MM AM r% X1 w KERSTNACHT KERSTDAG a»*- (A— 0S" KERSTMIS IN I se* JWE ERIA rlll«. XXXVIII JAARGANG NU was ER 299. DAGBLAD 20 Geatiomen Uitgtvor J- Ja» Nuffol-De Gandt. Kerkstraat 9 en 21, Aalsl Telofoon 114. Zondag 25 en Maandag 28 December 1932 Opgedragen aan m'en zoontje Noel voor z-n naam en derden jaardag In volle pracht, in een onbewolkten hemel glinsteren ontelbare sterren, Net, ligt de koude sneeuw als zilveron platen op de daken der huizen. Ook op de wegen ligt hij, doch hier en daar bevlekt, 't Wintert akelig Da wind blaast een snerpende koude, die grievend lijden doet. En toch, hoe heilig is die nacht Het kloksken in den kerktoren klept helder. Dichter nadert a'h klank, die allengskons versterft, en stil wordt het. Schaduwen duiken op. Ze dringen de dorpskerk binnen. Ter aanbidding. Daar staat in den middenbeuk de krik met het Goddelijk Kind. De krib waarin de Zoon God3 nogmaals als pasgeboren wicht nederligt, Maria en Jozef knielen biddend aan weerszijden. Achteraan ds logge koppen van os en ezel, de trouwe dienaars van 't Kindeken Jezus. Da Herders zitten van voren aan den stal, daar waar de sterre bleef stille staan, De plechtigheid loopt ten einde. Een helder klnderstemmeken heft èen Kerstlied aan. Herders Hij is geboren, in 't midden van den nacht. Dien zoolang van te voren, de wereld heeft verwacht. D'oogskens van stonden aan, zag men vol tranen staan. 't Weende uit druk en rouw, in dazen feilen kou. De laatste akkoorden sterven weg onder do hoogs gewelven. Een nagebleven wierookgeur vervult de beuken. De keerskens worden een voor een uitgedoofd. De menschen dringen naar buiten. Eerst in eng gesloten groepen, dan wat dunder gezaaid, later een voor een, De klokken zenden hun vreugdelied in de lucht. Talmt maar 1... Talmt maar galmende klokken, en brengt de aarde het lied van VERZOENING en VREDE 1 Statig is de naoht, pleohtig de nachtgroet der wentelend» sterren. De wind blaast een snerpende koude, dia grievend lijden doet. ,'t Is Kerstnacht l En 't Wintert akelig! JEF, SMED. ST- MARTIN USKERK TE AALSTi ORDE DER GODDELIJKE DIENSTEN MIDDERNACHTMIS1 Missa Exaultet mannenkoor èri [orgel, Plum. Onder de offerande Altitudo Kerstzang voor kinderen met koor, Cooréman. Onder do twee daaropvolgende missen (communiemls en dankmis) A 8 oil a ortua A. Yolobaerfc. Adeate fidelea Cooraman. Alma iiox (a oapella) Grüber, Da Herderhena lagen bij naohta (oud Kerstlied), SOL. HOOGMIS, te 9 ure Missa n Stella maria gemengd koor Crioebaohef. Onder de offerande Alma nox Führer., Tantum erga Mittorer. SOL. LOF i ure namiddag t Confitebor {septet) a eapella Seyler. AveTrinitatia 8aerarium Witt. liodia Ohriatua natua est Glerembault. Sermoen door Z.E.H. Deken Tantum ergo7 stemmig Hallar. Kavtszang E. De Gróóts, DE WELDADEN DER KRIBBE Sedert twee duizend jaren wordt da wereld bewogen door de nederige d^g- teekening van 25 December, omdat het kleine Kind van Bethlehem, de goddelijke Weldoener des menschdoms, alsdan geboren werd. Dit Kind brengt ons licht dos geloofs Inderdaad dat kleine Kind, is het Woord Gods, het ongeschapen Licht. Wanneer het zich aan de menschen gaat btkend maken, zal het door zijne openbaringen de zuivere bron der waarheid doen ontspringen. Het zal spreken voor ledereen Voor rijk en arm, voor geleerden en onwetenden, voor grooten en kleinen. De H. Kerk zal zijne zending voortzetten. Welke groots weldaad toch is het geloof I Hoe ongelukkig zijn dezen, bijzon* derlljk in hun stervensuur, die hét geloof niet bezitten. Dit Kind brengt ons de zoete vreug.le der Hoöp I Dat kleine Kind heeft de schamele menschelijke natuur, mat al hare zwakheden aangenomen om ze te genezen en op ta helpen. Het gaat onze schuld aan de goddelijke