Een zacht
li c i s naar Lourdes.
I. Van Aalst naar Parijs.
Inderdaad 'li-s -schoon! 't ia verrukkend! De appelboomen zijn daar op
den grond gezaaid gelijk de sterren in 't firmament; ziet rechts, links, op
graanvelden, in weidi-n, op heuvelen, overal appelaars wat moet dil schoon
zijn in den zomer, als die eeuwige boomen bloeien en met blozende vruchten
zijn beladen.
Ze maken daar oen soort van bier van, citer, zeiden z'in ons compar-
teuient, goed om drinken, indien men er maar de buikpijn niet van kreeg.
We staan eenige oogcnblikken te Noijon, eene groote stad, een schoono
overdek e statie, Brussel heeft er niets aan weer voorwaarts langs schoone
met hoornen beplante velden, hier en daar lieve kleine bergjes met portige
huisjes, gelijk Picardië alleen er heeft.
't Is drie ure de Ylaamsclie landbouwer komt uit de vespers en gaat op
zijn duizend gemakkon, 'ne vierkant eten en een schelle van d hesp, of wat de
keuken geeft, om daarna in de kroon, in de zwaan, in dc Warande, of linnen-
pot, of in den paal, een partijtje te bollen. En hier. zoudt ge dat volk niet
foutermalheureudit werkt op't veld ja, die boereu van Picardië zitten
daar nu te zaaien en to graven Wel, gi dompelaars Wat zegt ge daarvan,
vroegen wij aan onzen vriend l
Pruts van volk, antwoordde hij, ge zult dat bijna overal in "t Franseli
zien 't is daarmeé dat ze zoo wel varen
Maar, ge zoudt zeggen welken duivel hun dat ingeeft zijn dat nu ma
nieren van christens menschen
Ja, ja, de slechte christenen loopen er hier dik. Ik ben nog in dezen
coutrée geweest. Maar hoort eens, ze gaan zingen.
Een oude Pastoor uit do Walen, meteen wezen zoo goed als brood, gaf den
toon, haalde op en de Walen begonnen het lied der Grot te zingen, terwijl de
trein uil al zijne macht voortsnoofen dat ging toch zoo schoon, want
't Waalsch volk heeft oen manier van zingen zacht, melodieus, niet om den
eeuen den anderen t'overschreeuwen, maar met akkoord, elk volgens zijn
stem en om een oorenstreelend geheel te maken
En de woorden ook waren zoo schoon. Wij vertalen ze voor dezo Vlaamsche
lezers
Op aard' werd gebeden
Maria gegroet
De Maagd komt getreden
Te voorschijn met spoed.
En dan allen te samen, met meer klem
O wees gegroet, gegroet, Maria,
O wees gegroet, gegroet, Maria.
En verder vertelt dit liedje hoe Maria in de Grot van Lourdes verscheen,
nevens de ruischende beek, hoe zij 't kind leerde bidden, hoe de Frauschmans
op "t woord der Maagd kwamen toegeloopen en i eder keer ging het toch
I zoo schoon ave, ave, ave Maria.
Een wind van genaden
Drijft voort naar de Grot:
Die wind niet versmaden,
't Is deze van. God.
Mijn braaf gezel lachtte van genoegen en zong kloek meè ave, ave, ave',
Maria.
We zijn te Comptèylie, een oude Fransche stad, waar de koningen zich
vroeger lieten kroonen en zalven nu, eilaasworden ze gekroond, geïnstal
leerd en betooverd door de logie ze varen er naar ook vroeger was 'ne
Koning mot een zeker weerdigheid bekleed 'no man van gezag en nu....
den eersten employezeggen -ze voila "t is droef, is 't droef 't is wreed!.,
Kom, we gaan ei maar een pintje wijn op zetten, in 't buffet van de statie...
hij verbetert... hoe dieper Frankrijk in, hoe botoren wijn en hoe beter koop...
Goeiën drank niet te verwerpen Oe bel klinkt wéér rap 't couvoi in.
