I
Op 0. II. IIemiMvaa.it, zijn Ie Denderleeuw twee treinen op
malkaar geloopen; wij welen nog niet of er iemand verongelukt
is, maar een der.lokomotievu.il was tJiahcn door gesnenou. Ten
g volge daarv ui waren 's namiddags al de treinen vorachterd.
Scheten Jan ging Ir..uwen met iws.» Trienuit de kerk komende, vroeg hem
iemand
Hoe is 't i rm ■ê.'.Inn
W.lgoed, vriend! tot hiertoe komen wij nog al wel nan onsbnwd.
Hoe men sergeant wordt!
vervólg.
Doktor, hij neeijit u voor den dorpspastoor; sprak zuster
Rosalia.
T Is de ijlkoorts, Zuster; nogtans, geen groot gevaar ik
zal den jongen iets schrijven en dezen, namiddag nog tens komen
zien.
Damneé ging hij heen, zijne ronde voort, van bed tot bed, met
e ndig en "medelijdend' gelaat. Op 'i einde der zaaronimocUc
hij kapitein Verhos.
Kapitein!
Doktor
Wat verschaft ons de eer u hier te zien?
Ik kwam den jongeling bezoeken die hier gisteren is inge
bracht; in deze zaal, bed 53.
De doktor fronstte de wenkbrauwen Een gevaarlijke zieke,
doktor.; eene heetc, brandende koorts die slectite gevolgen kan
hebben.
Waarlijk, 't spijt me! Zoo een edel hart is er in 't gansche
regiment niet meer! die duiVelsche sergeant! 't Zal hem rouwen
als Jan sterft
Ik heb hem een stilniiddel geschreven, in afwachting dal de
koorts uitgebrand is.
De kapitein haalde eenen briefte voorschijn.
Dat is daarop zijn adres gekomen, doktor.
Alle nieuwe aandoening zou doodeud wezen; in a 11e geval, hij ijlt
en zou uzelf niet herkennen; kom, we gaan samen nog eens zien.
Ze keerden terug en vonden Jan met gloeiend rood» kaken,
witte lippen, en zoozeer gejaagd dat de sargie een weinig op en
neer ging. De kapitein bekeek hem mol vochtige oogen, legde
't plat van zijn hand op 't heetc voorhoofd, murmelende
Arme jongendoktor, 't zou mij leed zijn, moest ik die brave
ziel verhezen.
Er is tot heden geen groot gevaar, kapitein de koorts is
ten haren hoogste, ze zal waarschijnlijk afnemen dan keert dc
kalme toestand terug; dat is de gewope loop der ziekten; tot
weerziens, kapitein.
Dezen avond zal ik hier zijn, doktor.
's Avonds was de koorts nog immer aan het toenemen, de dok-
lor schudde liet hoofd eii Verbos trok droefweg naar zijne kamer.
Daar, op een ledig pi ga ren doosje lag nog altijd den briet, welks
adres met eene bevende hand was geschreven. «Wieweet wat
dit is, dacht de kapitein; uit Denderleeuw*, dus van zijn ouders;
misschien is er iemand ziek of dood? ze wachten antwoord met
den dood op 't lijf. Zou ik hem openen? brieven openen, waarin
't geheim des harten opgesloten zit.... Neen,.... maar toch, de
toestand is buitengewoonmet de beste inzichten't 'geheim
i-ii.'er een zal in mijn hart begraven worden... En... Hij
stak de hand uil, nam den brief, scheurde den omslag at' en be
gon te lezen.... Ei, wat word de kapitein bleek; zijne hand
beeft;.... hij denkt een oogenbii;; opent de lessenaar, neemt
papier en pen, schrijft, neemt uil een schuifje een groote bank-
brief, plooit, vouwt toe, schrijft het adres en roept: Hé, garpon.
Een jong soldaat komt boven: Wat blieft u kapitein?
Aanstond dezen brief naar den postgechargeerd met 200
fi\; loopt...-. T is haastig!
XII. T GEHEIM DES BRIEFS.
De aandachtige lezer zal reeds in zijn éigen hebben gezegd Wat
mag er icch in dien brief gestaan hebben? Is er bij Jan een onge
luk gebeurd? Is dit of 't geen? en ander veronderstellingen,
zooais het in zulke gevallen gaat.
Kom, voor onze geesten is er geen afstand; wonder, onbe-
grijpelijk,doch niet min waar: op een oogpink kunnen wij over
neigen en zééën, duizeudendc uren ver reizen; we verlaten dus
het hospitaal van Gent en trekken bezijden Denderleeuw m de
nederige pachthoeve van Jans ouders. T ls nog altijd 't zelfde
huis, 't zcltde veld, doch zijn de bewoners in denzelfden toestand
gebléven? De stilte die er binnen heerschl, geeft ons sleclu ver
moeden, en moesten wij de brave moeder aanspreken die met
volgekropt gemoed het huiswerk verricht, ze zou ons zeggen hoe
sedert eenigen tijd alles is verslecht; hoe hun vlas mislukt is;
hunnen stal bijna uitgestorven; hoe dc moedige Nellis, eindelijk
atgeprost, ziek is gevallenhoe liet spaarpotje naar de maan is
gevlogen en hoe miserabel hel huishouden staat.... Ware Jan
nog thuis, met zijn twee kloeke armenMaar Jan weg, vader
ziek, helaas! wat droeve toestand!