rechtvaardigheid betalen. Het zal ons zijne almachtige genade schenken om ons te versterken en den Hemel openen. Welke weldaad is tochde Hoop I Hoe ongelukkig zijn zij die geene hoop bezitten. Dit Kind brengt ons de vurige liefde I Dat kleine Wichtje komt het hort van den menseh hervormen. Met dat doel zal Het onder ons komen wonen, zal Het zich aan ons schenken, zal Het zich met ons vereenigen. En van. dien zoo berpinnelijken en zoo beminden Gód, zullen millioenen zielen door een onverwinnelijke liefde aangespoord, aangenomen worden. Mogen wij onder dat getal gerekend worden Wie zqu een God, die ona de eerste zoo zeer beminde, niet lief hebben Gaan wij tot de Kribbe... om het Goddelijk Kind voor zijne weldaden te ba- danken. Gaan wij te Communie om de weldaden der Kribbe te genieten, In de Kribbe vinden wij Jezus, de zoo kleine en beminnelijke Verlosser. Bekijkt dat Goddelijk Wichtje liggende op een handvol stroo, in wat voddekens gewonden, aanbeden door Maria en Jozef, verwarmd door de hulp van os en ezel, bezongen door de engelen, geliefkoosd door de herderkens, machtig vereerd welhaast door de HH. Drie Wijzen uit het Oosten, de Koningen onder vele opzichten. De wondere sterre verschijnt en geheel de natuur doet mee om hulde te brengen aan dien kleinen Koning van liefde. Kijkt toe-en ziet hoe Hij zijn armtjes naar ons uitsteekt, hoe Hij ons den zoen van vrede wil geven, en ons omsluiten in zijns oneindige liefde. Vallen we op de knieën om Hem te aanbid den, want 't is onze God voor ons menseh geworden i Roepen wij met Sint Franciscus van Assisië voor de Krib van Gregio neergebogen; Mijn God en mijn Al. Saharen wij ons rond Jezus Kribbe met voldoening, met vurigheid Schen ken wij aan Jezus ons hert, dat zal Hem aangenamer zijn nan gelijk wolke andere geschenken, al ware het ook al het te offeren goud, wierook en myrr ha welke we op de aarde kunnen "bijeen verzamelen. Dan zal Hij zijn H. Hart met al Zijne goddelijke liefda ook aan ons schen ken. Luisteren wij naar Zijn zoet gevooisde stem en naar Zijn vurig verlam'en; Komt tot Mij... neemt Mijn juk cp.., volgt Mij... eet en drinkt zoo dikwijls moge lijk, ja dagelijks, Mijn Yleesch en Mijn Bloed die u zullen bewaren ten eeuwigen dage 1 MARC. HET KHlBbEKEN IN ST- MARTtNSKEHK TE AALST- 't Was koud, bitter koud. De sneeuw dwarrelde in diohte vlokken neer en be dekte de straten en daken met een wit te laag. Toch was het druk in Bethlehem, de stad van David. Want Augustus de machtige keizer van Rome, had bevo len, dat al zijn 'Onderdanen hun namen moesten opgeven in hun eigen vader stad. Met honderden waren zij geko men naar 't kleine Bethlehem. Ook de IJ. Jozef en de Maagd Maria hadden de lange reis .gemaakt van. uit Nazareth. Be-thelem was hun vaderstad, want zij waren nakomelingen van den grooten koning David en ook zij wilden, hun na men opgeven, omdat, de keizer het ge boden had. Maar ach! er was voor hen geen plaats in de henbergori en wonin gen aer kleine sta-d. Heel den avond al hadden zij de straten doorkruist,, kloppend van. deur tot deur en vragend om gastvrijheid voor den naoht, En overal hadden zij hat. hetzelfde ant woord gekregen: «Er is geen plaats!» Nu stonden zij voor de laatste woning-, O, als ook daar geen plaats was, dan zouden zij den nacht huiten" moeien doorbrengen. Jozef klopte aan en trad binnen, Een bleoke vrouw lag op een rust bed en naast haar zat een meisje. Het meisje stond op en verdween door een achterdeur. Een oogenblik la ter kwam zij uerug met haar ader, om norschen man. Jozef vroeg, of hij dien nacht in zijn huis mocht rusten,'maai de man weigerde en boos stuurde hij hem weg. Bedroefd ging Jozef weer naar bui ten en met Maria wilde hij verder