Dat schokken van's noenens af had or velen vermoeid, de zon schoot zoo 'n
warmte in den wagon, en 't meeste deel deed een klein troksken, waarschijn
lijk in 't vooruitzicht dat wij te Parijs tot elf uur moesten blijven en een korten
nacht gingen hebben Ik deed hetzelfde, sloot de oogen en aanriep do wel
daad des Hemels, den slaap.
Toen ik d oogen opende, -waren wij te midden der wijnbergen fillcmaal.
meest op heuveltjes, stokjes,'ne meter hoog, op twee voel afstand nevenseen
en bewerkt, alzoo golijk de hop, eveneens jaarlijks worden de ranken afge.
sueden er komeu vier d vijf. jonge scheuten aan; de wijnman komt visiete
doen, de twee kloekste blijven, dander worden afgesneden, en men leidt dit
op den stok, man mest, m m zuivert, men knipt, juist gelijk in d'hop.
Dat is nog niets, zegg 11 de gezellen die Frankrijk kennen ge zuil an
d ir dingen zien.
Langzamerhand wordt dc grond min vruchtbaar rond 4 ure komen wij in
de steengroeven nu eens op steenbergen, dan precies gelijk tusschen lwee
marmeren mtiron, er komt hier en daar een lusthofje, wij zien meer huizen'
s.-rren voor bloemen en legumen, in de verte een zwarte wolk, waarlusschen
hooge pinnen'; de wolk komt moer in 't licht, 'ne mierennest van huizen
wij rijden en "rotsen gedurig voort; 't zal P.irijs zijn, de stad der Heilige
Genoveva en nu der rampzalige commune, de stad waarin de Aartsbisschop
met vele Priesters vermoord is, de stad van de petroolwijven, 't is Parijs
Ja, wij rijden onder een groote, groote statie ge werdt duizelig van
breekt den toorn. i
dVt-uwigi.' treinen die er staan.... Paris on ion descend rite, rite! En alle"
man elk voor zijn kest, zijn pakken en zakken ten boste mogelijk bijeengeno
men, een half oog naar de gezellen geworpen. Hó ge volgt ja, ga maar
voort we zullen op uwen hoed letten. Lau.s waar f Den hoop gevolgd,
langs de groote poort, ik heb aan mijnen kozijn geschreven, die daar perijke-
lcus zal zijn. Als hij maar bijtijds mijnen brief ontvangen heeft. Wel, ziet
eens rond dat is hier een leven Laat ons voortgaan, of we geraken onder
t voetvolkHa, daar is' dc poortstillekens aan we zijn er.
II. parijs. In de kerk. Avondtoertje op een rijtuig.
Gelijk oen biënzwerm uit den korf vliegende, al dommelende, en doorecn-
wentelende, zoo kwam onze karavaan uit deföoorderstatie van Parijs.
Wij keken op om Parijs eens te zien,maar, we zagen bliksems niemendalle,
dan rijtuigen die voorbij vlogen, koetsiers die hun peerdon zweepten of met de
reizigers akkoord maakteu, pakjesdragers die babbelden als eksters, omni
bussen zoo hoog als 'nen hooiwagen en rommendom vol koppen, mannen,
vrouwen, kinderen, die zoekende rondliepen, van verre hooge gebouwen, en
voor mij, den vriend van Meire die riep Zou 'k nu toch mijnen kozijn niet
zien
Ja, kozyn, kozijn, moet ge hier, in die verwarring uwen kozijn vinden
ge zijt er vet meé! tusschen die duizende en duizonde menschen.
Laat ons dan maar voortgaan, recht door er gaal nog volk Wel'
Heere, mijoen God, hij is daar, kozijn! kozijn! dag nicht!.. Wel toch,
g'iieel de familie is daar Alla, kom meé En hoo is 't iu Belgenland. kozijn
ge zyt struiscli en gezond, zie ik? En ge zijt daar maar res toegekomen
Kom hier, riepen de kleine nichtjes en kozijntjes, kom hier, kozijn, we zullen
uw pakken dragen. Menheer, geeft ook uw pak is dat Daens, den gazet
schrijver niet Ja 't Wel 't doet mij plezier u nog eens, te zien kom,
kozijn, veurenop. d'ander zullen ons volgen altijd recht door, we zullen de
groote stralen volgen. Waar moe-je zijn, kozijn
In Nolre-Ditme des Victoires ton half zeven.
