tÊcrt baöer cn ittacöcr. om van kleuren te veranderen. Hij opende eerie schuif waarin zich t eu geladen revolver bevond, en liet schot van dit gevaarlijk wapen ging at'. De jongeling werd door den kogel in liet hart getroffenen plotte dood ten gronde. Eenige minuten nadien, trad .Mevrouw De Groote de kamer, van haren zoon binnen, en vond den jongeling, die in zijn bloed baadde en geen teeken van leven meer gaf. De generaal-kommandant eener groole stad noodigde eens al de officieren van 't garnizoen ter tafel. Op het einde der maaltijd zegde de generaal dat hij zijn gouden uurwerk kwam te verliezen, vroeg dal de geuoodigden de goedheid zouden willen hebben na te zien, ot'het nergens onder eeneservet verstoken lag. Men zocht en herzocht, doch het was niet te vinden, aihoewel de komman- dant het, over een kwaart uurs, nog in de hand genomen had. De zaak werd onanngenomen, en er liep achterdocht tus.--c.hen. Tot volkomen verschooning stonden de officieren op, keerden de zakken van hun kleed, vest en broek om, ten einde het klaar zou de blijken dat het vermiste uurwerk zich in gceue derzei ven be vond Slechts een officier was zichtbaar verlegen, werd rood als vuur, wendde zijne tesschen niet 0111, maar verklaarde alleen, op zijn eerlijk woord, niets' van het verloren uurwerk te weten. Gansch het gezelschap stond.verstomd, en er werd maar weinig gesproken, en men ging vroegtijdig weg., Denzelf'den avond, of schoon-het Iaat- was, kreeg de officier die geweigerd had zijne zakken om tekeeren, de boodschap van bij den géneraal te ko men, die hem vriendelijk zegde: Ach! vergeet'het mij, mijnheer, dat gij heden iu de onveidieude vergelegenheid gekomen zij». Mijn uurwerk is wedergevouden in mijne teseh was een naad losgegaan, en het uurwerk onder de voedering geraakt, waar mij 11 bediende liétaangetroffen hcett. Doch sta'mij toe u ie vra gen, hoe gij zoo in beschaamdheid kwaaint, en zoo weigerde uwe tessclie.i te ledigen, daar al de anderen het van zelf deden De jongman werd ee 11 weinig rood, doch antwoordde met een ge dwongen glimlach 't Is dat ik mijn middagmaal, wat kaas,'en een stuk brood, in den zak droeg uwe uituoodiging, heer gene raal, werd mij o-e gemaakt-toen ik mijne teseh reeds'mét het noodige had voorzien. Goed zei de generaal, maar 't ver wonderde mij dat gij zoo niadg zijt. 't Is zeker toch gecne gierig heid? Ongetwijfeld neen, heer generaal Waarlijk zulks is,,ingezien uwe betrekkingen, een raadsel voor mij. Hebt gij misschien nog oude schulden te betalen Het staat mij wel niet in-uwe private zaken te willen treden; doch 't zal mij grootelijks verheugen, indien ik uw vertrouwen bekwame. Ten volle, heer generaal, verdient gij zulks, want aan uwe bijzondere goed heid heb ik oneindig veel te danken, en daan m ook zal ik open- liérjig de oorzaak mijner zuinigheid verklaren. Nu, de redenis dej|iei(.le welke ik mijne oude moeder toedraag. Die goede vrouw, kraak zijnde en gcene groote middelen bezitten, zou ontberingen moeten ondergaan, ware het niet dat ik haar van lijd tot tijd wat geld opzond. Daarom eet ik, drijmaal in de week, 's middags sléchts wat kaas en een stuk brood doch ik ben rijkelijk beloond door de vertroostingen van voor mijne moeder aldus reni^e cen ten te kunnen besparen. Daar ik lieden juist van dienst vrij was, wilde ik eene groote wandeling doen, en had diensvolgons mijn proviant rceas m den zak gestoken. Daar kwam, zoo als ik zeide, mijne verlegenheid uit voort. De generaal wi$chjc een' traan uit de oogen, en sprak diep getroffenJa. gij zijt een goede zoon! Van nu af aan zijt gij dagelijks mijn tafelgenoot, opdat gij uwe moeder, welke ik geen heil genoog met zulken zoon kan wenschen, des te krachtdadiger ondersleunet. Gecne komplimen- tïii, mijnheer, wij kennen elkaar. Vaarwel! Tot morgenmiddag.» Gall, schon. Zutje IJ. 2. 