gaan. Waarheen Hij wist het niet. Maar zie, daar komt liet meisje naar hem toe en smeekend zegt zij tot Sint Jozef: «Goede man. vergeef mijn var der zijn ruwheid. Hij is zo'ó boos, om dat moeder al jaren lang ziek is en God de Heer zijn gebed maar niet ver- hoort. Ik zal u helpen, zoo gppd: ik kan. Verbaasd keek Jozef >et kind aan. «Ik zoek een Schuilplaats vd'or den I naoht, mijn kind.» i «Ginds in de vlakte 'staat een grot-, die ledig is. Daar kunt gij schuilen.' Maar wacht no,g even. 1-Iet meisje trad weer haar woning binnen en kort daarna kwam zij tmig. In haar handen droeg zij een groote kom. i «liter», zeide zij, «dit is versohe i-melk, laat üw goede vrouw hiervan drinken», -Jozef nam de kom en gaf zc aan Ma ria. Deze dronk en glimlachend dankte zij het goede kind- «Moge Opa u loo- nèn voor uw goedheid», sprak zij, i Daarna gingen Jozef en Maria, naar de grot in net veld. Het meisje ging naar moeder en bij haar .bed gèzpfen riep zij uit; «O. moeder-, wat was die vrouw toch seh-oon! Zij was als een engel uit den hemel, toen zij mij zoq vriendelijk be dankte. Nu moeten zij den nacht door brengen in dio koude grot. Moeder, mag ik hun'morgen warme melk bren gen en een warmen omslagdoek «Ja Ismeria,» antwoordde de vrouw, «doe- dat, maar zeg het niet aan vader. Ga nu slapen. 't -Was middernacht. De kleine Ismeria sliep en droomde I van de wonderschoone vrouw, dio haar zoo lief had toegelachen. .Plotseling werd zij wakker'; een hel dere lichtglans vervulde haar kamer on verblindde haar oogen. Zij stond op en keek naar buiten. De hemel was geopend en Tsmerïa zag een stoet van Engelen in schiller- witte kleederen neerdalen boven de eenzame grot in de vlakte. Zij" hoorde zoete melodieën. Vol verbazing en vrees zag Ismeria naar al die schoonheid... En zie... plotseling staat een Engel" des Heeren voor haar... Sidderend valt Ismeria op do knieën.. Maar de Engel zegt tot baar «Wil niet vree-zen kind want ik ver kondig u een blijde boodschap. Ivöm on volg mij!» Ismeria volgde den Engel, terwijl zdj den omslagdoek van haar moedor om do sohouders sloeg. Bij de grot geko men* steeg de Engel omhoog. Én met al de andere Engelen die zweefden bo ven de grot zong hij: «Eere zij God in den hooge en op aarde vrede aan de menschen van goeden wil.» Ismeria stondf aan den ingang, der grot, maar durfde niet binnentreden.. Zij zag daar de wonder-sehoone vrouw, nu nog schooner dan den avond te voeren. En. op haar schoot- droeg zij een Kin- deke, vol hemelse he schoonheid. En bet Eindeke verspreidde een lichtglans door heel de grot. En naast het "won dere Kindje stond de goede man met gevouwen handen en gebogen hoofd, vol van eerbied. En voor heft K inde ko knielden drie ■herders. Ook Ismeria viel neder op de knieën en de Vrouwe zag haar aan en wenkte baar. nader te treden. En Ismeria stond op en vol eerbied ging zij de grot binnen tot bij hol Kin- deke. dat haar o zoo liefdevol toelach te.. En 't goede meisje begreep en aan bad het Goddelijk Kindje, dat zij er kende als den beloofden Verlosser. Eindelijk stond zij op en bedeesd bood zij Maria den warmen, omslag doek aan. Glimlachend nam de Moeder" den schoonon doek aan en wikkelde daarin ha-ax Kind. Nu daalde de Engel weer neder en bracht Ismeria terug naar haar woning. En toen zij de kamer binnentrad, zag zij haar vader en hare moeder op de knieën, God dankende. De moeder was plotseling genezen van hare ziekte. Opgetogen vertelde Ismeria, wat zij in de grot gezien had. En toen de morgen aanbrak, 'gingen zij alle drie naar de grot, om bet God delijk Kindje Jezus en de heilige Moe der Maria te danken voor lFun goed heid. H. I. S.

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Volksstem | 1932 | | pagina 1