't Is nu half zes w' hebben nog 'nen go eien Lot tijd.
En zoo trokken wij op, mijn gezel met kozijn en nic'it, en wij, nog 'ne Vla
ming en ik, met de nich'jes en kozijntjes.
De kinderen zagen er braaf en gemanierd uit, stil, maar treffelijk aange
daan, met zwart kleed en zwarte mantille 't eene meisje scheen 13 jaar te
zijn, 't ander 15 en 't jonksken, 11
I>e gansche straat was vol Belgen, die te voet den weg gingen, velen met
'ne commissionnair voor hun, want die gasten zijn weinig te betrouwen
zo dragen de pakken op een soort van laddertje, aan de schouders vastge
maakt, gelijk hier de glazenmakers hun kas vertrnusporteoren. Whadden
veel bëziens, èëiiige der voorbijgaande Parisians keken verwonderd op, vroe
gen wal dit kruis op de borst beteekendePelerine dc Lourdes'. werd hun
geantwoord ze zeiden Mei pi en gingen voort-.
Een les voor u, luifers van Gentsche Geuzen, die vloekend en tierend de
Xaverianen op 't lijf vielt, omdat zij, zonder uitwendig toeken, van 'I Belgisch
Lourdes kwamen. Een les voor u! Een schande ten eeuwigen dageEen af
grond tusschen U en 't braaf volk! Die brave werklieden aanranden, omdat zij
Bedevaarders zijn, is 't niet dom, is 't niet uitzinnig, is 't niet hoos, is 't hie1
helsch, is 't niet een werk van eannibalen?
En hoe stelt g'het in Parijs, jufferkes? vroegen wij, ondc-rwege.
O, goed, mijnheer, allerbest; ik en mijn zuster werken op "nen goud
smidwinkel en winnen daar een god daghuur, ons broêrken is op de school
der Broeders.
Ja, mijnheer, we zijn zoo content als in Belgenland. Moeder heeft naar
'ne winkel gezocht waar ze 's zondags niet werken, en 's zondags zijn wij al
ons leég ui en óp de Patronage of thuis.
Op de Patronage
Ja, dat is een soort van school voor dc werkmeisjeswij leeren er, ver
zetten er ons, 1 ooren te samen Mis en Lofmijn zuster heeft er dees jaar haar
eerste. Communie gedaan.
En we gaan dikwijls mot de Patronage op wandeling13 zoo verzet-
tclijk
6 Pa'ronagcdachten wij, die vlekkelooze wezens temidden van 'l bedor
ven Parijs ziende, 0 Beschermschopl, wal zal hij ryk gekroond worden dengeue
die u uitgevonden heeft
O Patronage! oog, licht, steun der werkende klasaan 11 is meerendeels
't gezonde deel dor groote steden te wijten.
Patronagebron van reine vreugd, van vrome braafheid, machtige dijk
tegen den stroom van bederf dio de zielen dreigt te overzwadderon; Patronpge!
gij zijt den roem en de eer onzer tijden, gij zijt voor do sleden als den stok
voor den blinde; gij zijt de liefelinge der chrislene harten
Aan ons rechter hand stond nu, wel honderd trappen hoog, eene keik in
nieuwen vorm.
't Is St. Vincent de Paul, werd ons gezeid.
G -en middel om binnen te gaan.
Z'L gesloten.... maar, wacht eens, die Priesters daar klimmen dc trap-
pen op willen wij het ons ook riskeeren?
Vervolg nadien.
Kolje Cingjaere, geboren te RoIIegem S. Jan den 3 Juni van
't II. Jaar J775, viert er zijnen Jubilé van honderd jaar op
6 Juni, tk. Koeke-Zondug. Kotje rekent op meer dan een Kockc-
brood, ten geschenke op dien blijden dag
Hoe nader mijn dood, boe weeldiger zegt hij.
Kolje is nog al licht kontent,
Vele was bij nooit gewend