5. HO. Op zekeren dag hoorde een eremijt, die in 't woud bezig was met kruiden ie zoeken, deerlijk kvmen en zuchten. Hij naderde, en vond eenen jongeling welke een diepe wond aan den rechten voet liad. Rondom was alles rood van bloed, en dc jgekwotstc viel van deecne onmagt in de andere. De kluizenaar hief den onge lukkige op, en bracht hem met groote moeite iu zijne cel Daarbij vroeger eenige kennissen in 'l verzorgen der wonden bekomen had. behandelde hij den kranke met goed gevolg, zoodat deze reeds den volgenden dag uitleggen kon, hoe' hij gekwetst was geworden. Ik ben, ving hij aan, «nog geen geruimen tijd ten dienste van een jongen edelman. Gisteren reden wij door 't woud waar gij mij gevonden hebt. en mijn meester liad een groote somme gelds bij zich. Opeens, ik weet niet waar noch hoe, was de zaak verdwenen. De jonkheer begon schrikkelijk te jammeren wij keerden een wein-g terug, ik steegvan mijn peerd en zocht mei den grootste» vlijt maar te vergeefs. Bij mijnen heer terug gekomen berichtte ik hem den ongunsligen uitslag mijner poogingen. Hij deed mij bittere verwijtingen, gaf ja zijne achterdocht te kennen, dat ik ongetwijfeld het geld gevonden, maar het snel onder eenen struik verborgen had', ten einde het met tijd en gelegenheid daar komen te halen. Die spraak bedroef de mij grootelijks, en mijn antwoord was, dat ik zulk vermoeden mei afkeer verwierp, als nooit reden gegeven hebbende 0111 mijne eerlijkheid in twijfel le doen trekken. De jonker die reeds ver bitterd was, geraakte door mijne verdediging volop in woede snel als de bliksem trok hij zijn zwoerd, eu op denzelfden oo^eii- blik voelde ik mijnen rechten voet wankelen. Ik liet een angstge schreeuw hooren, viel neèr en zag mijn onbermhertigcu meester met lossen teugel voortrijden. Zeker zou ik in mijne verlatenheid reeds lang gestorven zijn, haddetgij, als een mtèdoogende Sama ritaan, mij niet gered. Dank, ja duizendmaal dank voor den be wezen dienst De eremijt trachtte den gewonde op te beu ren, onder ander zeggende De hoste troost voor n, mijn vriend» is dat gij onschuldig lijdt. Dit woord onschuldig scheen iu den jongeling eene lievige sniert te doen ontstaanbitter zuchtte hij, tranen vertoonden zich in zijne oogen, en de uitdruk king der diepste droefheid tetrok zijn aangezicht. «Helaas neen!» sprak hij snikkend, ik lijdt niet onschuldig wegens diefstal verdiende ik, het is waar, die wonde niet dus verre 'hen ik on schuldig maar, maar!....» Hier wou hem het woord niet van de tong; hij zweeg eenige minuten, en ging eindelijk wederom voort; zeggende Ik wil de waarheid aan den dag leggen, eene open benige belijdenis zal misschien mijn geweien vet lo?teti'. Ach goede vader, grootelijks overtrad ik hét vierde gebod Mijne moeder is weduwe, en ik beu haar ecnigsie kind. Toen wij eens samen op een wagen naar den akker uitreden, geraakten