terugkomst uan öcn üeroovöeclbe.
Jeugd
De uilslag hiervan is ons nog niet gekend maar wij- meencn
te.wden, dal er vermoedens rusten op een slecht befaamden
kerel.
Verhaal van eenen E. H. Dorps-onderpastor.
(Naar 't engelsch).
Over vijf en twintig jaren, toen ik naar de parochie Rochester
gezonden werd, was de slecht befaamriste onzer parochianen ze
keren Edward, die eene naburige hoeve had gehuurd, 't Was
een slechte, zwaarmoedige inensch, met een ongevoelig hart,
lui, losbandig, wreed en wild van karakter. Eenige landloopers
en dronkaards uitgenomen, mot welke hij op 't veld sprak of in
d'lierbergen dronk, bad hij geene vrienden-. Bijna niemand dierf
den man aanspreken, die door velen gevreesd was en door allen
verfoeid. Edward was dus een voorwerp van algemeenen af
schrik.
Hij had een vrouw en een kind, dat, bij mijne aankomst, twalf
jaren oud was. Onmogelijk zich in te beelden wat die vrouw
moest lijden, en de verduldigheid met welke zij alles verdroeg,
noeh hare zorg om dit eenig kind wel op te brengen. God'ver-
geve. 't mij, zoo mijne veronderstelling legen doliefde strijdt,
maar ik geloof vastelijk in mijne ziel" dat die man, die onmensch,
vele jaren lang, met opgezetlen wil studeerde om het hart zijner
brave vrouw te breken; doch zij leed alles geduldig omdewille
van haar kind en ook van zijnen vader—want, ondanks al zijne
bolheid en de mishandelingen die zij er moest van uitstaan, had
zij hem bemind, en 't geheugen van hetgeen lnj vroeger voor
haar geweest was, wekte in haar hart gevoelens van toegevend
heid op, dieïn een vrouwenhart alleen kunnen ontslaan.
Ze waren arm; natuurlijk, huisgezinnen in zoo'n wanorde
moeten tot den bedelzak maar de vrouw werkte en slaafde dag en
nacht, van 's morgens vroeg tot 's avonds laat., om toch het sirikt
noodige voor haar huisgezin te krijgen. Doch hare pogingen
"werden slecht beloond. Menschen die 'savonds, en soms laat in
den nacht, voorbij dit huis gegaan waren, vertelden dat zij dik
wijls een lawijt van slagen hadden gehoord en het gejammer en
geschrei van eene klagende vrouw. Meer dan ééns, na midder
nacht, was 't kind in stilte naar een naburig huis geloopen, door
zijne moeder weggezonden om aan de woedende dronkenschap
van eenen, ontaarden vader te ontsnappen.
Middelerwijl, en terwijl de arme vrouw dikwijls likteekens op
haar wezen droeg, die niet'altijd te verduiken waren, kwam zij
dikwijls naar onze kleinc'kerk, zelfs "in de week; 's zondags ont
brak zij nooit met haar kind in Mis en .Vespersze waren arm
gekleed, slechter dan de geburen van geringeren stand dan zij,
maar toch properkes aangedaan. Iedereen had kompassie met die
twee arme wezens en gaf dit te kennen met een vriendelijken
goeden dag. 't Was daar, in Gods huis, dat zij nog eenige vreugde
genoot en'balsem vond voor de nijpende wonde die/haar hart
verscheurde; zonder die uren, voor de oogeu des lleeren gesle
pen zou zij zekerlijk in de klauwen der wanhoop zijn gevallen;
soms bleef zij buiten 't Kerkportaal, onder den linden-dreef slaan
om een oógenblikje met de gebuurvrouwen te klappen, terwijl
baar zoontje, frisch als eene roos, met zijne- gezellen speelde;
dan helderde haar wezen op en scheen zij gerust en tevreden,
zoo niet gelukkig en vrolijk tc zijn.
Vijl, zes jaar gingen voorbij't kind was een siruische jonge
ling geworden. De trjd, zijn teêr gestel versterkende, had zijns
moeders lichaam gekromd en hare stappen verzwakt. Helaas, was
er geene eigene verandering geweest?... Ze kwam nu alleen
ter'kerke, de oogen die haar op de. levensbaan hadden getroost,,
zag zij nevens haar niet meer en in plaats van, gelijk vroeger, na
mis en vespers, bij de kennissen een weinig te slaan klappen,
ging zij beschaamd en het hoofd in hare kap verborgen, den
lindendreef voorbij.
Wat was er gebeurd? Beminde lezers, hebt gij het niet reeds
geraden? De zoon was op slechte wegen geraakt. Kon het bijna
anders. Van dengene die hem de deugd moest leeren had hij
van kindsgebeente niets gezien dan woestheid en losbandigheid;
met zijne moeder had hij alle slach van ontberingen geiteden en,
in plaats van zich te"spiegelen naar de deugrijice gelatenheid
zijner moeder, had hij zijn jong hart opgewreten en haaien ruw
heid ingezogen. Menige dag, menige nacht was hij van huis;
waar bleel hij? de moeder wist hel niet, maarzij kreeg gedachten
die haar deden huiveren, ,des 15 meer daar de jongen groote ver-
leeringen deed zonder te werken.
De maat. der droefheid van de arme vrouw moest weldra ver
vuld worden. Menige diefstallen warenin 't omliggende gepleegd;
de plichtigen bleven onbekend en hunne stoutheid groeide aan.
verheugt.
