heel anders geleerd. 'kHeb hier gelukkig mijn boeksken; willen Segür's liand 1 il juist open wij eens zien.... En Jan nam Segufs Uumlbovkje, stond recht en er lezen; 't viel juist open bladzijde 32, en.hij las ging aan 't venster alsvoigt: Somtijds schikt God zich naar onze zwakheid en gewanrdigt hij ziel', rt-eds in dit leven, door troostrijke of vrccsfclijke feiten zich te regtveerdi- gcn. Geen eeuw waarin men niet dergelijke uitwerksels d' r gotldtdijke regtvccrdiglieid of goedheid ziet; niet eene helscho kunst verborgen misua- den worden ontdekt door de meest onverwachte en buitengewone middel- n vermetele godslasteraars worden getroffisfi oj» h"t oogenblik zelf dat zij «0 i onzigtbareu God uitdagen, aan wien zij niet gelooven. lu 1818. hield een guddclooze volksmenner in do nabijheid van Toulouse, gedurem'e de vei- kiezingen voor de Constituerende Vergadering, eene aanspraak tol de kie zers van liet platte land en trachtte in hun geest den eerbied voor de Gods dienst, dien altijd zoo geduchte» hinderpaal voor de ontwerpen dei hoo- zen, uil ledooven. bc redenaar viel alles aan, ontkende alles, lot zelfs hel bestaan van God. «Dal hij dan spreke, riep hij uil, de vuist logen deu hemel ophtff-jiido. dal luj spreke, indien hij in ij hoort!....» Nauwelijks had hij dit gezegd, of zie, ccn verschrikkelijke bliksemslag doorklieft de lucht en werpt den godslasteraar te midden «Ier ontstelde menigte noder. Men dacht dal hij dood vva^: na twee uren kwam liij vveder lot kennis; ik betwijfel of hij in 'i vervolg wel nieuwe bewijzen van Gods Voorzienigheid zal gevraagd hebben. Eene andere ellendeling, ongetwijfeld nog schuldiger, werd. in 1849. in een dorpje hij Caen nog \roeselijker gestraft. Hel was op zondag gedurende de mis. Die man bevond zich met een vriend in eene herberg digt bij de kerk. liet luiden der klokken deed hem in woede ontbranden. Na duizend afschuwelijke lasteringen tegen de Godsdienst, logen den priester, ton prooi aan eeno soort van razernij, neemt hij zijn glas, en, opslaande, voor zijn medgezel en den herbergier, die hem tc vergeefs tot bedaren wilden brengen «Indien er een God beslaat roept hij uit, dal hij dan c -iis trachtc mij te beletten oin mipi glas ijn uit te drinken En hij valt op hetzelfde oogenblik leraarde, getroffen door eene beroerte! Men zou een lal van dergelijko voorbeelden van de goddolijke rechtvaardigheid reeds in deze wereld kunnen aanhalen. Het zijn staaltjes, cn als godspenningen der toe komstige rechtvaardigheid. God geeflook onderpanden van zijne Voorzienigheid op de goeden. Hoe veel ellende werd niet legen alle verwachting gelenigd Hoe dikwijls ont dekt men niet, dat men der heilige goedheid Gods lot werktuig gediend heeft! He armen, en de christenen die dc armen bijstaan, kunnen hel zeg gen. Hun leven, is de Voorzienigheid, zich vertoonende in werken liet is het levend bewijs der Voorzienigheid. Waarom nu rechlvaardigl God niet altijd op die wijze zijne rechtvaardig l'eid, zijne goedheid, zijne heiligheid reeds in deze wereld? De reden daarvan is hoogst eenvoudig. Zij bestaal daarin, dal het tegenwoordig I - ven slechts de kiem. hel begin van hetgeen ons betreft is, en dat de vol- looijing van hel werk Gods in ons, meer passend geplaatst is in de eeuwig- beid daar geraken wij eerst lol de volmaakte ontwikkeling van ons wezen. Dio roden beslaat nog daarin, dat hel tegenwoordige leven de lijd is van het goloef dat moet gelooven zondur te zien. dal moet gelooven. zelfs on danks den schijn van liet tegendeel, heigeen hel weldra ontbloot zal zien, wanneer de sluijer zal opgeheven zijn. Men