Drij (lagen te Parijs.
22, 23, 24 Mei 1871.
(8 VERVOLG, ZIE Nr 18).
VI. DE KRISTENEN aAN DE LEEUWEN.
Dc eerste Kris.iene schrijvers hebben ons aandoenlijke bladzij
den, betrekkelijk de lente des Kristendoms, nagelalen.
Toen had ons Geloof als eene teere bloem, pas haar lief knopje-
uil den lieidenscheu grond gescholen. De wulpsehe dwingelanden
wilden die bloem vei trappen, doch hoe meer zij trapten, hoe meer
ook de grond openbrak, plaats latende voor eene frissche plant
die zich vaster en vaster in den grond wortelde.
Toen veranderde de haal in uitzinnige woede en men zag de
belijders der leering van Jezus met honderden naar 'l gevang
sleuren, waar zij als engelen, als zusters en broeders leefden;
bijzooverre dal de heidenen verrukt uitriepen: ziet eens hoe die
Kristenen elkander beminnen.
Meermaals zag men gevangenbewaarders hunne wapens weg
smijten, lot de rechters Joopeu, zeggende lk ook ben christen
Lu uan ontvlamde nog meer de heidensche woede en t schuim
van volk werd beloond en aangehitst om voor rechiers en gevan
genen te komen roepen De Kristenen aan de leeuwen.
't Is de wil van 't volk riepen de overheden. llaosl u,
beulen, grijpt die grijsaards, die teêre maagden, die kinderen
vast plaatst hen allen 111 de renbaan, en zet dan het leeuwenhok
open. ,11
Dit gebeurde ruwe beulenhanden sleurden de engelen uit het
gevang naar de publieke renbaan de Kristenen omhelsden nial-
kauderen, sloegen de oogen hemelwaarts, vielen op de knieën, de
handen te samen, en weiden aldus door de leeuwen verscheurd,
om gelijk gemalen tarwe,bij hunnen lieer en God,als welgekomen
offer aangeboden te worden.
L)e Kristenen aan de leeuwen Die woeste kreet weerklonk
ook den 24 Mei te Parijs, rond de gevangenis La Roqüette Dit
gevang, schrijft een ooggetuige, Priester Lamazon, gelegen tus-
schen de faubourgs St Anloiue, Menilmonlant eh Ghaioiine, was
gansch overgeleverd aan al de \ale dieven dezer wijken, die er in
volle vrijheid mochten brullen en opspringen. Rond onze ooren
weerklonken de helsche bedreigingen De koningsgezinden
vermoorden de republikeinen 't Is ïjselijk dat moet eindigen
ter dood de gijzelaars
Een weinig na den noen kwam een officier der Commune met
haastige slappen de gevangenis ingetreden in de rechterhand
droeg hij een verzegelde brief.
De cipier waar is de cipier? was zijne vraag, of liever zijn
bevel, haastig ik moet hem spreken
Hier riep een jongeling vooruitspringende treed binnen,
burger-officier.
Zijt gij de cipier vroeg de krijgsman, toen zij alleen in
de kamer waren.
Frans, want 't was bij, antwoordde met de uiterste kalmte
Wc! juist de cipier niet, maar tocli zijn helper en plaatsver
vanger misschien is er haast bij uwe boodschap laat zien wat
nieuws?
Maar
Waarom niet als ik den cipiers-dienst doe. Nog al schooner
nu Kom, geel hier en Frans nam de brief, bekeek eens de
zegels en scheurde dan den omslag open en werd eensklaps blee-
ker dan zijn hemdsband gelukkig dat een zwarte baard zijn we
zen verborg, anders ware bij zeker en vast verraden. Hij waggelde
op zijne voeten en moest, om niet te vallen, naar hel venster,
schijnbaar om beter te zien, maar inderdaad om zijne ontsteltenis
te verbergen.
Daar overlas hij nog eens hel schrift
De Commune, willende den dood wreken van één kapitein en
zes soldalen, dezen nacht op de barrikade Caumartin vermoord,
beveelt de fusilleering van 08 gijzelaars uit La Roquette. ledereen
wordt uitgenoodigd lot de uilvoering dezes eene hulpzame hand
te leenen.
Mijn God wat gedaan dacht de arme jongeling. Een
doodsvonnis
Ciloijen, deed de soldaad, de zaak is haastig levert mij de
gevangenen.
Zeer wel, mijn officier, zeer wel maar ik geloof, er is eene
dwaling in de cijfiers voor 7 soldaten 68 gijzelaars vermoorden!
wees zeker 't is misschien 6 of 8 dal men wil zeggen ge ver
staat, ik kan dit op mij niet nemen. lieer dus naar de Commune
terug om uitleggiug ie vragen.
Maar, wat geeft het dat
Hoor eens, burger, elk zijne plicht de Commune wil geene
onschuldigen fusillecren luistert naar mijnen raad ge zult er u
wel bij bevinden. Na eenige uren kunt ge terugzijn.
