Orde spaart tijd en ïnoeitè. JSeke J3uap vak piuups dek poEOE. .Mot üii alles kon hij evenwel niet ontveinzen, of de verandering \\;is len goede geschied en, le midden zijner bewondering, zijner verlegenheid zelfs, smaaklc hij wel eenig gevoel van vol doening. Kort, als ware er niets in hein zeiven dat zeide indien i zoo wezen moei, het zij zoo wanneer de bedienden, die eenen slap achteruitgegaan waren, om op hunne lippen te bijten, nu weer naderden en nogmaals vroegen, welken tabbaard en kaproen hij hebben wou, antwoordde hij flinkweg d c beste!»! Nu repten zich de kamerdienaars en stoven door malkander, om alles bij te brengen voor kleeding en opschik van den betoo- verden hertog. Deze werd gewasschen, gekapt, gezalfd en ge smukt, dat hij blonk als eene hesp en welrooknlseen bloementuil. Dus opgesierd, stapte hij de bedzaal uit, alswanneer de hovelin gen hem te gemoet snelden, goeden morgend wenschien, en, na zoo nog wat complimenten, waar de sukkel genoegzaam mee ge diend scheen, hem naar de 1 ofkapel te leiden, om zijne christelijke plichten te kwijten. Hier was de scherts zoo goed op hare plaats niet doch 't ging in de eenvoudigheid door, en denkelijk zonder verergenis. Hoe 't zij, hij woonde den dienst hij, bad op zijne vigeren met zoo min verstrooidheid als 't mogelijk was, varit ir. 't gebeden boek lezen, dat voor hen op de knielbank lag, .zulks had hij zoo haast niet kunnen leeren. Yoor't overig werd hij be wierookt men bracht hem hel evangelieboek te kussen hij ont- vong de jn-x en zoo voort, gelijk het de gewoonte was bij den hertog van Buigoudië. Iloe langer het duurde, hoe meer het den gewaanden vórst ernstig wierd en toen hij de kapel uittrad, droeg hij het hoofd reeds hooger in de lucht, en pronkte als een haan. Nu werd het etenstijd. De deuren der feestzaal vlogen open, en daar stond de tafel gedekt en voorzien met alles, wat de drie toen bekcude werelddeelën lekkerst en kostbaarst mochten opleveren. De gewaande meester, wien van den reuk alleen het water in den mond kwam, zet zich neder in ecnen fluweelcn leuningstoel; zijne hovelingen scharen zich rondom hoen de voorsnijder stroopt zijne mouwen op de knechten loopen over en weer in groot livrei en met de handen vol pasteien. Een edelknaap diende zijne Hoogheid, die ongelukkiglijk dezen vreemden kost niet gewend was, en moeite had om zijne brokken door te zwelgen. Een beker hypocras, en de roomer mei wijn, gedurig ledig, doch even zoo haast weer gevuld, kwam hier tc stade, om den nasmaak te ver drijven en grooter ongeval voor tc komen. Kort, het middagmaal liep tamelijk goed af, en de nieuwe vorst dachtdit zal nog he loten. Nu bracht de kamerling oe speelkaarten binnen, en stelde eenen verheven stapel gouden schilden aan de rechterhand des hertogen, die met zijne edele gasten lustig aan troeven viel, en er ruim zoo goed mee omging als met lepel en vork. De nieuweling leerde allengskens bij, en kreeg er smaak in. Om vier, vijf uren deed hij eene wandeling in den tuin vervol gens trok hij met zijn gezelschap naar het hazenperk, om zich met de jacht te vermaken,, en eindigde dc vrolijkheden van den dag met de vogelvangst. De avond bracht nieuwe feesten mede. Een rijk banket lokte weer al de gasten naar de eetzaal de tijdkortingen des namid dags hadden de maagden opgewekt, en vooral dorst ontstoken. Dc spijzen, als hadden zij reeds eenen minder opgewonnen smaak dan te middag, verdwenen gelijk rook de malvezei, de lekkere Beanner-mijn en die van Romanéc liepen als van zelfde glazen uit, en verkwikten hart en geest, dat het een lust was om te zien. Te midden van het avondmaal, werden er nog nieuwe kronen met waskaarsen opgehangen; nu kwamen de muzikanten binnen; hen volgden dansers en danseressen, allen dochters van zonen van de adelijksle huizen der stad, met de vreugd op bet aange zicht. Daar werd gezongen, gespeeld, gedanst; de heercu zegden refereinen op in den smaak cler Rederijkers; de dames tierelier den om filomeelen beschaamd le maker. allen te zamen vertoon den Spelen van Sinne, gedicht door de Broeders van de Brugsche Kamer de Drie SantinnenOm kort le zijn, in het aardsch Paradijs was nooit zooeen feest ge\veesl;men zouerdenhemel mee vergelen hebben. De uren vervlogen, alsof men er met zwiepen achter zal; en toen de hofklok twalf slagen liet hooren, meende ieder, dal ze ontredderd was en voor 't minsteen vierde gelogen had. Nu werden er nog nieuwe gezondheden ingesteld; een ontzaglijke roomer, vol muskadellensap, deed de ronde, en moest beurtelings door ieder der gasten, te beginnen met den hertog,tot den bodem geledigd worden. De hertog deed bescheid zonder meten of rekenen daar viel hem-wel een mondvol op de mouwen en