Ja, droeve toestand! er wordt soms in d'huishoudcns zooveel
bitterheid afgebeten en 't spreekwoord zegt waareen ongeluk
komt zelden alleen.
Dan, niets van Jan vernemende, had men naar Gent geschre
ven; een dag, twee dagen, geein antwoord; is Jan ondankbaar
kind geworden, gelijk zoo menig ander, ol is hij ziek, of mis
schien dood? wie weel?... Eiken keer dat de postbode voorbij
ging, werd hem angstig gevraagd: niets voor ons! Neen,
klonk 't zwarte antwoord. Neen, ging inch aan 't ziekebed zeegen
i en dan bad Nellis vuriger aan zijnen paternoster.
Nu was de bode weer op den aardeweg en kwam... ai lie ere
kreet de vrouwkwam recht naar hun huis toe, een groote brief
iu de hand houdende. Uit Gent! Ja, uit GentDanke, brave man!
Nellis! Jan heeft geschreven1 Dén brief opengedaan, 'tis
't geschrift van onzen Jan niet! neen; maar lees toch hardop,
kind, dat vader hoort? En eene zachte nïaagdensiem klonk als
volgt door de kamer.
Gent, ,2(> October 1871.
Brave menschen,
Zijl gerust in uwen Jan; hij is tegenwoordig in dienst en ik
zeilde ii, van zijr.ent wege dees briefje van 200 Ir. Zijt gerust in
alles, hebt goeden moed. Braafheid en deugd kan lijden, doch
wordt altijd hier op aarde beloond.
(Getcekend.) Een medegezel van Jan.
(Vervolg nadien).
RAADSEL UIT RONSSE. L. J. O.
'indat ik heb noch' hoofd noch steert.
Houdt men mij somtijds zonder weerd
Nogtans. 'k lieb meer macht dan een peerd;
't Welk door mij stilgehouden wo(cjrd.
Oplossing van 't vorig raadselTrog, Itog, (Aal Paling! is geen zceviseh
dus heeft Zele nevens "t ei geslagen.
Wel opgelost door MM. Navier De Vriendt, Aalst: L. J. Ots. Ronsse
Gust. I'erdaen en C. De Donder, Majoor; Cordnla L. on hare zuster Rosalia,
te OlcêcLoop. Delman, geboren te Oostende, hakker en Jeannette Marlet'
Brussel.1De Craene, OostendeA. De Baets. Gaver Ed. Specht en E. E. J
Al. Van Puymbroek, Joanna Aps en Melanie, Cnltoo; G. Yerzele, Melden: A.
Gallet en P. Van Ghele. Oudenaarde; Em. ilofmaris, Lehbeke; J. Yel«*he,
Gavere. (Zeerwel, achtbare vriend). Frans Van Hoorde, 12 jaar, Wettereu.
Vriend uit'Moencn,
Ge moet niet weencn,
Uw raadsel gedicht,
Kende ik ligt,
'k Neem eerst Trog,#
Eii dan Rog,
En ook Paal,
Voor laatst Aal. O. 'Schapens, oud löj. Gavere.
Als bakker gebruik ik den Trog,
De zee verschaft mij goede Rog,
Dat is wel eeiie fijne bert.
Zooals haas Jef, oök zeker weet. Eugene Schockaert.
DE TWEE ARABIEREN
Stichtende vertelling.
Jerusalem was in h-t begin een beakkerd veldTwee broeders bezaten het
duel waar naderhand de tempel gebouwd werd.- Een dier broeders was
ti-ouwd en had v. rschoidene.kinde.rende andere leefde in eenzaamheidzij
bewerkten in het gemeen het veld dat zij van hunne moeder gen fd hadden.
Als de tijd van den oogst gekomen was, bondi-u de twee broeders liunne
schooven. en maakten twee gelijke stapels die zij op den akker lieten staan.
Gedurende den nacht kreeg de broeder die niet getrouwd was, eenen -oed-n
invalbij zegde tot zichzelven- Mijn broeder heeft vrouw en kinderen te
- onderhond* n: het is niet billijk dat mijn'deel zób groot zij als liet zijne:
- welaan, ik zal van mijnen stap-1 eeniga scbooven nenien. welke ik heimelijk
liij de zijne zal voegenLy zal dit niet gowaar worden en ze dus niet kunn- n
- r. eig- r 11. -
En bij «leed gelijk hij gedacht had
Üenzelfdeii'nacht werd de andere broeder wakker en zegde tot z.ijne vmuv.
Mijn broeder i$jong: hij heeftgeene vrouw, noch iemand om hem iu zijnen
--arbeid te helpen of in zijne vermoeijenissen te troosten: het is niet recht-
- *aerdig dat wij zooveel scbooven van den akker nemen als hij: laat ons op
- staan en gaan wii heimelijk een deel van onze scbooven hij de zijne voeten
- hij zal dit morgen niet gewaarworden en ons dus dezelve ui -t kunnen Wei-
En zij deden gelijk zij gedacht.hadden.
's An.h'rdangs gingen de twee broeders naar den akker, en elk van hun was
verwonderd dat dc twee stapels even groot gebleven waren noch duo.-nu noch
de andere kou dit wonder begrijpenzij deden gedurende verscheidene nach
ten hetzelfde; maar daar ieder hetzelfde getal van scbooven nam om zo op den