K- 18«- HET SEVEHSÏE KÏNB- 5° VERVOLG. Begeven wij ons nu in eene hofstede, aan den anderen kant Van 't bosch, van waar de grijze toren van Hofstade's kerkje zoo prettig, iusschen 't geboomte, in de lucht schiet. 't Is nacht, en halt" drie; een kwartuur lang is 't daar een groot over- en wcêrgeloop geweest;doch nu heerschter eene doodsche stilte. Wat mag er geweest zijn?... kom, laat ons, het hof op, voor het venster eens kijken. Voorzichtig, gezellen, stil, op de teenen... ei! wat zien we? een bed, waarop een mensch, met de dood op het wezen, bleek, uitgemergeld, lijdende, bijna roerloos rond dit bed eene wecnende vrouw, snikkende kindersziet, een man, die als boei', met kiel en klak, het hof is ingetreden, legt die kleeding af en verschijnt als Priester des Ileeren. Kijk eens hoe de arme zieke de oogen opensperthij herleeft, zou men zeggen eilaas! de arme bloed had gedacht zonder Priester te moeten ster ven! hoe wreed! sterven zonder eens zijn hart te kunnen ontlasten, zonder de groote zuivering te ondergaan, zonder uit den Priester- mond te hooien: Ga in vrede, vriend; alles is vergeven!.... Hoe wreeden den kt eens, vrienden, (later nu ongelukkigen zijn welke dien zoeten troost verstooten, dal er gevleeschde duivels loopen die de werklieden in sociëteiten brengen, waar men zich verbindt, zonder Priester, de groote reis aan te gaanMaar, zie eens, al 't volk verlaat de kamer't ls het groot geheim tusschen God en den zondigen menschDe huisgenoten koeren terug, knie len rond het bedde zieke ontvangt de laatste Sakrameutcn en hij ziet zoo helder, zoo gerust naar zijne vrouw en kinderende brave landsman aanschouwt ze, telt ze nog eens, zijne lievelingen, om hen wel in 't ander leven te herkennenwat moet de liefde eens Vaders groot zijn, op dit plechtig oogenblik der pijnlijke schei ding.... De Priester zegt hem nog eènige woorden in de ooren, zegent hem met gewijd water en gaat in de andere kamer.... Wat mag daar doens zijn?.... We gaan zienei, 'tis een klein kindje, een lief engeltje dat het heilig doopsel komt vragen, 't is Pieter's vondelihgske. Op een omzien zijn peter en meter aange wezen, die voor 't kind het II. Doopsel vragen, in dezes naam den duivel, zijne werken en pomperijen verzaken, hun Geloof aan God en aan de Kerk belijdenwaarna de heilige besproeijing geschiedt en ons klein Hugoke ais een sneeuwblanke duif de wereld in treedt, gereinigd, gelijk deduitschc Dichter Gall Morel zingt: Gereinigd in des Doopsels Laden Het Heem'len burgerrecht ten deel, Vol Loop op zegen en genaden Een lelie in het lüstprieël. Na den Pastoor en de geburen vurig bedankt te hebben, trok Pieter, met de gebuursvrouw, die 't kind wel in haren mantel doeffelde, naar huis. Katrien, 't braaf mensch,1 had alles bereid om het zevenste kindje feestelijk te ontvangen. Dc koffijreuk kwam hem te gemoet; en de drie jongste kinderen liepen huppelend naar de deur toen zij voetstappen hoorden't Was inderdaad vader met zijn gezelschap. "En alles wel, man? vroeg Katrien. Op zijn beste, vrouw; veel groelenisscn van mijnheer Pas toor, die vroeg of Jefken en Mieken wel hunnen katcchismus leeren; want de Eerste Communie zal heel vroeg zijn dees jaar. Hoort gij dit, kinderen, riep de moedervan morgen af; alle avonden ondervragingKom, laat ons kindje eens zien Hugo is de naam, niet waar: 'k zal het de ee.'ste benediktie geven: God zegene u God beware u, in de wereld, mijn lief kind.."