EENE ¥TeWWo'e D E R
liet werk is de vrei
pij, .arme Weiklieden, wiens gesprek my deze gedachten hebben ingegeven,
limciitut gy dezo regelen lezen Mochten zij bijzonderlyk uwe oogen openen
en u den weg openen om u eeus bij onze broederraugen aan te sluiten Dan
zuudt gij met blijdschap mogen uitroepen Ja! wij hadden ons laten bedrie-
gen! wij hadden ongelijk met die brave werklieden, die hun'.Geloof voor do
Wereld dorsten toonen, te spotten. En nu willen wij eindelijk ook, voor zoo
veel bet in ons is, voor het goede beginnen te strijden
En gy. Drove Werklieden, vrienden van den Werkman r, volherdt in
uwen iever en deugdzaamheid. Groote zaken zyn er reeds volbracht uiaur
nochtans er blijft nog veel te doen. Do oogst is groot, en kloin uog is het ge
tal der aibeiders. Onze vijanden integendeol zijn talrijk: maar God is met
ons. en indien God met ons is, wie zal er ons kunnen wederstaan Hoop dan
en moed Een vriend van don Werkman
X.
i.
Ziel ge ginder, achter die gordijn van populieren, in een lust
hof binnen de slad, die neite woning niet 't schijnt ecu kasteel te
«ijn üaar woont Liza, die haar twintigste jaar komt Ic berei
ken.
God, die alles ziet, ziet op aarde niets schooner daii Liza hetir
hart. Deze ziel aanschouwen is voor de engelen een verheugend
looneel.
En echter schijnt Liza niet ie lijden; alle gaven zijn haar ten
dcele gegeven z'is schoon, z'is rijk, z'is van eèldom. Haar vader
is Minister en ze zal 'uc graaf of'nen hertog trouwen.
•Gelukkig meisje! zal menige werkmansdochter zeggen. 0,
kondet gij in dit hart zien, heel anders zou uw ooi-deel klin
ken.
Over drie jaar stierf hare moeder, waar zij nu nog den rouw
\an draagt. Haar vader heeft den rouw al lang afgeleid en is her
trouwd. Sinds meer dan een jaar troont eene vreemdelinge in
dal huis waar Liza nog immer den stap harer moeder waant te
hooren, nog immer dezes grimlach te zien.
Helaas! deze vreemdelinge is gecne christelijke vrouw; Liza
heelt dus ecne schoonmoeder, laat ons zeggen, cene stiefmoeder.
Arme Liza, ik begin te raden waarom God u bemint.
II.
Een christelijk meisje was Liza van kindsgebeente af; zij diende
hare moeder en hare moeder diende de armen; men zag hen
schier niet dan in de kerk en d' arme huisjes.-
Na de dood der moeder mocht Liza die levenswijze voortzetten.
Haar vader was een hoog politiek man die de wereld bestuurde
en.zijn eigen huis op den dompel liet; maar de nieuwe vrouw was
eenc soort van philosoof, die slechte boeken, las en bijwijlen zelve
haar reis-gevoelens beschreef. Naar de kerk ging ze maar twee
kceren in 'i jaar, op Paschen en op Allerzielendag.
De armen aanzag zij als luiaards, die met werken hun brood
kunnen winnen, en bijgevolg gaf zij hun niets, zelfs geen werk.
Zij droomde op papier ecne hervorming der maatschappij.
Liza besioot aan dit nieuw gezag haar door God opgelegd,
gehoorzaam te zijn, doch tevens ook haar geloof te vrijwaren 111
al de vervolgingen die zij voorzag.
Het arme kind mocht wel vreezenwant, van den dag dat de
stiefmoeder in 'thuis kwam, werd zij hard vervolgd, en daarom
beminde God haar nog meer.
Zij was godvruchtig, schoon en jong. De stiefmoeder, nijdig
van deze drie bloemen op een ander voorhoofd dan 't hare te zien,
besloot er ten minste de godsvrucht van weg te nemen, en daar
de verleiding mislukte,gebruikte zij geweld.
Liza mocht niet meer bij de arme mcnschen gaar.dagelijks
naar de mis gaan was haar ook niet toegelaten, ééns, des zon
dags; Liza deed dan hare aalmoesen door d'eeneofd'anderevrien
din dragenen alle morgenden las zij de gebeden der Mis in haar
kamerken en knielde als het klokje der naastgelegene kerk de
Consekraiie meldde.
De vervolging werd heviger, 's Vrijdags kwamen er verboden
spijzen op tafel; Liza grimlachte en at niets dan brood; men
dwong haar naar 'l bal te gaan, ze ging er heel zedig gekleed en
danste zoo weinig mogelijk.
Naar de komedie had men ze nog niet kunnen krijgeneens,
onder voorwendsel van eene wandeling, bracht beur schoonmoe
der haar in een der vuilste theaters van de stad. Liza sloot de oo
gen als zij in de zaal kwam en bleef alzoo tot heleinde van 'tspel;
om hare aandacht af te wenden, las zij den Rozenkrans voor hare
stiefmoeder. Deze bemerkte dit.
