•deur ronk, er t-gon opsprong on luidde blafto, bevestigde hot gedacht dat in
uit magazijn ejn zeker richtsnoer zou gevonden worden.
Ilie vuroudorslelling was maar al te waar, want toen de dour geopend was,
trof een vreeselyk schouwspel aller oogen.
Daar lag het lijk van den statieoverste met een oukannnlyk gelaat en het
lichaam zoodanig doorkorven, dat het goheol niet andera voorstelde dan een
vormeloozeu klomp van elkander gesneden vleesch.
Alles toonde aan dat de statie-overste bezweken was onder do slagen van
een of meerder moord naars, wolke hunne woede tot liet uiterste op hun
slachtoffer hot vierden.
Het lijk droeg niet minder dan 19 vrooselijke wonden, toegobraeht met een
snijdend werktuig De halsslagader was letterlijk doorgesneden.
Noch in het magazijn, noch op het lijk des slachtoffers was emig spoor van
worsteling te ontdekken. Op eeno buiten dienst gestelde kachol, schoon oene
bloedvlek aan te toonen, dat het slachtoffer zich aan dit voorwerp had willen
vastklampen. Langs de binnenzijde d«r deur is een ander bloedspoor.
De wetsdoktor, M. Max, heeft bestatigd, dat het lijk dood gebloed was, en
nog tans is de hoeveelheid bloed waarin het slachtoffer lag, weinig annzienlijk.
Alles doet veronderstellen, dat diefstal de drijfveer der misdaad was. Do
lade waarin de ontvangst van den dag gesloten was, stond ledig en aan het
slachtoffer was een zilveren horlogio en een gouden ring ontnomen.
In de burcclen staat eene geldkist, welke volgens d« gegeven inlichtingen
van het bestuur, ongeveer 1500 fr. moest inhouden, maar lot nu toe was het
onmogelijk te bestatigen of die som verdwenen is. De statieoverste had de ge
woonte, de sleutel der kist hij zich te dragen en ook die slou'-el is niet teruir
gevonden.
Het slachtoffer van dit vreeselyk schelmstuk is een genaamde Vanoje, oud
ongeveer .50 jaren, ongehuwd en geboren te Gent. Twee zijner broeders, welke
per tel graaf verwittigd werden, ziju gekomen om de identiteit huns ongolmk-
kigeu broed rs te bestatigen, waarvan de overblijfsels naar het Sint Jans gast
huis werden overgevoerd, om aan eene lijkschouwing onderworpen te worden.
Als bijzond .ro inlichtingen over deze vreeselijke misdaad, hebben wij de
volgend» bijzonderheden ontvangen:
De moordenaar of de moord -naars hebben ontstoelenaan hun slachtoffer
eene zilveren cvlmder-horlogie, in oene koperen kas met zwarte vlokken, eene
gouden ketting en een gouden ring, met blauwen steen.
In de liureelen der statie buiten den inhoud der lade, 1532 fr. 40 centie
men en 1500 postzegels vau 10 centiemen.
De politie houdt den hond van den vermoordde en rekent op de reuk van dit
vernuftig dier om den moordenaar te ontdekken. Het onderzoek duurt voort
woensdag avond was nog niets ontdekt.
Eene oesterbank, -die zeer overvloedig schijnt, is op 25
tot 38 mijlen ten oost-zuid van Ilasfleur, op eene lengte van on
geveer 2 mijlen, ontdekt.
Te Marseille zijn zeventien persoonen in hechtenis geno
men, die beschuldigd worden van medeplichtigheid aan de plun
dering van het aartsbisschoppelijk paleis vau Autun, gedurende
den oorlog van 1870. Hij een hunner heeft men de horiogie van
den bisschop gevonden.
