aarde, wetende dat die goede moeder hem honderdvoudigen in-
lre- t zal geven. Hij is vastgenageld aan den grond op welken hij
gezweet en gezwoegd hcett alles rondom, de velden, de boomen
de vogels, de weiden, de beekjes zijn hem als vrienden en oude
kennissen
Is 'l dan wonder dat de jonge hoer zoo ongaarne het vaderlijk
huis verlaat?dal talrijke jonkheden aan dit huis ontrukt, hunne
sterke gezondheid verliezen en van de landziekte wegkwijnen
Is 't wonder dat Jan al zijne wilskracht moest samenvatten om
niet in tranen los te barsten telkens dat die vijfde mei in zijn ge
heugen kwam?
Eindelijk was hij daar, de gevreesde dag 's Zondags te voren
was Jan van mijnheer den Pastoor gaan afscheid nemen. Met vele
gcnogenheidsblijkcn ontving hij er zalige vermaningen om in
't leger deugdzaam te blijven, en een boekje getiteld Antwoor
den op de meest gewone bedenkingen tegen de Godsdienst...
Jan, mijn brave vriend, had de Pastoor gezegd, men zal in de
kazern de Godsdienst bespotten en aanranden doch ik geel u een
tegenvergif mee; lees van tijd tot tijd een kapittel uit dit boek.
Wal zullen we den jongen mee geven had Rosa's morgens
tot haren man gezegd.
Wel, vrouw, in 't begin moeten de jongens zich nog 't een
en ander van eetwaren koopen. Dat w'hcm twee vijffrankstukken
gaven
Is dat niet te weinig?
Te ve»l geld hebben, vrouw, is gevaarlijk, bijzonder voor
jonge soldaten en wat meer is, intijd van nood kunnen wij al
tijd opzenden.
Ergo, tien franken cn eon stuk verkensspek
En eenige eijers
Zijne zusters hebben nog wat neusdoeken kousscn en ander
gerief in 't pak gedaan. We moeten ons kloek houden, mande
arme jongen ziet er zoo mistroostig uit.
Ncllis schudde het hoofd. Ilem ook lag een zwaar pak op
't hart doch bij moest verkroppen en zwijgen.
Zie, sprak Rosa, onze jongen is in den stal zijn adieus gaan
maken; hoort, de koe schijnt hem aan te spreken, en kijk eens hoe
Mirro rond zijn beenen loopt.
Jan kwam binnen.
't Zal lijd worden vader, van naar de statie te gaan
De jongen nam zijn pak op; deed zijne muls at, en half knielen
de, sprak hij lot de moeder.
Moeder-lief, de bcnediktie, als 't u blieft goci koeragie
drie jaren zijn ras vervlogen.
God zegene u en God beware u, Jan braaf eu deugdzaam
zijn ,hoorde't, jongen wel de kerk oppassen, en niet vloeken ge
lijk veel soldaten doen En eens schrijven, in 't kort; dikwijls
schrijven, Jan ge zult alles ^terugvinden, gelijk gij het verlaten
hebt.... We zullen u van lijd tot tijd mis z^Jen.
Dan volgde eene liefdevolle omhelzing van moeder en zusters
cn Jan trok met zijn vader naar de static.
0, 'twas buiten zoo frisch, zoo geurig, zoo vrolijk, zoo wel
lustig! Mei! de lieve mei als gebloemle en kruid over veld en
akker vloeit; als de ganscbe schepping in haar feestgewaad
pronktals uit weiden en bosschen 't gcvogcltjc, als een orgel,
schalt alles den goeden Schepper ten danke!
MeiWie heeft dan niet gc\ocld dal een nieuw cn frissclier
leven, een jeugdig vuur weer ons ldoed d'oorsprankeIt?Wie ziet dan
niet uit de velden cn dreven Gods liefde ons met een milden lonk
begroeten Wie heeft dan, in zijn dankbaar gemoed, het hart
en den knie niet ter aarde gebogen, naar d'oorsprong waaruit al
die gunsten vlieten?
Helaas op dit oogenblik gevoelden Ncllis en Jan niets van al
ditschoone; ze wandelden te midden der rijke veldijen, waar
alles vreugde en genot uitwasemde, en in hunne harten was't
donker als in een grafdaar zagen zij eensklaps den grijzen toren
van Dcnderlecuws dorpkévk. De toren van 't geboortedorpwelke
gedachten doet dit niet ontslaan Hoe klopt het hart der reizigers
niet, wen hij, na jarenlange verwijdering, den kerktoren weer
ziet! den kerktoren die zijn dorp beheerschtwelken hij van
jongsaf, met verrukking aanstaarde en bewonderde.
Jan keek naar den toren en Nellis ook.
Jongen, sprak de vader, vergeel nooit dien toren! daar, in
die kerk,'heb ik u ten doop gebracht ge zijt erin de leering
van Christus opgebrachtdaar hebt g'uw eerste communie ge
daan Jongen, peist dikwijs op dien toren, 't Soldatenleven is ge
vaarlijk! men zal uw geloot bespotten, u naar 't slecht trekken
Jan, Jan denkt dat uw vader en uwe moeder van droefheid naar
't kerkhof zoude kwijnen, moest hun zoon in de ondeugd vallen...
Zijt naarstig, beleefd, doe wel uwen dienst, spreekt nooit tegen,
verdraag iets van uwe overheid, zijl proper in uwe kleeding en
in uw gedrag, vergeet God en uwe ouders niet, en alles zal wel
gaan.
Vader, 't geloof het u plechtig, zei Jan, de hand verheffen
de ik zal alles doen wat gij zegt.... Laat mij van lijd tot tijcl
't nieuws van 'tdorp weten..." ik zal u ook dikwijls schrijven.
