Mijdt nijd, die 't j Reis naar Lourdes. Parijs. O. L. V. Kerk. Een rijtoertje door de stad. We gaan misschien te traag, naar uwe goeste, geachte Lezers t Ge zoudt rapper naar Lourdes willen reizen, aanstonds de Grot met hare wonderheden zien We warea wij ook zoo, maar gelijk 't lieken i», moet het gezongen worden. Geduld, we zullen er wel komen 't convooi vliegt snel, maar de afstand is ver, en er zijn menschen bij dio tegen dat aanhoudend ryden niet kannen. We zijn nu te Parijs, in de Kerk van O.L. Vrouw der Viktoriön. De Bis- sc op-Missionaris hoeft gedaan met preéken en na hem komt de Pastoor dier kerk op. Een wakkere vent, een ware franschman lang smal wezen, arendsoogen de woorden vloeien uit zijnen mond, ge kunt bijna zjjn gedach ten niet volgen. Hij spreekt eerst van den Bisschop en bedankt hem in scboone woorden ovei- al hetgeen hij daar komt te zeggen; dan wenscht hij de Belgen geluk die, naar Lourdes gaande, in O. L. Vrouw der Viktorién, zijn komen bidden en ©en Ciborie offeren. Een Ciborie, een schuilplaats voor den Heers God, die er ten eeuwige dage België zal gedachtig wezen. Ja, Belgen, zegt hij, ge doet wel van naar Lourdes te gaan bidt er wel voor uw Vaderland, het Katholiek Belgie, zoo hevig door de Goddeloosheid bevochten maar ach, vergeel ook uw gebuurland, Frankrijk niet Frankrijk, dat stervende ligt cn zijn levens krachten niet voelt terugkomen, Frankrijk Zie, ik kan niet uitdrukken met welke droefheid, met welke moedeloosheid de E. Pas or van zijn Vaderlaud sprakzijne stem beefde, een traan biggelde in zyn oog en, 't staat my zelfs voor dat hij voor eene nienwe uitbersting der Commune scheen te vreezen. Bidt voor Frankrijk, zeide hij, wij bidden ook voor u ja, alle zondagen in 't Lof onzer confrérie, wordt uw Land, van op den preékstoel, der gebeden aanbevolen. Dan bracht de Suisse 'non rijkelijken boek en do Eerw. Pastor las de vra gen voor gebeden er was geen einde aan voor zieken, voor zondaars, voor steden, voor familiën, voor bedroefde herten, voor Kerk en Paus, voor den Eizas en Lorreincn, voor Frankryk, voor Belgonland. Heden avond, riep de Pastoor nog af, zullen wij in de litaniën driemaal, de H. Aurelia aanroepen, tot herstelling der heiligachenderijen, in 1870 door de Commune hieraan hare relikwiën gepleegd. En de Fransche confroers begonnen vurig te bidden litaniön, psalmen, Vaderonzen, er was gaenen end aan, allen luidop, met een koeragie en een devotie die ik nog nergens heb gezien. Ja, Frankrijk bidt, en Frankrijk zal opstaan, als liet zijnen waanzuoht, zynen hoogmoed van altoos over allen te heeraohen.zal hebben afgelegd 't Was 9 urevan flauwte danstten de waslichten voor ons oogen, ton mins te voor de mijue.en reehtuit gesproken 't was een solaas voor ons hart als de Geestelijkheid opstond en zich naar het sakristij begaf. Wij, Belgen, zij n aan zulke lange Gebeden niet gewoon. Ze waren nog in de Sakristij niet, als wij ons pakken raraasseerden, met baast® nog oeas aan Ons Lieve Vrouw den zegepraal der Kerk, een gelukkige reis, en bet welzijn onzer beminden vroegen, en rap de Kerk uit stoven. Nood geeft krachtwij hadden niemand onzer kennissen verloren waar gegaan nu laat zien de vriend Sterck moest eens naar koz'jn zyn huis er was eten gereed gemaakt. Men vroeg ons allen meó kon, mocht dit zijn j Neen; te veel goedheid, vriend; te vuol, bertolijk bedanktwe vinden Mr Sterck aan de statie d'Orleans ten 11 ure.Maar, komt allen meê. Wel bedankt we gaan een rijtuig zoeken en ons naar de statie d'OrL'ans doen voeren. Tot «l'eer van u te zien, vriend enz. enz..enz. Do kozyusen de kozyntjes trokken op en wij gingen aan een plein, nevens de Kerk, een rytuig