Dry dagen le Parijs.
22, 23, 24 Mei 1871.
(3 VERVOLG, ZIE Nr iS).
M*' Darboy was op de knieën gevallen, en bad op ecne aandoen
lijke wijze, terwijl Frans de handen voor de oogen, in diepe ge
dachten verslonden scheen. Eensklaps scheen een vast gedacht
zijne zfel te overmeesteren zijn oogen gloeiden van edel vuur,
hij verhief het hoofd, trad lot den Aartsbisschop en sprak met
vaste stem
Monseigneur, mijn tijd is verloopen dezen namiddag zal
ik terugkeeren; uwen zegen, o Meester
De heilige Man hief de handen over den geknielden jongeling,
dien hij daarna zegende er teerhartig bijvoegende
Mijn zoon, dank voor den troost oien gij mij verschaft hebt;
stel u in geen gevaar keer terug bij uwe brave moeder, en groet
haar in mijnen naam. Zeg aan al mijne getrouwe kinderen dat zij
hopen en bidden, opdat Parijs en Frankrijk tot den Godsdienst
mogen terug keeren.
Amen, 't weze zoo antwoordde Frans, de cel verlatende.
Beneden aan den trap, ontmoette hij den cipier, die hem wild
en gram bekeek.
't Spijt mij u toegelaten le hebben, kerelge brengt mij in
gevaar moest Ferré dit weten, ik ware een man des doods
Vrees niets niemand zal mij herkennen.
Al gelijk ik misken mijne burgerplicht. Wat wilt gij bij
die kalolins doen hun pas is toch geteekend ziet gij die vlam
men gindsch in de hoogte stijgen
En met wankelenden arm wees de cipier langs den kant van
Pere Lachaise toen eerst bemerkte Frans dat de cipier zich in
bedronken staat bevond.
Ziet gij dit ging hij voort niet ver van hier, hé teeken
dat de Versailjers naderen en ons mannen het wraakwoord volgen.
Ja, alles vernield paleizen, kerken, alles en komen zij hier te
nabij, dan... dan zitten zij hier gelijk muizen in de val... Leve de
Commune niet waar, huilde hij tot de ellendigen die op den
koer stonden te tieren en te huilen
Ja, leve de Commune herhaalde 't kanailje. Moord en
wraak
Frans trok de cipier een weinig op zij en blies hem in d'ooren:
Beste vriend, luistert wat ik u le zeggen heb wilt gij nog
eene goede som winnen mij nog een dag hier laten
De cipier stak de hand uit.
Maar dit geld heb ik hier nietecne groote som dus,
't is vastgesteldbinnen een paar uren ben ik terug en
eeuw ig stilzwijgen beloof ik u... vraag mij later dan alles wat ge
wilt....
Als teeken van toestemming, ging de cipier der. koer over naar
de groote poort, stak den sleutel op het slot, draaide eens rond,
opende, en Frans was buiten de gevangenis.
V. DE LAATSTE AVOND.
Zoo Franschen, zal uw rijk vergaan indien gij naar de waar
heden niet hoort, die u nog toespreken, indien de muren van het
Evangelie, door u voor de helft verbroken, zich niet weer ver
heften, om u eene beschutting te geven.Zoo sprak de beroemde
predikant, pater Lacordaire, over eenige jaren, in 0. L. Vrouw-
Kerk van Parijs.
Eilaas, moest de Man, op deze hellezwarte dagen, Parijs door-
loopen hebben, hij hadde de voltrekking van zijn profetisch woord
gezien. Het rijk der Franschen was vergaan, niet alleen op de
slagvelden, te Sedan, maar nóg zienlijker,te Parijs, waar ontaarde
kinderen de borst hunner moeder omwroetten.
Parijs geleek aan eene hel langs alle kanten stegen de vlam
men, als wraaklongen, ten hemel ideds brandde 't paleis der
Tuileriën, den Louvre, de rue Royale, de Musecn en meer andere
prachtgebouwen. De grond daverde van het aanhoudende kanon-
geschot en een regen van vuur werd over de stad geworpen. Zij
zullen u omringen, had Lacordaire voorzegd, gelijk vroeger Je
rusalem een andere Cyrus zal nog eens de muren van Babel ora-
Yerstooten, en Balthasar's drinkschaal en leven ter aarde werpen.
Inderdaad, Parijs was rondsingeld met eeneu vurigen muur
links lagen de Pruisen, rechts waren de Versai Ij es, gedurig na
derende over honderde lijken en grouwzame puinhoopeu.
En le midden van dit gekraak en geschut, omringd door damp
en vuur, krioelde te Parijs eene verwilderde menigte mannen
reeds oud in de boosheid aan den rasphuiskost gewend,
en met brandstichting en moord op 't geweten eerlooze vrou
wen, verbeest in 't straalloopen en't slempen, hellcvcegen, den
naam vanmenseh onweerdig kinderen die de boosheid^ met de
moe lermelk hadden ingezogen en aan kleine tiegers geleken.
Dit wild gespuis rolde in zwarte drommen rond de gevangenis
L'i Roquelte of rond de gebouwen die moesten in brand gesleken
wcrJen de oenen moedigden de anderen aan om onbc rreesd de
wraak te voltrekken en van Parijs eenen uitgestrekten vuurberg
te maken velen hadden hunne verslandvermogens in den drank
verloren en huilden en brieschten als uitzinnigen.
