwen vriend
alles toe of twijfelt gij aan mijne belang
stelling voor u
Neen, neen, u alleen geloof ik. Ik wil
de u eerst deze nieuwe vernedering en mis-
handelieg niet bekennen, zeide Engeline
ik schaamde mij gisterenavond, toen het
geregend had, keerden vrouw Judas en ik
ten werdenslechts vijf ervan konden tof
hiertoe vereenzelvigd worden. Ziehier hunne
namen Trinon Jan, spijshuishouder, gebo
ren te Richelle, den 22 April 1865 Fafra
Hendrik, wapenmaker, geboren te 'Richelle,
den 10 November 1S92 Fafra Gillain, zon
der verdere aanduiding Akens Willem,
Nederlandsch onderdaan, woonachtig te Ri
chelle, geboren te Margraten (Hofland) den
20 Oogst 1858Monix Jozef, zonder verdere
aanduiding. Allen door den kop geschoten op
11 Oogst 1914.
Benevens de 15 vermelde personen, vin
den we in de registers van het Justitiepaleis
nog melding van drie verdachte Belgen
o verdachtige Belgier van wie tot hiertoe
niet helminste spoor te vinden is. Ziehier de
namen: Van dea Abeele Emiel, geboren te
Loochristi, den 19 Mei 1868 Dufoui Leo,
geboren te Gent, don 25 MaartLanuoy
Karei, geboren te Brussel, 19 Juli 1896.
De drie voornoemde personen werden te
Kohischeid, op bevel van den burgemeester
dezer gemeente, aangehouden, door een
zekeren Spitz, thans opgesloten te Rhein-
dahlen (veroordeeld lot 0 maand gevang voor
slechte behandelingen jegens Belgische ge
vangenen). De stukken van hun dossier be
wijzen dat deze drie mannen in Duitschland
niet weergevonden werden na hunne aan
houding.
Uit verklaringen van verscheidene personen;
blijkt dat soldaten rechtstreeks voor dea
véld-krijgsraad van Aken personen brachten
uit de omstreken van Luik, die in de Gelo
kazerne dezer stad opgesloten werden, onder
verschillende beschuldigingen, zooalsvrij
schutters, hebben de handen van soldaten
afgesneden, enz.
Tusschen de vereenzel/igingsslukken van
het gevang betreffende de genaamde Fafra
Hendrik, vinden wij den Iaatsten brief terug
dien de ongelukkige geschreven heeft en die
aan de familie niet overhandigd geweest is.
De aalmoezenier, daarover ondervraagd, is
zeer verlegen en verklaart dat hij kennis heeft
van een brief geschreven door zoon Fafra.
Ilij herinnert zich, oppervlakkig zelfs, den
inhoud ervan. Deze brief werd hem zonder
omslag overhandigd door het Bestuur van
liet gevang. Hij gaf den Besuurder van het
gevang bevel dien brief aan de ouders 19
zenden zoohaast het adres dezer Iaatsten zou
gekend zijn. De bedoelde omslag, geschreven
door de hand van den gefusiljeerde en dra
gende het juist adres van moeder Fafra, be
vindt zich in hel dossier van den veroor
deelde. De Duilschersliebben dus den brief
niet verzonden en hebben in potlood op den
omslag vermeld a Kriegsgerichllich erschos-
sen ii.
Wat de twee vrouwen betrof waarvan hoo«2 j
ger spraak is, het gevangenisboek van 1914,
waarin ze dienen vermeld te slaan is verdwe
nen
De opzoekingen en navorschingen wordett
voortgezet.
Wij doen opmerken1. Dat het onderzoek i
zeer bemoeilijkt is ingevolge den slechten
wil der Duitsche overheden die veel binder-
palen leggen in den weg van dezen die hel
onderzoek der zaak leiden 2. dat de gewe
zen voorzitter van policie von Hammacher,
de hoofdopziener van het gevang te Aken
Koppen, en de officier-adjudant van generaal
Bigge, rittmeister von Schwarzenstein, het
geraadzaam geoordeeld hebben zich gedu
rende zekeren tijd uit Aken te verwijderen ij
op den dag dat de begraafplaats werd ondekt.
ij
De Banque Transatlanticfue
Beige, Naamlooze Maatschappij, 150,
Koninklijkestraat, (2 Kongresplaats), Braa*^
ael. Telefoon 1955 en 1956, postcheckreke-
ning 45,500, doet aan de voordeeligste voor
waarden alle Bank-, Wissel- en Beursver-
handelingen. 18456A j
Op den terugweg had ik een krans van
heidebloemen gevjochten, om daarmede hel
graf mijner lieve moeder te versieren. Toen
wij op de straatweg waren gekomen, zagen
wij de gravin te paard den weg afkomen, de
stalmeester reed eenige schreden achter haai*
en naast haar paard waggelde de vette oude
schoethond, die naar de order van den ge
neesheer beweging moet hebben.
Wij bleven staan het hart klopte mi]
luid van angst en afschuw de gravin kwam
aan cn groette Judas. Toen zag zij de krans
aan mijn arm. Zij wenkte mij. Engeline zeide
zij het is hier voor Smouwsje te vuil op den
weg, neem hem op den arm en draag hem
naar het kastael, maar blijf naast ragn paard,
opdat ik kan zien, of gij hom ook leed doet.
Dat was een schandelijke, berekende
vernedering 1 riep Louis, de jonge pachters-
zoon, in een opwelling van toorn, zij wilde u
diep vernederen, o, ik begrijp alles Zij zag,
dat gij het graf van uwe moeder wildet ver
sieren. Er was iets in mij ging Engeline voort
ik geloof, dat het ook in mijne oogen te lezen
was want de gravin zag mij aan en wees
gebiedend met baar rijzweep naar den hond,
die met zijne valsche oogen naar mij loerde
Maar ik overwon mqn afschuw, ik bukte mij-
om de hond op te nemen op hetzelfde
oogenblik echter beet het leelijke valsche dier,
naar mijn gezicht zoodat het bloed er uit^
stroomde. O, ellendig schepsel riep Louis
zijne vuisten ballende uit, ik wilde dat het;
mij slecgts eens niet deze gravin, die vroeger,
*aar w»j Judas roet ni<?ts anders dan de huishoudster van uw was
^samengebracht.
(Vervolgt.) j
x