wij aan gaande eene onbeduidende zaak in het hevige woordenwisselni"-. Van gramschap mijns zelfs niet meer meester zijnde, (stiet Tk haar eindelijk met den \oet van den wagen neèr Mijn moeder door sniert en spijt vervoerd, sprak tegen mij schrikkelijke ver- weiisehiiigen uil, en bedreigde mij met de aanklacht hij het ge- regt. lil vrees verliet ik teil spoedigste mijn vaderland, vluclntc over de grenzen, eu vond eenen dienst bij den jongen' edelman van wien ik gesproken heb. E11 zie, juist aan denzelfden voe't waar ik mijne moeder meè gestooten bad, werd ikzvvaar mnvond.' Zeker is zulks de verdiende straf mijner misdaad, en ik Tijd niet onschuldig. Die bekentenis was door de tranen der bitterste droefheid opgevolgd. Nu trachtte de eremijt de wonde zijner ziel ook te genezen, en den zondaar tot eene oprechte boetveerdig- lieid voor te bereiden, hetgeen hem teil beste gelukte. Eenden tijd daarna, keerde de jongeling gezond van ziel en lichaam naai zij11 vaderland terur 1 de verloren zoon UI. 544. ïrug, in werd door zijn moederken, als eertijt's met de grootste liefde ontvangen. Lolm UibL DE SLOKKEMAN. De slokkeman is bij vele liedeu een krachtig middel voorde "oedo opvoe ding. I? r -eu kind stout, ongehoorzaam of koppig, r„en dreigt het aanstonds met den slokkeman, die de kwade kinderen in zijne.Lag steekt om ze zoo levendig op to eten... Dat is eene dier ingewortelde gewoonten welke men met gemakkelijk kan achterlaten en waartoe dc ouders, de dienstboden dn oude broeders en zusters, lmnne toovlucht nemen om do kindoren te doen nadeelig gelijk gemakkelijk te bewijzen i-, c Vooreerst en vooral mag men nooit de kinderen bedriegen, want daardoor do.-t men hem liet vertrouwen verliezen. en liet is r.ogt..„s /eer noodh-d-u ,1 kinderen een groot vertrouwen hebben in degenen die hen opkwetk.'h- men maakt de kinderen allengs kens aan de ongehoorzaamheid ■>ewvinl \va tfndervimlenué dat al die bedreigingen nooit verwezentlijkt worden beè-nm,". •zij er mede te lachen en daar dc beweegrede of de vrees die hen'nttén dan eens intoomde niet bestaat, volgen zij hunne natuurlijke genegenheid tot lief kwaadals men hen eens bedrogen heeft, kunnen zij gemakkelijk denken 1J1 men hen altijd/.al bedi n gen, en zoo leert men zc van jongs af de i heid en de logen taal. En waarom die jonge hersenen met valscho denkbeelden vervullen De slokkeman bestaat niet; liet is een ingebeeld spookieder weet dat >u 1 kind zal het ook welhaast w t n. Nogtans blijft er in sommige zwakke vreesachtige hersenen iets van over. Na aan den slokkemans "■••Toofd te hrJ ben. zullen ev sommige ook geloof geven aau dc. spoken, ajn° de toover en des nachts of in liet donker zullen .zij scliroomelijk bmrecs.t zijn 7\\ len omtrent geen kerkhof durven komen uit vrees van stalkeersen to' zie» -eii dikwijls heeft dié vrees zeer kwade gevolgen, zij blijft doorgans den men's I in gevorderden ouderdom bij en verzwakt en verlamt zijneinborst d-,t hV beklagensweerdig is. 1 üet Wij vermanen dps dc ouders dit dwaze middel om hunne kinder-n to d gehoorzamen achter to laten, en de jonge hoofden der kinderen mot al diü beuzelarijen nwt op to vullen^ Er zijn andere middelen om do kinderen te God, die het kwaad hier overtuigen en in to toornen. Spreekt hun liever

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Werkman | 1874 | | pagina 3