ten huize en ik had er zooveel genegenheid voor, nis wrirc zij van ons familie geweest. Over eénigé jaren had zij het ongeluk haren man te verliezen en bleef nu alleen met eene dochter van achttien jaren en een zoontje van negen. Eulalicwas de naam van dit meis je; bravere, zediger, eenvoudigere dochter heb ik nooit gekend van s morgens vroeg lot 's avonds Iaat was zij aan "t naaien voor hare moeder en haar jong broèrken. Z' is meermaals bij ons ge weest en mijn vrouw en ik, wij bewonderden dikwijls de schoon heid van lichaan ca ziel waarmee dit werkmanskind versierd ging. Ge kent Brussel, vriend; ge weet aan welke gevaren zulke dochters zijn blootgesteld doch Eulalie was zoo voorzichtig als schoon; ze kende niemand dan ons en eenige gezellen barer Congregatie want 't was een congregnnistc. Over jaar,eenige weken op reis geweest zijnde, kwam ik 't huis e:i vond er mijn vrouw in de hevigste aandoening. Bijna al weenendc, zeide zij mij dat Eulalie sedert eenige weken eene borstziekte bad gekregen en dat haar toestand nu bijna hopeloos was geworden. Kom, zeide zij, we gaan 't arm kind eens bezoeken. Wij gingen en vonden op een net doch eenvoudig kamerkeu, Eulalie te bed liggen, bleek als de oood, doch met een helder en tevreden wezen. Mijn liefkind, zeide ik, ge zijt dan ziek. Wat spijt het mij dit met eerder geweten te hebben koeragie, Eulalie, ge zijt jong en zult nog wel genezen. Mijnheer, ik bedank u, antwoordde zij. Draag uwe goed heid aan mijne moeder over.Wat mij aangaat, ik heb mijn heilige rechten ontvangen en behoef anders niet. Maar, ge zijt nog zoo jong om te sterven? Wat geeft dit, mijnheer; eenige jaren min of meer ik ga toch bij ons Heer. Verdrijf toch die droeve gepeizen, antwoordde ik, zoo lang - er leven is, is er hoop. Ge moogt niet wanhopen. Maar, hernam Eulalie met oenen oubeschrijvelijken grim lach; ik ben verre van te wanhopenintegendeel, ik heb veel hoop en tot God gaan is niet droef. Ik heb in godsvrucht en 011- schuld geleefd; ik sterf in vrede. Ge moest eens gezien hebben, vriend, hoe haar wezen ophel derde als zij van God en den Hemel sprak. Ik meende spottend te grimlachen, dochdiert niet want nooit had ik iemand al/.oo van hclsteiven hooren spreken. In •óns gezelschap werd dit woord zelden vernoemd en altoos met eene zekere vrees. Ik dacht dat sterven zoo ijselijk wreed was en zag daar eene zwakke dochter al lachende de dood aanstaren. Wij keerden stilzwijgend weer, belovende 's anderdaags nog te komen. Wij vonden Eulalie zeer verzwakt. Lijdt gij niet, kind? vroeg ik. Och, ja. mijnheer, maar ik ben gelukkig G'hebt dan geen spijt van uwe moeder te verlaten? God die mij roept, zal voor móéder zorgen. Ik zal zooveel voor haar bidden.... En Ilij weet, zeide zij met diepen nadruk, lioe groot mijn beu ouwen in Hem is geweest. Deze woorden zeggende, nam zij dc hand mijner vrouw in de bare Niet waar, madame, zeide zij, mijnheer zal, om de liefde Gods, een der beschermers mijner moedor zijn. Ja. ja, i-iep mijne vrouw, in trahen losbrekende, ja, om do lielde Gods, en gij, Eulalie, gij zuil bij God zijn beschermer wezen. 'tW as de eerste maal dat mijn vrouw op zulke wijze sprak; want ik had liaar stellig verboden mijne overtuiging door iets te stooren. .la zeker, madame, antwoordde Eulalie, haar reine oogen smeekend op mij werpende, en God zal mij verhooi'eu. Al leefde ik honderd jaar, nog zouden die smeekende en half gebiedende blikken in mijn geheugen blijven. Mijne voelen waren als aan den grond genageld. Mijnheer, zeide zij nog, doe'mij nog eene gunst. G'heb een goed en christelijk mcisseii, och laat ze met dander congreganis- ten naar nu n begravenis komen en zendt ze eens voor dat ik sterf, opdat ik haar beveel van wel te blijven leven. Ik knikte van ja en ging ras in dander kamer waar ik in tra nen losbarstte. Dit was de eerste stap tol mijn bekeering. Wonder, wondert dacht ik. Hoe komt dit dat dit zwak meisje meer moed toont dan de grootste verstanden Van waar die ia- verzekering van hel ander leven? Zou dit logen, bedrog zijn? Zou die reine deugd hetzelfde lot ondergaan, als het slonsig en wulpsch schepsel dat in den modder baggert vrecselijkc twijfel! ItfinepLiiijion eener Mooier Hare moede; kwam bij ons en vertelde ons wondere dingen van Eulalie. Sedert bare berechting was zij niet meer kennelijk. Vroe ger belette