moet de eeuwigheid nimmer uit het oog verliezen, wanneer men de nienschelijke dingen ntoel beoordeelen Zij herstelt op wonderbare wijze dc schijnbare verwarring dezer wereld. Waarom, zeide men bij zichzel- ven, straft God dion grooten schuldige niet? Waarom wordt die booswicht overladen met voorspoed, en tnoel die brave man gebukt, gaan onder zoovelo kwalen? Hoe laai God zich daaraan dan toch gelegen lissen? Waar is zijne rechtvaardigheid? Waar zijne wijsheid? Waar zijne goedheid? De Eeuwigheid legt dit geheim uil liet was billijk cn wijs o:n door den voorbijgaanden voorspoed der aardo het weinige goed te heloorcn dal die go ldclooz», die groole zondaar dien de Eeuwigheid moest straffen, gedaan had. En die rechtvaardigen, die do wereld zoo ongelukkig waande, voldo den leregt door voorbijgaande wederwaardigheden de straf der geringe fouten die der munsclielijke zwakheid ontglipt waren; do gelukzalige Eeu wigheid was dn helooni,lg voor hunne deugd' Zacht als de morgendauw op dc bloemen vielen die woorden op Jan's bloedend harte. «In Godsnaam! zegde hij tot zijn zeiven, in Godsnaam! gebcure wal er wilik Daar sloeg het berocste slot der deur open en kapitein Verbos trad binnen. Jan stik zijn boekje weg. Jongen, ik kom u spreken. Jan zweeg. Gij lieiit u altijd rechtzinnig gedragen; onlangs schitterdet gij door uwe zelfsopoffering ;hoe is 't mogelijk dat gij tot zoo eene laagheid zijt vervallen? Kapitein, God is mijn getuige, ik ben niet pliclilig. Hoe is de horlogie dan in uwen ransel gekomen? Niemand dan gij is op mijne kamer geweestSpreekt, rampzalige, spreektVoor vijftien horlogicn wilde ik u onschuldig zien; maar de bewijzen zijn klaar. Ik ben onschuldig, kapitein? Waarom stelen? hebt gij schulden? of zijt gij, in 't geheim, een verkwister? Wat kan ik zeggen? Nooit heb ik in mijn leven een centiem onrechtvaardig begeerd; nooit iemand benadeeligd; waarom zou ik u, die mij zoowel genegen zijt, gaan bestelen? Kapitein, ik ben onschuldig De krijgsman stond getroffen. Maar, welke bewijzen zult gij voor den krijgsraad brengen? hoe u verontschuldigen? Jan zweeg. Hebt gij groote vijanden? wie? noemt ze? In alle geval, uwe zaak zit slecht; t'en jaren gevang is geen kleinigheid; ik ver geef iimaar de krijgsraadde krijgsraad En dc kapitein liep al grommelende weg en was heel den dag knorrig, lastig cn onaansptekelijk. Hem" viel het toch zoo hard den braven jongen te moeten beschuldigen. En nogtansü! IX. Voor den knfgsraad. Meer dan alle andere rechtbank, is de krijgsraad streng, ver vaarlijk; de straffen'zijn er zwaarder, de vonnissen bijna zonder appelde strenge krijgstucht wordt er gehandhaafd. Ze waren, te Gent, vergaderd, de heeren van den krijgsraad, in eene kamer der kasern. Verscheidene zaken waren gehoord, evenveel vonnissen gestreken. Jan Verscheen; men ondervroeg hemhij anlwoordde'kalm en krachtig; zijn vorig gedrag gezien; niets berispelijkde getuigen gehoord, allen tegen hem! niets te zijnen voordccle De officier-aanklager somde de teilen op; nie mand dan Jan kou dedief zijn; tnen moet zich door dit schulde loos gelaat niet laten bedriegen; zelfs eischüe hij de grootste straf tegen de hijpocrietacbtige deugenieterij die het masker der deugd aanneemt Die hevige beschuldigingsrede was teneinde; de rechters spra ken ceitige oogenblikkcn tegen malkander, en de Voorzitter begon; Gezien artvan hel strafwetboek; Geboord de getuigen enz. «Overwegende dat het klaar bewezen is, dat de genaamde Jail X... geboren te Denderleeuw, oud 21 jaren, liet gouden uur werk van kapitein Verbos heeft gestolen. De krijgsraad veroordeelt hem tot de militaire