Er is in de rue de Lappe, faubourg Saint Antoine te Parijs,
een oud ketelmaker gestorven, die de aanstaande maand 99 jaar
ging worden. Over een 80tal jaren was hij uit Cantal naar Parijs
gekomen met eenige pannen op den rug en eenige sous in den
zak. Hij fiad goed zijne zaken opgepast dat liij weldra eigenaar
werd van een huis te Parijs, vervolgens van een tweede, een
derde, een vierde enz., zoodanig dat hij nu eene fortuin nalaat
van 800,000 fr.
Voor de poort van de cellulaire gevangenis te Amsterdam
ligt, sedert ongeveer twee inaawden een hond, wiens meester
daarbinnen is opgesloten. Het dier, dat honger en dorst, koude
en regen trotseerde, om op zijn meester te wachten, laat zich niet
verwijderen. Naar men zegt, heeft de geneesheer van dat geslicht
het trouwe beest van eene mat en een kleedje tot ligging voor
zien en hem voedsel versterkt.
Hoe men sergeant icordt
II. Jan valt erin.
De loting! de loling! dit woord is, vooral in onze tijden, vree
sdij k, hart verschrikkend geworden. De moeder ziel haar zoon
zoo gaarne opgroeien, man wordendoch, hare vreugdevolle
hoop wordt door een zwart punt beneveld! Te naasle-jaar-over
moet ons kind loten te naaste jaar! dees jaardan komt de
vrees en de verschrikking dichter aan 't hart; de ongelukkige da°-
staat met een zwart kruis in den almanak geteekend; en hoe meer
de dag nadert, hoe nijpender do angst wordt en hoe meer de Vrees
zijnen scherpen klauw in die zielen drukt.
fin noglans, Vrienden, de loting is eene kwaal die, verzacht ja!
doch volgens velenniet weggenomen kan worden. We
leven immers in geene wildernis, maar te samen, met 5 miilioe-
nen menschen in ons Belgenland. Er is eene wet die ons bestuurt.
Waren alle menschen verstandig, redelijk, ze zouden zich aan die
wet onderwerpen; doch, 't gaat soms heel verkeerd. Er zijn in
België, gelijk overal, menschen die zich volgens de overeenkomst
niet willen voegen, en dus door 't geweld moeten in toom "c-hou
den worden. Daarbij, België paalt aan ander landen en 't gaat in
die landen gelijk in vele huishoudens; nu zonneschijn, morgen
dondervlaag; nu vrede, morgen oorlog; nu zachte woorden, mor
gen gekijt en gevecht; nu handendrukken, morgen verminken
en verpletleren. En moeten wij ons land niet bewaken? mogen
wij ons laten overrompelen? Hoe ging liet in 1870 toen Pruisen
met Frankrijk vocht?Engcland vroeg:'België, kunt g'uw land be
waken, anders kom ik dit doenEn dit bewaken door vreem
delingen heeft veel gevaars in, volgens 't spreukwoord
Zoo gij uw papje blozen kout,
En vraag Jau nooit een anders mond.
wil dit zeggen, dat wij de loling, zoo ze in ons land geschiedt,
ten volle goedkeuren? Ons-Heer beware ons daarvan, neen,
vrienden! daarom weten wij te wel, boe die plaag op de werk
mansbuizen drukt; we zien met baug hart dat die krijgswet jaar-
lijk» verzwaart, we vreezen dat ons onzijdig land buiten 't spoor
gaat loopen en eene oorlogsvoerende mogendheid worden, om
ons hier bloedige veldslagen te doen leveren. We zouden terecht
wraak roepen, indien een enkel soldaat, zonder nood, uit praal
zucht werd geviaagd, De soldatenwet strijdt tegen de natuur,
legen de gewoonten, tegen de innigste gevoelens van ons volk
f." 'l 7y,u Gode getergd zijn, van de grenzen der strikte noodzake
lijkheid te overschrijden. Anderzijds, zouden wij den soldaten
stand willen zien verheffenEen man die lijf en bloed ten dienste
van t land stelt, is te minste zoo waardig als de jonker, die zon
der eeniggevaar, in een warm bureel wat zwart op wit stelt! We
zouden willen: meer gelijkheid! meer eerbied voor de soldaten
en deze meer eerbied voor hun-zelven. Daarmee keeren wij tot
onze familie terug.