eene zedige schroomvalligheid haar van te spreken met de personen die zij niet kende, ook was zij bevreesd van te sterven. Nu, zeide onze oude meid, komt gij ze te zien en te hoo ren aan iedereen spreekt zij stout en met een zeker gezag; ze verwacht haren loaisieu dag met een ongeduld dat zij vroeger voor mets had, zelfs in hare kindschheid voor het spel zij noo- digt hare vrienden tot de begraving uit, ze zegt ons dingen die ons doen stoin staan. Zoudt gij het gelooven, mijnheer, 'ik, hare moeder, die alles in haar verlies, ik zie haar met eene soort van vreugd, dit einde naderbij komen. Die lieve kleine zegt mij zoo uitdrukkelijk dat zij den goeden God gaat terugvinden, dat ik met baar vast geloof. Maar, vrouw, zou dat somwijlen niet van de ziekte komen? Neen, mijnheer en madam, zij is beter bij haar verstand dan ooit. Somwijlen zet zij haar oogen wijd open en schijnt naar heinelscho woorden le hooren; ik val dan op mijne knieën; want ik geloof dat ons arm kaïnerken vol engels is die haar komen be zoeken. Wordt vootgezet, Krachtige geneesmiddel voor het koud vuur. üau0'i-cne Senile. Womler is God inde schepping dei- uatnnr: wij vinden zelfs in do noot. die de werkman at kluppelt, en, indien hij nog een goed gebijt heeft, ook geerno kraakt en ..et, eenen uitmuntenden geneesmiddel, om op korten tijd liet koud vuur te genezen. Als men noten kraakt, vindt tuen, tusseheu do billekens die men eet, een kittiskeii of velleken dut men weg werpt; in dat kruisken is die krachtige geneesmiddel besloten. .Men verzamelt die kmiskens, men d'roogt ze, men l.'gt ze lil eene doos <>l steekt ze iu eenen zak, en men bewaart zo 01» eene ürooge plaats tot gebruik weg. Wanneer nu iemand van die j.ijuelijke kwaal is aangedaan, dan neemt men O. ne zekere hoeveelheid van dm krmskeiis, men droogt ze sterk op de stoof duu stampt men ze tot poeder, van dat poeder neemt men drie «-dijke doelen' ieder ter gewicht van eenen nederlandsclmn centdan neemt men eene ilesch rhijnsclioii wijn, dm men ook in .trie deelen verdeelt, en op elk deel doet men een van dm poeijers: men mag de drie deelen is eenen dag innemen; liet uit werksel der genezing zal zoo spoedig zijn dut men zal verslagen staan, bij Zoo ver dat men niet /.al verplUit zg u eene tweedemaal te eniemeu, of zeer Indien de zieke volstrekt grenen wijn kan nemen, dan geeft men hem do kmiskens l.i] wy/.e van thee. maar dan moet men verscheidene dagen volhei den, om dat liet uitwerksel op deze wijze trager is, dan met wijn. Op dozo wijze is tl- L.... eelio vrouw genezen, die reeds vijfjaren lang van die pijnlijke kwaal het vleesch m liet aangezicht wier.lt algeeeteri. a* "iuuimlemio geneesheer gebruikt dezen middel altijd met den besten Geene deugd zonder voorzichtigheid. Ne groolen geldduivel had zijn portret doen maken. t Is wel't trekt er danig op, zeiden de kennissen. Ja maar, 't zou nog beter zijn, bemerkte iemand indien hij dc handen 111 de broekzakken had. Wel, zeer wel, maar 't zou hem nog wel beter gelijken, indien men hem geschilderd had'inet de handen in een ander- manszakkon. Sergeant, zei een soldaat, wal zoudt gij doen indien ik zeg fat gij ecu eze! zijt? Kneukel, ik zou u 3 dagen in '1 kot 't ten. En indien ik het maar peisde?Dan, daar de gedach d k vrij zijn, zou kzegde, - - kot 'ste- «m.i' de gedachten t u niets doen. Ehwel, sergeant, ik peis het. Men vroeg aan zekeren wijsgeer wat de moeielijksto zaak was. Hij antwoordde zijn /.elven kennen. En dc gemakkelijkste ?wiercl nog gevraagd. De ande'ré'n beknibbelen. Kobe» de metser vind zijnen knecht onder eenen linden boom liggen slapen. Luiaaid, roept hij uit, go zijt niet wcercl dat de zon u beschijne! Ik weet liet wel, baas, 't is' daarom dat ik mij in den lommer geleid heb. In zeker land stierf dc minister van oorlog. Een soldaat zei weetje of wij ai 'pen nieuwen minister hebben? Ik weet er niks van, zei een andere. Ik geloof dat de vrouw d'atfairens zal voort zetten. Balte, jongen, ik geloof dat ge mij besteelt. Ik u bestelen haas, waar dat gij rnij voor aanziet.Ik ben er zeker van. jongen man r zie ik wil een akkoord met u sluiten, ik geef honderd Ir.' in'tjaar meer als gij 11 eerlijk gedraagt,SOOfr. Bans?Neen, daar voor kan ik het met doen. En Balte vloog aan dc deur.

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Werkman | 1874 | | pagina 3