Een vermetele diefstal, met bezwarende omstandigheden, ver-
wekte buitengewoone opzoekingen, ten gevolge van welke Ed
ward mei drie zijner medegezellen aangehouden werd, voor de
rechtbank gebracht, schuldig verklaard en ter dood veroordeeld.
Eene. groote menigte volk was in de gerechtzaal toen de
Gezwoorneu hun oordeel hadden geveld en dezes Voorzitter, met
plechtige stem sprakOp mijne ziel en geweten, v<oor God en
voor de me'nscken, de veroordeelden zijn schuldig. Doch als de
Opperrechter het vonnis der dood uitsprak, dan "klonk door de
zaal een schrille en wilde klank, het noodgeschrei eener moeder.
Dit geroep ging door het hert van den veroordeelde, die tot dan
toe versteend was gebleven. Zijne samengewrongene lippen
beelden onvrijwillig, zijn gelaat-verbleekte, een koud zweet be
dekte zijn voorhoofd en 't scheen da' hij ging in onmacht vallen.
En de arme moeder! zij viel in wanhoop op de knicn en-
smeekte den Almachtige, die haar tot nu toe beschermd had, van
haar uit de wereld te halen en van 't leven haars zoons te sparen.
Dan viel zij in eene droefheid, welke ik hoop nimmer te zullen
zien. Haar hart was gebroken alseenriet; zijhadzelfs de krachtniet
meer van eenen zucht te slaken.
Droef was 't schouwspel van alle dagen die vrouw -op den
koer van 't gevang tc zien, alles in 't werk leggende om, door
streelingen en liefdeblijken, dit ruw hart te vermurwen. Alles
vruchteloos: Hij bleef als een ijskoude steen. De onverwachte
verandering der doodstraf in '14 jaren gevang was zelts niet in
slaat zijn gemoed te verzachten.
Eindelijk bezweek de moeder onder al dien last; zij viel ziek.
Nog eenmaal sleepte zij haar krank lijk lot aan 't gevang, maar
zij viel er op den koer in bezwijming.
De jongeling zag die groote liefde en werd eensklaps geraakt,
en bijna zinneloos van droefheid. Een dag ging voorbij en zijne
moeder kwam nieteen tweede, een derde dag vervlogen
binnen 24 uren ging hij naar de gevangenis worden gebracht,
misschien voor altoos van haar gescheiden. Dan wandelde hij op
den smallen gang der gevangenis, zijne ooren gedurig aan 't slot
leggende, om te hooren of er niemand den trap opkwam hoe
zwart-spookten de vervlogene jaren dan voor zijnen geest! hij,
hij had die goede, die teedcre moeder van verdriet doen ster
ven.... Zij was misschien dood, misschien voor altoos van de
aarde verdwenen. Dan zou hij geern zijn hootd op den blok ge
leid hebben om nog eens zijne moeder te zien, om haar vergiffe
nis te vragen Hoe groot was zijne wanhoop niet, als men hem
kwam zeggen, dat zijne moeder gevaarlijk ziek lag. Hij liep naar
de poort, rukte zijne handen ten bloede in de ijzeren grendels,
beet zijne landen in stukken op de vensterslaken, liep met zijn
hoofd tegen de muren; alles vruchteloos! niemand hoorde, nie
mand antwoordde hem. Dan wrong hij de handen ineen en
weende als een kind.
Wordt voortgezet.
Volgens eene optelling in 1872 gedaan, zijn er te Parys 1,732.529 Ka
tholieken30,421 Joden; 17,281 Calvinisten; 14,940 Lutheranen; 9,482
Engelsche Methodisten422Mahomotanen2,500 zonder eenige religie; en
2, ja twee volbloedde vrijdenkers, dal is Godsloochenaars.
Iïe nieuwe ktok.
Eene oude onverdragelijke dame vond hij 't eerste geluid eener nieuwe
klok, dat zij zoo hel klonk en niet genoeg bromde.
Heb maai'geduld, antwoordde men haar, de klok is nog jong, eens oud
gewo.rden, dan zal zij wel brommen.»
Rc nare ezeJ.
Een haas had voor zyne deur eenen ezel geschilderd en daaronder 't op
schrift: In den groenen Ezel. De man had veel te doen, wer-d rijk. doch
kreeg oenen zoodanigon afkeer van zijn uithangbord dat hij het afnam en
aan eenen gebunr verkocht. Doze hing liet boven zijn dr.nr en kreeg zoodanig
veel kalanten dat de andere jaloersch werd en zich weêr een uithangbord
deed schilderen, waarop stond In den waken Ezel.
Goo«!en troo?S.
Een onbehendige tafeldiender had over 't nieuw kleed zijner Madam bijna
gansch 't sauspotje gegoten on troostte haar met deze woordenWees niet
ongerust, madameIn de keuken is nog saus genoeg.
Cliikorct.
Een Engelschman, in eene. restauratie tredende: «Bazin, hebt gij chiko-
rei? Ja, mijnheer - Nu. brengt er dan. Men brengt er oen pak. Daarop
zegt de Engelschman: Is dit al uwen chikörei? Neen. er is er nog in
do keuken. «Brengt mij maar gansch uwen voorraad. Dit wordt gedaan.
Dan zegt de vreemdelingGoed, maakt mij nu koffïj.
^«BseSte responsorium.
In Duitscliland zong op 's Keizers naamfeest de Priester zooals voorschre
ven was Domme, salvum fuc servum luuin Fvanciscum JosepMum. Do ver
strooide koster antwoordde met den Responsorium Qui fecit coelum cl ter-