En als 't God blieft, binnen vier weken kom ik u bezoeken.
'tZal lijd zijn om uw kaartje te nemen.
Een derde klas voor Gent, mijnheer.
Tenez, vriend!
Na eenige oogenblikken sloomde de trein uit Brussel in de
verte: dc reizigers voor Aalst, Gent, langs 'den anderen kant
riep de wakkere bediende. Nellis en Jan gingen over de rails dc
trein stond; Jan si rapte erin, drukte nog'eens de vaderhand:
't schuifelde; de deurkens werden toegeslagen en Jan reed per
avapeur naar Gent, terwijl zijn vader huiswaarts keerde, om zijne
familie te troosten.
(Vervolg nadien).
DE VLOOT IS DAAR.
De vloot is daar, ik hoor liet sein reads klinken,
Het droeve sein, alras steekt men in zee.
En in uw oog. zie 'k uw verlangen blinken.
Gij wilt mijn zoon, met hart ten strijde mee;
O! zio de dood, die gij zoo dikwijls tartte
Strijkt op de vloot, haar volle vlerken neer;
lk voel het hier, liier in mijn moeders harte.
Zoo gij vertrekt, zie ik u met meer wear
Ja/'k voel het hier, hier in mijn moeders harte.
Zoo gij vertrekt, zie ik u niot meer weer.
9.
Ik zie mijn kind, ik voel uw ziele lijden,
't Isjsleckts dien strijd, die n verkloeken doet,
Uw m ieder weent, en 't land roept u teD strijde,
En gij, ge weet niet wat ge kiezen moet;
liet Vaderland verhaalt u zijne smarten,
Uw'nioedor weent, eu zucht, en smeekt u teer.
Ik voel het hier, hier enz.
3.
De moeder lioudt liern op haar borst geklonken.
Da jongeling staart in de vlakte rond,
Maar geen hoop meer,hoort gij 't kanon daar ronken,
Die 't oogonblik van het vertrek verkond
Hij heeft beslist: ten strijde moet hij henen,
't Vaderland drukt kinderliefde ncêr
Vaarwel, ik ga. o moeder, wil niet weenen,
Ge ziet m'eens wéér, o moeder, ween niet meer i
Vaarwel, ik ga; o moeder, wil niet weenen.
Gij ziet m'eens wéér. o moeder, ween niet meer.
Kan men treffelijk man zijn zonder Godsdienst?
Vele lieden antwoorden: ja; maar het meeste deel van degenen die dit
antwoorden, spreken maar volgens betgene dot zij van anderen lictoren zeg
gen. en waarsehijulyk hebben zij nooit grondig overdacht wat men doen moet
om treffelijk man te zijn.
Als men ieder het zijne geeft, of in andere woorden, als men ieder geeft
- wat hem toi-komt cn als in-n niemand geen kwaad doel, dan ismen Ir.HVlijk
man, hoort uien dikwijls zeggen, en inderdaad, daarin beslaat volgens de
wereld g hooi da wit welke men ouderhonden moot om treffelijk man te we
zen. Maar Iaat ons die woorden eens wel overdenken Men moet aan ied< r
gaven'wat liem toekomt. Vele menschcn die met den Godsdienst lachen eu
nochtans treffelijk willen wezen, zullen dio woord an beves igon, zonder aan te
morlcen dat zij hunne eigene leering niet volgen. I-Iua gedacht (ik bedoel het
gedacht van degenen die rechtzinnig, volgens de wereld, ireffeijjk man willen
zijn) gaat niet verder dan tot hunnen evenmensch. Zij denken somtijds wel
eons aan God de hnsto en de verstandigste zijn ia de ziel overtuigd dat God
het leven, het verstand, ineen woord, alles wat «b-n waeeh bezit, aan den
niensch gegeven heeft. Zij zijn wijs genoeg om le welen dat de iiunsoh zonder
Gods hulp, noch zien, nocii hoeren, noch gaan, aoch slaan kan: inderdaad.in
dien God oen oogenblik zijne kracht ran ons aftrok, wij zanden plotseling dood
vallen en in den niet wedorkeeren. Zij weten dit of schijnen dit te weten, maar
die wetenschap is hij hen onvruchtbaar; zij kennen, zij gevoelen Gods welda
den, maar z\j. blijven «r koel voor do beste maken weinig werk van Gods
dienst en voor de slechtste is do Godsdienst niet»zjj spotten er made en willen
zoo genaamde vrijgeesten zijnEn. och armen! do If or, dio hun hét vorstand
gegeven heeft, door wiens hulp en kracht alleen zij donken, kan lion, op een
oogenblik krankzinnig, razend, lam en kreupel maken. Ja, de mansch is in
ilc volle macht van God die h.'iu het leven gegeven beeft en dio hem ook op
alle stonden verbrijzelen kan. Zijn wij dan aan God onzen Schepper, onzen
Hoer, onzen moestor, geenea eerbied, geene hulde, geenn dankbaarheid, geeno
gehoorzaamheid, geenen di nat verschuldigd 1 Om treffelijk man to zijn, moet
men aan ieder geven wat hem toekomt; dus: eerbied, hulde, dankbaarheid,
gehoorzaamheid cn dienst aan God, wiens sahepsels wij /iju, van wien wij ee-
niglijk afhangen door wien wij leven en bestaan! al wie dezo grooto en strenge
plicht verzuim',kan geen treffelijk man genoemd worden, om reden dat hij aan
God niet geeft wal God toekomt.
Wij schrijven deze regel n bijzonderlijk om de eenvou liga lieden ta wapenen
togen de verleidende woorden dergoncn die zeggen: Als raon maar trc-ffelijk
man is dat'is genoog. - Ja. inderdaad, het zoude genoeg zijn, iudien men tref-