't ls nog waar misschien is er ei-ne dwaling. Burger, tot
straks. Daarmee verliet hij de gevangenis.
l-'ilaas, sprak Frans tot zijn zelveu, gefolterd door den pijn
lijksten doodangsleilaas 't gevaar is wel verwijdert, maar....
zoo weinig hoop Zullen de Versailjers bij tijds komen Arme
meester mocht ik in uw plaats stervenwat gedaan hier
gewacht ja, bij zijne terugkomst moet bij mij vinden maar, de
Commune is eene halve uur van hier.... Indien ik eens boven ging
zien misschien de laatste maal
Eu hij trok door den somberen gang, naar boven.
Ciloijen, vroeg hem de wacht, zal 't gaan haast gedaan zijn
wanneer mogen wij, ge weet
Wie weet de Versailjers naderen dezen nacht misschien is
alles gedaan wie weetmoet eens zien hoe de mannen het daar
stellen.... Kom straks eens binnen, hoordc't En Frans trad in
de cel des Aartsbisschops.
Mijn zoon mijn goede troostengelge zijt daar nog eens
en wat nieuws
Monseigneur, de Versailjers naderendezen nacht mis
schien....
Frans, ge verbergt mij iets ik zie het aan uw verbleekt we
zen lk bid u. zeg mij gansch dc waarheid, 't is de laatste dienst
dien ik u vraag.
Dan verhaalde Frans met afgebrokene woorden de komst en de
zending des officiers.
Dc wil des Heeren geschiede, sprak de Kerkvoogd. Wij zijn
in Gods vaderlijk handen.. Arm Parijs arm Frankrijk Frans,
misschien zie ik u op aarde niet meer weer.
Monseigneur, ik blijf bij u totleidood
Geen onvoorzichtigheid, goede vriend Ik dank u duizend
maal voor al uwe diensten. De dood verschrikt mij niet. God is
mijne sterkte, mijne hoop, mijne liefde In Hem berust al mijn
vertrouwenZet u bier nevensmij op dit bed. lk heb nogcenige
zaken te vereffenen...
De edele Priester sprak zoo kalm van zijnen dood als van eene
verre reis, en belastte Frans met verscheidene gewichtige bood
schappen, rakende zijn herderlijk ambt.
Plotselings ontstaat een gerucht op den koer Frans vliegt naar
het venster. Mijn God! reeds de officier! Monseigneur! uw zegen!
ik loop ik vlieg alles om u te redden en met een sprong was
hij de deur uit en als de wind, beneden aan de poort.
Ha, reeds terug sprak bij tot, den officier rap geweest
laat, zien de boodschap. Alles nu ia regel
Hij trok den brief uitzijn omslag en las liet bevel van aanstonds
de zes volgende priesters voor den kop te schieten Darboy, De-
guerry, Bonjean, Ducoudray, Clerc, Allard.... Ha, burger, wat is
dal nu weer Zes priesters, staal er; en Mr Bonjean is geen pries
ter. Alles moet in regel zijn... Ga te
Een ijselijke vloek belette hem voort te spreken. Verrader,
watge zult de wraak des volks beletten ik zal u aanklagen
ik
Wat is dat hier vroeg eene barsche stem 't was de cipier
op het gerucht toegeloopen. (vervolg nadien).
dries. Wel, Jan, wel Selm, brandt hel waer loopt ge naertoe
jan Koint ge van Rome bries weel ge niet dat wy van lyd lot tyd
by mynheer Stien onzen avond gacn passeeren
'si-lm. En daar hooien wij stukleu, bries, kijk 1 Als 'l zoo voortgaat
v.oi don wij allen zoo fijn als prokureurs.
jan En Jevus en Slant komen er ook.
selm Perijkuleus komen wij te laat, Jan Spijtig, maar w'hebbon ons
verken geslapen en dal brengt zoo veel slameur bij
dries. baar wist ik, goeidagen, nie|6 vanAnders ik koui ook nog
al uit voor de karieuso dingen.
jan bau moei ge bij mijnheer Slien komen. Als hij bezig is, zoudt
p'uw eton en drinken laten slaan. En waar hij «iles baalt uiag Ons Heer
welen. En ge moet niet zeggen, ovordii of dal I alles, niet waar Selm
selm Ja, alles en nog meer J
DKiES- Wal peisl gij zou ik méégaan
selm Waarom niet Ik neein 't op inij maar loopen zulle
jan- Mijnheer Slien. dal is 'neu man.
DitiES. En gratielijk voor zijn pachters. Bij bem zullen ze nici gcrene-
weerd worden
jan Noch hun besle patatten tnoeleu verkoopen
dries. Ais iiij op ziju hof was, heb ik bij bem nog gekrawanid 1 Eb 'k
mag 'l u zeggen, ge waart er goed in den kost.
selm. En 'i is ook peenen zeventienden, gelijk veel anderen.
jan. Nech 'nen krebbonbijter.