Sedert dien was 't meisje'eene martelares, ja eene ware martr
lares niemand, om haar te verdedigen, zelfs haar vader nie
Arme Liza, nu weet ik waarom God u bemint.
ni.
Zoo leefde zij twee jaren, veracht, oversnauwd, beroofd van
gd. van de heilige deugd! c
hare zoetste vertroostingenze treurde, die schoone bloem hare
bloos ging weg, hare jeugd verloor alle frischheid, hare schoon
heid, allen glans. De eenige kroon die haar bleet, was juist deze
welke de vervolgers wilden afrukken, de kroon harer hemclsche
liefde, baars geloofs en godsvrucht.
Meer dan ééns was zij haren vader te voet gevallen oiii Zuster-
ken der Armen te mogen worden, gelijk zij het al lang wenschtle,
goedgekeurd door hare ware moeder. De Vader had met veront
waardiging geweigerd en de stiefmoeder had er bijtend meê ge
spot. Volgens gewoonte verdrieg Liza alles stilzwijgende.
Van al wat wij komen te verhalen, wist de wereld niets. De
familie van Liza werd als een voorbeeld van goede overeenkomst
aangehaald. Er is bijna geen dag voorhij dat men aan Liza niet
zegde: Gij moet uwe moeder niet meer betreuren sedert dat gij
er eene andere hebt.
Zoo sprak men over dit huis.
Ei, de icerlanan heeft het nog gezeid De grootste kruisen rij
den per voiluur! wist men in de wereld wat scherpe dorens er
achter den glans der rijke huizen verborgen zijn, men zou zoo nij
dig, zoo reikhalzend, soms zoo zuchtend niet naar omhoog kij
ken.
IV.
Maar een onverwachte gast klopte op eens aan de de deur van
dit huis: het ongelub; die gast was volgens gewoonte vergezeld
van eene genadedoch men zag deze maar later, gelijk al
toos.
De oude Minister werd in eene politieke samenzweering ge
wikkeld en voorloopig gevangen gezet. Gelijk overal waar 't
kwalijk begint te gaan, waren al de vriendekens weg gelijk de
bliksem.
En, een ongeluk komt zelden alleen; de cholera kwam in 't
land, in de stad en in'thuis vail Liza. De stiefmoeder kreeg de
ziekte, de doctors zegden dat er geen doen aan was en gingen
heen, Liza alleen bleef.
Ze nam plaats aan dit bed en wildeer haar proeftijd van Zuster
van Liefde doen. Drij dagen en dry nachten bleef ze daar, bij hare
gezworene vijandin, alsof z'haar eigen moeder had opgepast. De
stiefmoeder genas, dank aan Liza.
E.
Als de ijlkoorts ophield van 't lichaam der sliet moeder te kwel
len, als 't verstand terugkeerde, dan .vas haar eerste oogslag voor
die; alleen, tegen die vreesbare en besmettelijke plaag had ge
worsteld, den paternoster in d'hand, haren Jesus in 't hart.
Aanstonds keerde 't geloof in dit hart terug en met geweld
den paternoster nemende, bracht zij hem onverhoeds aan de lip
pen, kustle hem herhaalde maal. IK GELOOF! riep zij uit en hare
armen openslaande Liza Liza, ik iiejiin u, ge zijt mijne dochter
Op 't zelfde oogebiik kwam de vader hiniieageloopeiiDochter,
zeide hij, de bricyen, die gij voor mij aan onze vrienden hebt
geschreven; zijn vruchtbaar geweest. Ik ben vrij! in mijna ar
men
Lri Liza ging van moeders in vadersarmen. Welke vreugdWat
zoele tranenWat leedwezenWelke vertroostingen.
En eenige dagen later, zag men vader, schoonmoedcl' en doch
ter, alle drij neveneen, op de Communiebank zitten.
(1) Voor de aangokondige verhalen, zulten wij er eenige kortere geven; dit
leest gemakkelijker, in 't begin van den zomer en na de vakantie. Wnnrom
Dat Ued., beminde Lezers, van alles moest den waarom weten, g'en lindt van
uw leven niet gedaan.
Openhertige bensping is beier als bestolene liefde.
Die den armen geeft, zal niets vandocn hebben maar die zijne
oogen van zijn bidden afkeert, zal gebrek lijden.
Een zachte antwoord breekt de gramschap, maar stuur spreken
verwekt den toorn.
Een Biiii.maker bedelde en op de vraag boe hij toch tol zulke
armoede gekomen was, antwoordde hijomdat mijn ambacht hoe
langer hoe slechter gaat. Hoe zoo? er zijn toch altijd mcn
schen met zwakke oogen en die hebben toch brillen noodig?
Ach, hernam hij,overheden en ouders zien heden ten dage alles....
door de vingers!
Eert uwen Vader met werken, met woorden en met alle verdul
digheid; opdat zijn zegen over u kome en over u blijve tot liet
einde toe. II. Schrift.