zoeken. Na lang vragen en zoeken hadden wij eenen koetsier vast, die ons voor 20 sous per man wilde naar do statie voeren eerst akkoord maken was onzen vasten regel, we waren ons drijen, er kwam nog een oude waalsche Pastoor met zijnen kerkmeester ze zochten maar vonden geen rijtuig koetsier, voor 60 sous ons gevijven Ja.Ze stapten in en 't was juist mijn wensch, ik kon van boven nevens den koetsier zitten en aldus toch iets van Parijs zien, mot groot levensg: vac*, ia want die Parijsische koetsiers zijn nog woester dan hunne peerden. Dejonze was een dikke gezonde broêr, daarbij een stoute stuiver,gelijk al zijn achtbare collegas, en met eon muile van linljos, gelijk ze in 't Meetjesland zeggen. We zaten nog maar, als hij reeds aan den gang was. 't ls de eerste maal dat mijnheer naar Parijs komt Ja, en ik vertrek reeds dozen nacht ten half twalf. Hó, ge kunt maar 'nen oogslag werpen mijnheer moet een3 een heele week komener is maar èen Parijs in de wereldZiet, daar is de nieuwe bank.... daar beginnen ze de magazijnen te illumineeren eiken avond is t ievers verlichting dat begint nu maar Wacht, peisden wij, we zullen den vent eens op den slijpsteen zetten. En gaat het nu we! .koetsier zijn de menschen nu tevrode van Mac- Mahon Ja, Mac-Malion is 'nen irapartialcn man, dio iederoon gerust laat.... Go ziet, er is niemand die u contrarie beziet. Ja maar, ze zeggen dat Mac-Mahon niet blijven kan. ilnfc den hals afbijdt. Mac-Mahon of den kl-inen Napoleon Wat Napoleon na Sedan De man is bedrogen geweest gelijk wij; door de schurken van Favre Gambetta on Bazaine. Ou l'a trahi. Maar Parijs is Frankrijk niet Er is maar een Parijs in de wereld We waren aan een groote plaats met planken afgeslagen: kameraad, wat is dat De puinhoopen van 't stadhuis, mijnheer een der prachtigste gebou wen van zijnen tijd nu pansch verwoest daarachter hebt gij de ininisterieu. Lel op, regardc/., nep_de koetsier. zijne zweep op de peerden leggende, we gaan liet prachtigste van Parijs zien la rue Rivoli de Seine is er iets schooner in de wereld? Wij keken eens wel op eene fteersrechto straat, waarvan de eind niet te zien is thai ven,' een breeds slroom, schoon afgekaaid, waarover wel i 0 ar duinen bruggen liggen, mei sierlijke Logennevens den stroom een breede passagie. bezet met prachtige huizen. Waarlijk, die stroom, met zijne schepenen stoombooten, die bruggen, die rijkgebouwdc huizen, die ontelbare ga/.liehten, die beweging van volk en rij tuigen langs weérskanten den stroom, 't is iets tooveraclitig, iets prachtig om zien. Koelsier, dat is de Pont neuf Ja. we gaan er over, mijnheer Van waar zich alle dagen menschen in 't water werpen? Bah, prullen, niels van Ge ziet wol. Parijs is een geruste stad. Ja, zoo gerust dal iedereen er schrik vau heeft zijn de Pruisen hier geweest? Ja, verscheide dagen'k heb ze daar langsheén de straat zien staan... Kijk eens wat gewoel van volk spijtig dat gij zoo haastig zijtge moet vol strekt voor een week naar Parijs komen. Om morsdood naar huis te keeren, peisden wij in ons eigen. En wat zeggen zhier van de Belgen? vroegen wij. Een bevriend volk; er ziju hier veel belgische werklieden: ze zijn gekend als goeie jongensze werken soms een maand zonder verletten, maai- kunnen dan ook een heele week drinken Ziedaar de statie van Orleans, wilt g'er recht henen Dicht bij, jawo moeien nog soupeeren is er een goed hotel niet ver van de slatie Laat zien, ja ik ga u ievers brengen In een groot hotel niet, hoort ge? Neen, burgerlijk; ge zult er u van beloven, Langsheen den boulevard; ge keert dan terug, en 't gebouw links is de statie. Wo zijn er En de koetsier sprong of, nam ons reiszakken van zijn