op de armen van zijnen zetel, doch men gaf er geenencht op, dewijl er ditmaal, en inzon derheid voor zijnen persoon, van geeneboet gesproken was.Deze lustige teug maakte slot van rekening, en 't was tijd want de kruiken wilden niet meer. Het spel was uit dc gelukkige vorst wist niet veel meer le zeggen, maar geeuwde des le luider, en eindigde met zich aan de zoete nachtrust, die allen kommer verdrijft en alle wonden zaft, over le geven. De slaap sluit zijne oogen toe hij sluimert in en, al ware vijt vaderonzen daarna de wereld vergaan, hij zou niet wakker geworden zijn, of er iets van geweten hebben. Zoo ver juist moest het komen. Hertog Philips, die verkleed, alles bijgewoond en zich niet weinig vermaakt had, deed nu den man onttooveren. De rijkversierde tabbaard werd uitgeschud de kostbare, nu een weinig verfrommelde kaproen, en wat overi gens nog gediend had, werd weggedragen, en men bracht in de plaats het werkmanswambuis, waar de vent op nieuw werd inge stoken vervolgens bond men hem de blinkende en stinkende linnen broek weer om de heupen, men deed hem zijne zokken en blokken weer aan de voeten, en zoo werd hij, juist in het kostuem van den avond te voren, teruggedragen op dezelfde plaats waar men hem toen had opgeraapt. Daar lag nu de zatterik weer te slapen zoo zacht wel niet als op het praalbed der hofzaal doch gelijk hij van hel dons geen gevoel had gehad, zoo min voelde hij thans de hardheid van het steencn oorkussen, waar zijn hoofd op rustte, of van den hobbeli- gen grond, waar zijne leden op uitgestrekt waren. Vermoedelijk echter zat hij ditmaal wél iets vroeger wakker zijn geworden dan den vorigen ochtend maar nu keek hij met niet minder verbijste ring iu 't rond, toen hij, halfgcraadbraakt, inde straatgoot over eind zat. Zijne eigen persoonlijkheid was dezen keer geen voor werp van twijfeling ot verwondering lig dacht er niet eens aan want hij gevoelde zich, zonder de minste redeneering, in-en uit wendig denzelfden, gelijk hij zich altoos gekend had. Doch, ter wijl hij met dc handen zijne iamgelegen en gekneusde dijen wreet, schoot hem al het gebeurde van daags te voren als een bliksem schicht door dc hersenendie schoone kleederen, die hofstoet, die eerbewijzingen, die kerkplechtigheden, dal middagmaal, die wandelingen, die hazenjacht, die vogelvangst, dat avondfeest,die 'lekkere wijnen, dat spelen, zingen, dansen van heeren, dames, jongens, meisjes, cu al die pracht en kostelijkheid van hij wist niet wat of waar. Noglans, hij sliep niet meer; neen, hij was wakker hij stond recht, mat en afgesloofd, stijf en met een hoofd zoo zwaar als een molensteen. Wat was er dan toch omgegaan Was hij geen koning, of hertog, of zulks iets geweesthad hij in geenen zetelstoel gezeten had hij geen honderd knechten zien rondloopen, niet gegeten en gedronken uil geblomde lelloorcn en kristale roomers Ja, dat herinnerde hij zich zoo levendig alsof' "t iu dit oogenblik zelf gebeurde.Maar zou bet niet gedroomd zijn? Hij had nog al gedroomd van dingen, die even zoo onmogelijk waren als koning zijn. 'i Was moeielijk om tc gclooven want het had zoo lang geduurd, hij had liet zoo wel gehoord en gezien, en 't was alles zoo treffend, zoo verbazend en tevens zoo aangenaam! Met deze gedachten brak de mail zich liefzieke hoofd doch wat hij peinsde en herpeinsilc, hij zag er geenen dag door. lutus- schen slapte hij de Markt af, en richtte,zich haarde steeg, waar hij sedert jaren een achterhuis bewoonde. Oudervvege verdiepte hij zicli nog in zijne herinneringen, doch besloot iif T eind, dat hij alles wel ingezien, gedroomd had. Nu verhaalde hij, met eene soort van welsprekendheid, aan zijne vrouw, aan zijne kinderen, den wonderen droom met al de omstandigheden; eif deze riepen ccnpariglijk uitowat een schoone droommaar droomen is bedrog. Een parvenu zeid" botweg lot zijn dienstknecht dat de heeren wel ongeluk kig zijn van geeno dienstboden te kunnen missen. Wel hemelse he dmgd gaf de knecht len antwoorde, ik vind de dienstboden nog ongelukkiger van geen meesters te kunnen missen. DE BOERENSTAND. Ileb eerbied voor den akkerman, Die tarwe en koren wint op 't laml. Alwie een boer bespotten kan. Die IiecfL een bitter klein verstand. Reeds voor de morgeuzonue straalt, Is hij met lust cil moed in gang, En als de nacht op 't aard; ijk daalt, Dan ploegt hij nog met vreugd en zang. Tejwijl hij werkt en ploegt en zweet, Verschaft hij iedereen het brood Indien bij niet ter markte reed, Da stadbewoners'leden nood. Ileb achting voor den boerenstand, En eer den braven akkerman. Want, kort en goed, waar is liet land, Dat zonder boeren leven kan f

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Werkman | 1875 | | pagina 3