... Jef ken en Mieken, komt uw broerken eens bekijken.... wat schoon kindje, niet waar?'t Is van nacht gedoopt en 't heet Hugo Hugo..... Jeva, rnenschlief, zet u, ik zal het in de wieg leggen; de koffij is gereed; spijtig dat ik naar 't dorp geen koekenbrood ken halen Jeva, de gebuurvrouw, die een handje hadbijgesteken, moest zich aan tatel zettenKatrien sneed kloeke boterhammen en die brave lieden begonnen met meer smaak te eten als prinsen ooit aan eene Koningstafel. IV. Geleek ze een pas ontloken lelie V erborgen in een Led van mos. Ledeganck. Een hanengekraai van 't dorp, op den aardenweg naar Aalst, 6tond destijds een houten molen, bewoond door eene weduwe, met hare dochter, Philomena, en haar zoon Karei. Mena, gelijk de boeren zegden, was de bloem van 't dorp nog meer door hare edele gevoelens, dan door de schoonheid met welke de Schepper haar had bedeeld. Bij de armen vooral, die zij als eene tecdere moeder behandelde, stond haar naam hoog verheven. Twintigmaal had zij de lente gezien; en reeds vroeg zich iedereen, stil, in 't dorp, wie 't gelijk zou gehad hebben die edele maagd ten outaar te brengen, om er haar trouw en liefde te ontvangen. (Vervolg nadien). Srief van Sis-de-Scheer. Ninove, 6 October 1873. Kozijn Dismarck. - Rampzaligen bliksemer is dan toeh geen beteren aan uge gaat ongena dig voort met de Bisschoppen en de Priesters te vervolgenge wilt meester zijn in Gods huis! Maar, hebt ge dan toch geen oogen in uwen kop, man? weet go niet dat al de Priestervorvolgers een rampzalig einde hebben? En wat recht hebt gij om u in de Kerken te moeien? Wie heeft u'daarvoor aangesteld, wie u gewijd Ach, kozijn, gewordt allangs ommeer een grooter schandevel! Eu uw cn- deke nadert, man, ge wordt oud, straks gaat er een ziekte komen, Bismarck zal zich moeten leggengeen flesclikes helpengeen geld kan u genezen en ge rolt, gelijk den armsten werkman, in de eeuwigheidVoor altoos, Bismarck! voor millioenen jarenhebt gij daar ooit op gepeisd? Zie, ik kan daar koud van v/orden. Hebt yij daar nooit op gepeisd? Ja, zeker, en 't is om die zwarte gcdach - ten te verdrijven, dat gij u aan den genevcr overgeeft Nog slechter, de gene- vor zal den tijd verlengen noeh uwe rekening verlichtenMan, man, zie eens achteruitgijkondet zooveel goed doenaan burgers, hoeren en werklie den; gij kond et uw land doen floreeren en gelukkige dagen slijten; maar, neen, g'hcbt den gloria-patri in dcu hol gekregen, g'lieht u g'alliecrd met garibaldiers en frama?ons, en g'hebto, g'hebt zulke schromelijke dingen gedaan - Bismarck, gisteren ging ik 'nen rijken heer de maat nemen voor een win- terkazak; er kwam spraak van u en die mijnheer zegdeBismarck vliegt te hoog met Pruisen, dit rijk zal versmelten gelijk boter voor 't vuurde kleine staten zullen hunne vrijheid tenigeischen;Fraukrijk zal machtiger werden, zich met Oostenrijk vereenigen en Pruisen cone davering van d'ecrste goeste geven. Hoe kooger berg, hoe dieper dal. - Menheer, vroeg ik, mot permissie, is er dan voor Bismarck geen hoop meer? - Eilaas, was zijn antwoord; de ketens der ondeugd verzwaren met