Terwijl Rosa met haar kinderen in stilte het huiswerk ver
richtte, trokken Vader en zoon zwijgend naar Denderleeuw.
Naakt en droef waren de velden in de eenzame Pelmiari-maand
geen bloemtje, geen grasje waar leven in zat, geen blaartje de
winter had alles afgestroopt even droef was 't in die deugdzame
harten.
Jan sprak Nellis, eindelijk.
Vader?
Jongen, indien 't lot ons eens tegenviel.
Al gelijk 't God blieft, Vader.
t Zou ons toch zoo hard vallon. Drie jaren is zoo lang; en
die kazernl ge weet, zoo wel als ik, hoe 't meestendecl er van
terugkomen, 't En is geen gooi schole, kind!
t Is waar, Vader 't soldatenleven is gevaarlijk; maar,
g hebt er toch die eerlijk en treffelijk terugkeerenwaarom zou
men niet vandaan komen gelijk men weggegaan is
Moeder sprak van 'ne rem platan t te koopen
Als 't u blieft, Vader, daar geen woord van; ik wil niet
dat gij u voor mij in schulden steekt de rem platan ten zijn
boven ons macht zie, 't zou mij liartpijn doen van te moeten
optrekken, maar van afkoopen wil ik niet hooren.... Zijt gerust,
vader, val ik er in, ik zal. met Gods hulp, treffelijken dienst doen]
geen slechte gewoontens aannemen en, na drij jaren, met hetzelfde
hart terugkeeren. Dat beloof ik u, vader!
Jan, jongen, sprak Nellis blijvende staan om Jan de hand Ie
drukken; in u herken ik mijn bloed! Dat vertroost mij u zoo te
hooren sprekenGebeure nu wal wil, we zullen van den nood
een deugd maken en met moed de vracht op onze schouders leg-
gen.
Al klappende waren zij aan 't dorp genaderd. De plets was
reeds vol volklotelingen, ouders, vrienden, en vriendinnen,
broeders en zusters waren daar; de eenen moedigden dè anderen
aan, of wel men sprak van onverschillige zaken om de aandacht
en den zielenangst te bedriegen.
Daar, in de herbergen, werd geklonken en gedronken, ge
vloekt, gekeven en gelarriest. Helaas! die droeve dag wordt door
vele lotelingen nog droever gemaakt; 't schijnt dat er dan maat
noch paal is; vele herbergiers die, op andere dagen, de vloekers
naar 't plakseliriflje wijzen. IllER VLOEKT MEN NIET! zien, op
lotingsdagen, alles over 't hoofd.... Men drinkt en zwiert als men
eruit is men brast nog meer voor een ongelukkig nummer; ei,
hoe verkeeid is er rede tot baldadigheid tot buitensporigheid!
En wie lijdt er meest door dan de ouders en de lotelingen zelve
die den eersten slap naar ongeluk en schande zetten.
Kom, zei Nellis, er is nog een minutje tijd; we gaan in
DE POORT, een herberg van deii ouden go'eien lijd.
Bazin, twee el .zen bier!
Er was veel volk, meest kennissen van pachter Nellis.
Ha, Nellis; ge zijt meegekomen!Jan, ziet dal g'er u
uittrekt, zulle! Koeragie, Jan. We zullen u hier wachten.
Hoeveel stoopen bier mogm we reeds gereed zeilen? Jan, ge
moei diep trekken; de guei liggen gem'eeniijk van onder.
Din, din, din, doet de veldwachter: lotelingen 't is tijd! Jan
p-ektmet de lotelingbinnencn; nu, allen voor 't gemeentehuis; op