plateforme. deed het portel open, ontving zijn sous volgens akkoord, benevens eecig drinkgeld, liep aan den baas zeggen dat hij volk bracht, kec-rde terug, groette met zijnen beroesten hoed af, sprong op ziju voituur en was weg. (Vervolg nadien). Op Zondag 6 Juni vie.tde Kotje Canjaere van 't Oudrunchuis van Rolle- gem St Jan, zijnen Jnbiló van 1 OU jaar. Van 's avonds te voren kondigde klok en kanon de plechtigheid aan: geheel de dorpplaats was sierlijk met sperren beplant, en overal in 't ronde waaiden vendels en vlaggen's Morgens werd de Jubilaris naar de kerk geleid door do gemeenIcover'heden met de gilde van St Barbara... Ze klapten van hem naar de kerk te voeren, maar: Niet te doene, zei Kolje, ik kan ik- ik alzoo wel te voele gaan als gijldere- Het was processie na de Hoogmis.. En Kotje vergezelde 't Allerheiligste met etBe flambeeuwe, rap en flinksclilijk een van driemaal zeven, 's Noens was 't kermis in 't Oudraanhuis. Om twee ure kwam 'l muziek van Rumbeke toe om den Eeuweling van zijn paleis tot de kerk te gelijden. Tusschen Vespers en Lof, deed de E. H. Pastor een treffend omstandigheidssermoen over de plech tigheid en den held van den dag. Na den Te Deum doorwandelde de stoet de welvorsierde dorpplaats, die krielde van 't volk, terwijl 't muziek zijne schoonste stukken liet liooren Eikendeen wenschte Kotje geluk, en sprak van de scboone feoste, en van de Eero die hem te beurt viel. «Alzoo gaat 't,« was zijn antwoord, «Vandaag in triomfe. on morgen wéér aan 't spoel- wiel!« Tegen avond werd de Jubilaris plechtig binnengeleid... naar 'tgesticht: volgens zijne oude loffelijke gewoonte begaf bij zicli vroegtijdig ter ruste, en 's anderdaags was bij reeds in de misse van ten 5 ure. Vroeg onder, cn vroeg weer te beene alzoo moet 'l zijn -De morgenstond heeft goud in den mond.» Ahoo spolt 'I honderdjarig Kotje de lesse aan de slerrekykers of te herbergpek- kers die, vooral als 't zondag avond is, altoos tyd genoeg hebben,... en 's maandags n ievers toe goed on zijn,... met vaak te koope, platte borze cn dulle zinnenGod geve dat ze 't verstaan... en er naar doen Raadsels, tste Prijs, 't Woord Bis is goed bekend aan al dc liedjeszanger*, En 't was per markt dat voortijds de munt werd geteld. Maar nu dc groote held van al de priestervangers? 't Is Bismark wel die hier inet reden wordt vei meld. 2- Wel, drommels, wat is dal? Gij zijl een groote Jan, Die stijf veel geld verzot? Misschien zijt gc een bankiert Ju, ja, 'l is juistmaar, krijgt gii roet, in 't midden, dan Goal fluks uw boel om zeep er, wordt gij bankroetier. 3. D.o.o.d, zijn vast vier letters die men vindt In God, cu die. bijeengevoegd, de wrecdc dood 1 oen zien. En 'I liedje, dodo, zingt men bij ccn kind Als liet niet slapen wil en krijsclil op moeders schoot. i. Het onbekende woord dat gc in dit raadsel vraagt Toont ons de plaats waar men zoovele lijken draagt. Weet gij nu nog niet wat het is Nu, 'k zal T u zeggen T ls 'l kei khof, goede vriend, waar incn ons ook zal leggen. 5. Ik geef wel mijn fortuin san kuiper Pier of Jan Die mij, voor 't naaste jaar, ccn friscli ei maken kan. Neen, kuiper. 'I zal niet gaan wil liever een ci drinken, Maar dan moet gc er vooreerst een holleken in klinken. 6. En nu, voor 't laatste raadsel, wat daarvoor genomen Ik twijfel niet of eenheid zal hier niet miskomen, Want, 't laatste deel van ecuwig/icid hijcen gevoegd, Geeft zeker, viicndjc licf't geen ge aan uw lezers vroegt. Oreslcs Kollcgic, Geeraardshergen. Orestos is M. O. Heymansens, poortier, kollegie Gejraardsbergeneu de Xavoriaan, M Pr. Verhulst, te Nieuwerkerken.

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Werkman | 1875 | | pagina 3