afstraffing cn tot twintig.... Jan verbleekte en sloeg zijne natte oogen hemelwaarts; eens klaps vloog dc deur open, en kapitein Verbos verscheen, blocker dan de muur, en angstig met de oogen iemand zoekende. Jaren, las de Voorzitter. In Godsnaam, houdt op, de jongen is onschuldig! (Vervolg nadien). De \'rcc»! Niets is gevaarlijker clnn de kindm-n vrees aan te jagen, en hun «lus uit snakerij geweldige schokkingen in het lichaamsgestel te veroorzaken. Mo r dan een kind i?, teil gevolge van eene verschrikking, door zmuw/iekte, val lende ziekte, of krankzinnigheid aangetast geworden. Kr zijn noglans lied n die genegen zijn om de kinderen benauwd te maken, en die zonder eenigo knaging van geweten in derzelver vrees behagen nemen; men zou hun «lit niet te veel kunnen afra.len vooreerst is het weinig geestig, en ten tweede vol ge varen. De volgende geschiedenis toont hoe ver d- uitwerksels der vrees, zvlfs lijlejaan'e menscher, kunnen gaan; hoeveel to geweldiger moeten zij dan nn-t zijn bij kinderen! Over een zestigtal jaren beraadslaagde een geneeskundig genootschap van Louden over <1.! uitwerksels der vrees. Ken der leden beweerde dat zij zelfs ccnen zeer kloeken mensch konden dooden en daar zijn stelsel niet algemeen ecloofd wol <1, stelde bij een proefneming voor. Weinig te voren was een misdadiger ter dood veroordeeld om zijnen zoon op eene schrikkelijke wijze verraooni te hebben. Nadat hij hem. in «:enen aan val van gramschap met een mes had gedood, had hij hem den huik opengesne den en zijne rug -wanden doorzocht om er oen stuk geld uit te halen, helwglk het kind ingezwulgi-ii had om hel aldus voor zijnen vader te verborgen. Die man. Soli nail g -naamd.-had eene allerwildste inl orst en seheon gevnlgolijlc de inensch die zich het minst door de vrees moest laten beheersclien. Men stelde voorde proef op hein te m men. Ken verzoekschrift werd te dim inde aan de rechterlijke macht gezomi -n en men bekwam «Ie toelating van Sehnail lot erp der proef te laten dienen zijn schelmstuk was zoo groot dat er medelijden met had. Fchnail werd dus aan het geneeskundige gen is in don u aflezen, relmord nisdaad e ziel a mand schap overgeleverd en naar de strafplaats geleid toren van Londen. Nadat hij den scherprechter net vonnis ut hij welk hij ter dood veroordeeld was. wie.nl hij de oogen ver! bepekten band, opdat bij mets zoude zien. Eene badkuip met warm water was op eene tivê lu-ivid Sclmail, zegde eene -tem tot den plicht ige, gij li l schelmstuk bedreven, eene gewoon.- straf ware voor eene «h- te zacht geweesthet gerecht heeft beslist dal men u do vi. nen en uw bloed laten vlo.-.ijon tot dat er do dood opvolgt. Bi God. De v. roordeelde werd in de badkuip gezet en er aan ijzeren baken vastge- i nam de proefnemer een mes, sneed oppervlakkig door het vel om- ren «1-r orin.n, daarna, omtrent die der voeten. Do lij.ler biuhle hoog eindelijk liet hoofd, i man e dim inde geschikt, tastte dan den pols van den veroordeelden de vingeren blijvende ophouden, zegde bij, te midden der volkomen?te d-) volgende aanduidingen op oenen trangzamen. toon De bloedvaten.... ledigen zich De slacliaderenklopi-r».... bijna niet meer De koude der dood.. b -pint De omloop des bloods houdt op Het leven verdwijnt. Welhaast de dood.... Inderdaad, Schuail beweek; bij was dood en nochtans had hy geen twintig druppelen bloeds verloren. Ongetwijfeld had <1<! knaging de uitwerksels der vrees op dien mensch honderdmaal verdubbeld, en met een gerust geweten zou maakt da: tivut de aih stilte,

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Werkman | 1874 | | pagina 3