den dag; er zijn in ons Ninove ook krawatten die leven als houden en drinken als spon sen; die mannen kunnen zich Leterqu, doch zoo moeielijk; *k heb, van mijn leven maar éen oude geneverdrinker zich zien beteren en dat was langs de kanten van Sottegem; een gewoonte, Sis, wordteen tweede natuur; secundum nalurum, jongen. - Maar, menheere, zei ik nog, twijlent dat wij in katenantie zijn, mag ik.u nog iets vragen - Zeker, Sis, man - Hewel, gij die de groote fransche gazetten leest, wat dunkt u van Rome? zou die zaak daar blijven duren? wanneer zal onzen Paus verlost zijn? - Sis. daarop moet gij u neerzetten. Wacht, 'k zal u eerst een glas hier in- schinken. (Wij tikten en goêlden eens). Sis, zei hij alzoo, ge moet in dc fran sche gazetten niet zien om 't echt nieuws te weten, zei bij alzoo; dal is dikwijls hoog geheven en weinig wind, zei hij alzoo*ne mensch moet op zijn eigen me- diteeren, gelijk De Werkman doet; welnu, zei hij alzoo, als g'eens de wereld rondziet; daar te Rome, den Paus (Ons Heer beseliermc Hem) te middou dier razende wolven, die Hem niet durven genakenals ge dan verder dit volk met millioenen voor Hem ziet opstaan, voor Hem ziet bidden en weenenals ge die duizende jonkheden ziet die hun bloed bereid houden; en, zei hij alzoo, als g'eeus de wondere dingen ziet, hier te Bois-1)' haine, te Lourdes, in Frankrijk, al die mirakelenSis, moet ge dan in uw eigen niet zeggen: Ons Heer zijnen vinger is daar; er gaat verandering in Europa komen. Welke verandering, menheere -Sis, de beschaming der goddelooze overheden; zc zullen, ja, in 't kort, de nederige deugd, in Pius IX, verheven zien, gelijk wij nu de verhevene boos heid in Napoleon, in Wilhem, in Viktoer, beschaamd ziener zullen andere overheden moeten komen, Sis, die Geloof, Paus en zeden eerbiedigen, die 't werkvolk met eene clirislene liefde beminnen. Dat zullen wij zien, zei hij alzoo, als wij nog eenige maanden levenToe Sis, drinkt nog eens, koera- gic, gozijt 'nen braven werkman, die respokt verdient. - Kozijn, mediteert dat eens; laat do geneverflesch wat staan; drinkt liever een pint hier, verzaakt aan dit ramenant van framassons en weet wel dóes Die met katten jaagt, brengt niets tliuis als eene rat of vale muis. Ik groet u en ook nichto, uw vrouwmensch, die mot u zoo ciallonjig is, d'arme sloore. Uwen kozijn Sis-dc-Sckeer. N. B. Kozijn, 'tis te goed woer voor de kleermakers't zal weer allemaal gelijk op onzen hals vallennu zien ze naar Sis niet om, maar als vriezeman komt. zal 't ziju: Sis, voor mij eerst, zulle; 'k hen 'nen ouden kalavrl, 'k moet op visiet gaanenz. enz; eilaas, er is geen vooruitzicht in dc wereld. MEI3GEEÏWGEN- Deurwaarder door Cods reciitvccrdijsheld gesïngeH. Een deurwaarder van de stad Brou (Eurc-en Loire) schoot zijn vuurroer af op den kalvarieberg dier plaats. Op hetzelfde oogenblik werd hij door de vin- nigste pijnen overvallen in dit deel zijns licbaams dat overeenstemde met dat, waar de lading het beeld des Verlossers geraakt had. Aide middelen der geneeskunde bleven vruchteloos hij bezweek. Hij drong bij den Heer vurig aan, opdat hij hem zou vergevenhopen wij dat hij genade eu bermhertigheid zal hekomen hebben.

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Werkman | 1873 | | pagina 3