Drij dagen le Parijs. Jp? noMiEN. En met dit geld maken die slechte kinderen bom- baleken, koopen zich schoon kleêren en laten hun ouders ellende lijden en 't ergste van al, d'ouders laten dit (oe zij maken ak koord met hun kinderen w Ike schande moest dit hier gebeu ren, 'k beleefde't geen halfjaar! Toontje, Toontje... toni a Maar, man-lief, waar zijn toch uw gedachten neen, neen, dit zal hier nooit gebeuren want, gij en ik, wij hebben dit nooit gedaan, toen wij jong warenen ge weet, 't is oog voo r o o g tand voor tand, de kinders die nu hun ouders chagrineeren, zullen eens, als zij oud worden, van 't zelfde laken een broek krijgen hun kinderen zullen ook 's vrijdags thuis ko men en zeggen zie, daar is 5 franken voor mijnen kost, en de rest gaal mij aan dom ie n. Rampzalig gebruik renewering der Familiëu groote oorzaak van armoede hoe zijt ge toch in de wereld be komen tonia. Door 't gebrek aan gezag, Domien. 't Gaat er vies en 't gaat er slecht. Waar d'hiune kraait en d'hane legt. Maai-, 'toten zoti slecht worden toe, zet u neer zie, de pa latleren waren al droog, 'k zal er nog een stukske boter bij doen. Allo, laat ons lezen. Toontje, ln den naam des Vaders 22, 23, 24 Mei 1871. (7 VERV0LC, ZIE Nr 17). Frans zat daar, in diepe aanbidding neergeknield. Hij was dus, eemge stappen van zijnen God hij zelve had, met zijne onweer- dige handen, hel Allerheiligste gedragen eene koude rilling liep door zijne aderen en de diepste ingetogenheid overmeesterde zijne De j^ater stond recht, kustte eerbiedig den vloer, nam het doosje vast, haaide er met de twee gewijdde vingeren eene II. Hostie uit, legde die 111 zijnen brevier, sloot dan weer het doosje en zegde tot l' rans J Ook de andere gevangenen moeten dien troost genieten. Vriend, zoudl gij den moed hebben Mgr. Darboy te bezo'eken? Ja, ik was dit ook van zin. Welnu, neem dit kostelijk doosje, en draag aan uwen mees ter liet Voedsel dat leeuwenmoed geeit... O Heer, riep de Pater in zielsverrukking uit, gij zendt ons de versterking gij verwit tigt ons dat de strijd nadert dank, o dank! Moge ik als waar kind van den H. Ignatius mijn leven ten offer brengen. Frans aarzelde het doosje aan te nemen. O Pater, patei, zegde hij, ikhet Allerheiligste dragen ik onweerdige mensch maar God kan alles op een oogenblik heiligen Hij heeft u heden verkozen, 0111 Hem tot Zijne bedrukte dienaars te dragen; ga, zeg ik u en uu, rnijn vriend, hartelijke dank, ik zegen en dank u, nujnlaatste gebed zal voor u wezen en is mijne offerande aan vaart. dan, daar, in den Hemel, zal ik op u denken. Tot in de ziel getroffen nam Frans eerbiedig het doosje uit de handen des Paters en trok eenige cellen verder, naar die des Aartsbisscbops. Ha, goede Frans, ge zijt daar weer, sprak de bedrukte Kerkvoogd, die over en weer de kamer wandelde, wat gehuil wat gekraak brandt gansch Parijs af! Monseigneur, 't is gruwelijk Parijs is eene hel, eene moordkuil... Maar, egrsl moet ik mijue zending volbrengen Mon seigneur, neem neem haastig dit doosje, 't verbrandt mijne on weerdige handen —en hij verhaalde in korte afgebrokenewoor den, t geen de geeërde Lezer reeds weet Goede God wat geluk riep de Oudeiling uitGij, 0 Hear komt mij in deze cel bezoeken Credo, ik geloofen hel doosje met beide handen verheffende viel de Kerkvoogd op do knieën O Heer, bad hij ik offer u mijn leven op Gij zendt mij de spijs der martelaars 0 Heer, heb medelijden met Frankrijk, met Parijs spaar uw volk, 0 lieer slaat den Herder, doch verstrooi de kudde met! De Aartsbisschop nam een bladjc schoon papier uit zijnen boek en legde er, op het bed, hel doosje op. Even arm en verlaten als in de krib, lag daar de Goede God, 0111 onzentwille mensch ge won en, uit onzer liefde onder ons verblijvende en even als te Belhleem daalden de Serafijnen uit de Hemelen, spreidde hunne sneeuwwitte veeren over dit nederig altaar, hewierrookten uit gulden schalen die arme cel en zonden, uit van liefde opzwellende harten, het Hosanna tot hunnen. Heer en God Vroeger, tijdens des Zaligmakers geboorte, zongen zij