Zoo gingde dijnsdag, 23 mei, voorbij en 's'avonds rond 6 uren
bevond Frans zich weer te midden eener razende menigte, voor
de poort der gevangenis.
Ei, hoe neerslachtig ziel de arme jongen er uit geen wonder
den ganschen dag heeft hij rondgeloopen, om toch'eenigc vrien
den te vinden die hun leven willen redden voor dit van den Aarts
bisschop aan honderde deuren heeft hij geklopt doch te ver
geefs de Herder was gevangen en de schapen verstrooid de
boosheid uitgelaten, de braafheid opgesloten 't onrecht lag bo
ven, het recht onder.
En alleen gansch alleen wat kon de arme jongeling doen
Meer dan eens zwol zijn hart op van moed en wilde hij vooruit-
loopen, zijne hand in het vleesch der beulen slaan, om met zijn
Meester te lijden en te sterven. Doch dan fladderde voor zijn geest
het beeld zijner oude Moeder en herinnerde hij zich de woorden
van Mgr Darboy Mijn zoon, terg God niet door onvoorzichtige
daden.
lJzeJijke dingen had hij gezien, die zijne ziel verontweerdigden
en zijn hart bedroefden. Gruwzame woorden hadden in zijn ooren
geklonken, en nu stond hij daar melde overtuiging dat de brave
en oude Aartsbisschop in de handen der beulen ging geleverd
worden.
En geen middel om in de gevangenis te geraken, dacht
Frans; eilaas! hem niet meer zien! zijne stem niet meer hooren!»
Op eens vermeerdert het gehuil: Ter dood! tor dood schreeu
wen de ellendigen. Eene bende gewapende Communards komt
aangetreden 'tvolk maakt opening de poort wordt geopend
Frans springt vooruitmengt zich tusschen de bloedhonden hij
is gelukkig binnen, als de poort weer geweldig wordt toege
slagen. (vervolg nadien).
rn84-8^8
EEN VERHAAL UIT DE HEL.
Ed Lucifer sloeg met zijne zwartgebrande knokken drijmaal op de arrn-
leuneu van zijnen ijzeren zetel, en do raad der belle kwam ie samen.
Eu Lucifer draaide verwilderd zijn oogen rond, keerde zich eens pijnlijk
in zijnen zetel, en sprak aldus
Makkers en rampgenoten ik ben daar eens over Delgenland gevlogen
De lijd is daar dal wij dit land aan ons moeten nemen wal zou het ons
geweld blijven wederslaan Groote slagen moeien gegeven worden nh
moeien 'i volk in de goddeloosheid dompelen.
(Een der hcllcgaslen wil spreken, maar Lucifer herneemt driftig)
Neen, uwen raad vi'aag ik lieden niethoort mijn krijgsplan en bowon-
derl mijnen ïever om u <ve wraaklust le voldoen.
u Wij leeren 'l volk drinken en vloeken wij verspreiden door schriften
en boekjes, den haat tegen onzen SlrafTer wij hebben bedorvenen en be-
derfverspreideis wij blazen de ontevredenheid in bel hart der werklieden
doen, niet genoeg, makkers 'l volk keeri altijd terug en voornamenllijk als'
do dood haar werk verricht. Die plechtigheden op straat bewcegl de harten
en daar, op die kerkhoven, novens du aruis, komen er velen lol inkeer. Wij
moeion du afbreken eu dan zal 'i volk voorgoed aan onzen hellewagen lig
gen. Luistert wel in de hoofdstad van Vlaanderen, te Gent, zijn onze vricn-
üen aan 'l hoofd deze moeiende kerkhoven verhellen en maken dat de
dood ons geen kwaad meer doe Zo maken een nieuw kerkhof, om redcu
van gezondneid zc zorgen dal hel met gewijd worde, dat er geen teeken
van godsdienst op kome.
Zoo zal 't volk, van den indruk der Dood bevrijd, met ons leven en met
ons sterven en wio weel, misschieu komt ook eens de dag op welken wij
in Delgen laud kunnen kermis vieren gelijk overjaar m Frankrijk, eu ons
wraakzwaard zwaaijou over dit meusehelijk geslacht, de oorzaak van onzen
val. U gij weel bel, ons geluk was oneindig de nienscli werd gescha
pen boogcr gesteld dar. wij nijd vervoerde ons wij stonden op, ik aai
uw hoofd wij werden neergebliksemd, en van zoon des lichts, werd ik va
der der duisternis, en van lichten des hemels vcrandcrdel gij in zwarte
brandklompen o wreedo herinnering Seduri zijn 6000 jaren vervlogen en
uog is onze wraak niel voldaan Makkers, misschien is 'i oogenblik daar
wel do riemen aangegespt, do beste wapens genomen eu alle gelijk naai'
Gent Die trolsclio stad moet voor ons den knie huigen.
De zwarte krawatten krioelen wat dooreen, trekken dan als eene zwarte
wolk duor de lucht, en lalcu zich op Gent nedcrvallcu. Lucifer nu-ml zijnen
verrekijker eu beschouwt van vei re den strijd.
Goede vrouw, zei do H. Franciscus van Sales, tol ecne moeder die over
hare kinderen klaagde Spreekt uwe kinderen niel zooveel van God maar
spreekt GoJ wal meer van uwe kinderen.