Vrede aan de menschen van goeden wil En nu weerklonk hetzelfde gezang: Vrede aan u menschen van goeden wil al zijt gij be spot, al ligt gij in harde boeien gekneld, al zijn de messen'tegen u gewet evenwel, vrede, vrede aan u gij zijt in vrede, ter wijl de booswichten de keten hunner misdaden achter zich slepen! Vrede, vrede dus aan u, en lot aan God in den hoogste Die Lol aan God weerklonk lang, plechtig en geestdrif tig 111 de cellen der arme gevangenen. Eu toen de 4 Mei 1871 aangebroken was, toen de eerste lichtstralen uit den Oosten schoten, voorbode der glansrijke zon, dan greep in die cellen een buitengewoon looneel plaats dan daalden de Engelen 111 grooter getal neder, 0111 getuigen Le zijn der Ilemelsche maaltijd, waar de Schepper hel schepsel ging voeden, waar de Zaligmaker Jezus in het hart zijner Dienaren ging rusten, en hen, lot de Brui- lolt uitnoodigende, vriendelijk toesprekend Is de Dienaar beier dan de Meester Mij hebben zij bespot, Mij gegeeseld, Mij belasterd. Mij ter dood gebracht en gij, gij zoudt weigeren het zelfde Kruis op uwe schouders te nemen Aanziet den Hemel die u verwacht Ik zelve zal ér uw groote loon zijn E11 uit liet hart der toekomende Martelaars schoten bundels van liefdestralen tot hunnen Heer en God en hunne stemmen zongen 111 koor met die der Engelen 7V Dnun Lawlamus U 0 Heer, loven en danken wij Gij hebt ons gekozen om Uwen naam te ver heerlijken o, wees eeuwig gezegend wij volgen U met liefde, 0 Meester, wij zijn trotsch uw lotte deelen maar versterk ons, verkloek ons, opdat wij weerdiglijk Uwen naam verheerlijken want wij leven niei meer, maar Gij leeft in ons Zoo ook bereidden de eerste christenen zich lot den dood Toen de leeuwen en tiegeis reeds naar hunne prooi brieschtten, dan ontvingen de Martelaars op d'eene of andere wijze den God van sterkte, en meermaals diende de borst van een en armen gepijnig- den, tot outaar voor de andere Martelaars En dus versterkt, trok ken de christenen, voor hunne beulen, belijdenis voor geloof doen, en van daar voor de wilde dieren, of voorde foltertuigen, die be lijdenis met hun bloed bezegelen Wie zou gedacht hebben, dat na 18 eeuwen, hetzelfde tooneel op onzen geheiligden grond van Europa,le midden der beschaafde stad 1 anjs, zou plaats gegrepen hebben? Zijn de heidensche beu len aan terug uit hunne graven opgestaan (vervolg nadien). Is er wet i»ls in deze al word lu spol ru word besproken, Eu tegen wal l god.l'lons gesrl.r.-.uw, Hi-I mik nu-, r on dm will opstoken Wat Instort nu t den duiw-lsmoed Dy walen, ja zelf in ons VliieiidVcn liet is dn, Tip mael Hel is den Tippenlioed Gy weet het noglnns vrienden ol. De Tip verdient niet zooveel hinder Waul liet is liy die overal. Der menschen is d'eeisle beminde* lit rampen heil en teaensnoed. Wie k Dan Dau Ziet daer geknield Om eeuwig T t lên Een jeugdig en «el '2>? 1 ipp.' uliued. n God liet grootste goed ir de echtelingen Maer welke vr.ngd voor 1'en erfgenaam wordt u De. eabln liaud, de trouwi lien zoon komt dit gelui. Doch tegen vleesoli en de Wie zal dit admiis kind i Wel eene.. Tip. reisgoed" rzekeren. pest of nnd're plaeg de mVnsehrn kwellen W ie IS li l die vol lirfil'en gr-j. g. Zyn leven w.êl- t. p .nd tal stellen Wie is het .li met englen moed De zie1', n helpt zonder le lellen? Net IS llell Tip Hel is den I ip. Maer op bel Moedig Du zeiio en duizend Wie stelt zyn leven e helpt die rouw. Fis ook deli Tip. T is ook den Tip slagveld wser menschen val! n, 1 kanonballen l broedr. u bloed schurk in zy TV'y al te saèm i H-'y keiinrii hem lly stey.lt steeds De Dry lip is onz Ook tol liet spy l »lcl volle De heilig l.oop lacht a Nog eens den I ip. Om deze wereld le v.rlateii, Wie zal he p. II ,y 'lyk ik. Om op t, rollen onze mallen H ie zal thans by i Op eiste Goed Uns »iy v-aii viacht luuielwserts storen/ Al y.l den Tip. 111 Ti; ponhood, als onz' behoed, r, voor ons liesle goed, beste broeder von T llelsi-.h gebroed ut dril hoed (i mar it den Tippcuhocd. r

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Werkman | 1873 | | pagina 3