kwam, vroegen zij een fosfoorken doch hij weigerde, zeggende dat het nog te licht was. Eenige oögenblikken nadien hoorde men hartverscheurende kreten uit het huis opstijgen. Vrouw Bestibu kwam aanstonds toegeloopen en vond de beide kinderen door de vlammen om ringd op den grond liggen te spartelen. Tot overmaat van onge luk was de lamp omgevallen en al de petrool welke zij bevatte op de meisjes gestort, waardoor de vlam die baar verteerde nog heviger werd. Vrouw Bestiou liep naar de kinderen en poogde bij middel van hare kleeren het vuur ie smachten. Zij kon er echter niet in ge lukken en werd weldra zelf door hel vuur aangetast. Het schouw spel was afgrijselijk. De drie menschclijke wezens rolden en spar telden iu de hevige vlammen, onder het slaken van de ijselijkste smartkreten. Weldra kwamen de inwoners van het dorp toegesneld. Twee jongelingen gelukten erin, bij middel van dekens, het vuur uit te doovcn. Vrouw Bestiou en de beide meisjes ademden nog; doch hare diepe brandwonden lieten geene hoop over haar in 't leven te behouden. Inderdaad vrouw Bestiou en een der meisjes over leden nog denzeltden nacht in de lelijkste smarten. Het andere meisje leeft nog, ondanks de wreede pijnen welke zij te lijden heeft, doch men wanhoopt insgelijks haar te redden Mijdt nijd, die 't gelttk den hals afbijdt. Reis naar Lourdes. Parijs. O. L. V. Kerk. Een rijtoertje door de stad. Wij gingen, ons gevijven, in da estaminet, kregen er reel complimenten, weinig eteneen stukje vleesch voor een muscll, een dunne sneedje kaas met brood, een pint stortewijn, waarvoor wij ieder over den dobbelen frank moes ten dekken. Ons rekening stond op een lang papiertje: zooveel voor vleesch. zooveel voor kaas, zooveel voor brood, item, item, item. Weeral een les. zeiden wij onderoen, niet moer eten zonder akkoord te ma ken. Ondertusschen waren wij toch blij van nog een uurtje te mogen rusten. Wij rookten een sigaar, ik schreef een briefken voor De Werkman en dan, na wat gekout te hebben, was de tijd daar om naar do statie te trekken. Beleefd heid genoeg kregen wij v;in den baas cn zijn madam achterna. Wo zijn nu in de statie d'Orleanswat een groot gebouw een glazen dak zoo hoog als de vout van St Baafskerk te Gentkamers, bnreelen, magazijnen, zonder getal. Er zijn reeds vele reisgezellen gedurig komen er andere toe. Als vriend Sterck maar niet te late komt. Familie bezoeken is weljmaar is t" hopen dat hij op zijnen post zal zijngedurig komen er Belgen toe de statie is wel verlicht; op al do rijtuigen van onzen trein is een letter opdat el keen, tot Lourdes toe, dezelfde plaatst kunne houden. 't Is half twalfer zitten er reeds op het convoiwo zullen ook maar gaan daar isjuisl eon tweede klas; dan bedden wij lijd om ons pakkagio in orde te installeeren. Nog eens rondgokekennievers Storck gezienGod gove dat de man niet Ic laat kome Wij zi'ten op 't convoi; de plaatsen aan 't vensterken zijn reeds bezet; tienlie met don Heer! aan don anderen kant zit eene ziekelijke vrouw met een kennis; daarneven, een dame in 't zwart gekleed neven ons, een heer met grijzen baard en een krachtig wezen, rechtover hem, een onderling mot scherp, gehoekt wezen en goodaardigen blik. Op een twee drie is de ker.nis gemaakt; de ouderling is een Duitscher van Eupen, en hij komt Onze Lieve Vrouw van Lourdes bedanken, die hem eene longerziekte heeft gone/en; de aadere, een Luikenaar, is schoonzoon van den Duitscher; zijue dochter heeft hare genezing aan O. L. Vrouw van Loui des te danken cn hij doet insgelijks oeno blijdo bedevaart van bedanking. Eerste nacht op 't convoi. Eene genezing. Issoudun Kwaart voor twalf ure klonk de bel on 't convoi vertrok. Na de eerste ken nismaking was er van geenerzijde goesting tot praten men wenschte mal kaar goeden avoDd, trok de kazak dichter toe, zocht zooveel mogelijk eene zachte leuning voor 't hoofd en sloot de oogen om den slaap te doen komen. Doch 't gaat zoo gemakkelijk niel met al dat schokken «n Wiggelen over de rails al wat men gezien heeft, Woelt in de hersens men is ontsteld en ongo rusten ware 't niet do groote vermoeidheid, geen oog zou er toegedaan worden.. Zoo brengt de vermoeienis ook haar nut bijeen moeigewerkt man slaapt op de Eteenen.terwijl de rijke rentenier op den zachten dons te vergeefs de telbare weldaden van den slaap afsmeekt. Eindelijk Was de wereld voor oils verdwenen en wij zweefden in het rijk der droomenEensklaps schudt een hovige schok ons wakker; de bel klinkt;viugt minutes l'arrêt wordt er geroepon: Hé, ai, i, oei, och Godwat is 't? waar zijn wij'? is er cou ongeluk waar zijn w j Maar, degene die van de knepen weten, zijn reeJs van 't convoi en trekken het buffet der statie binucn't was daar zoo klaar als ;n vollen dag; tien, twintig bedienden loopen rond do marmerentafels, reeds vol bezeten; achter een buffet wel twee roeien lang, staat ds baas, zijn madarn en zijn dochters, pront opgekleed cn rap rap dat z'ovorentweér vliegen, dat ze bestollen en geld ontvangen, dat z'huu volk surveilleeren, dat ze danken en vragen, dat kan niet verteld worden; op,een, twee, drie was alleman geriefd, volgens goeste on geld deze een koud kieken, geen een sneê kalfsvleesch of schellekes hesp met sallade cn een ftakontje le kkeren wijn, sommige met koffij, of een tas bouillon; een kasleeltasken slechten koffij koste er 10 sous 0,50 centiemen, en een groote rondo kom bouillon, idem 0,50 centiemen; de plaats, voor den bouillon stond, werd belegerd en bestormd, door 't burgers- vo'k immers, dit voedzaam, warm nat ging er wel binnen met de broodjes die men daar voor 3 sous kon koopen 't fransch brood is goed en we! uitgebak ken niet rond. gelijk bij on3, maar smal en wel 'ne meter langmen gerieft er is van gelijk gij vraagt: voor 4, 5, 6 of lien sons. Daar, in de restauratie, zag ik net 'ne wip de Ylaamsche Vrienden en ver heugde mij dat M. Sterck bytijds was gekomen. En voiturel en voilurc! riep men, gauw de flesch met water govuld en rap ar de letter F geloopende reisgezellen waren er reeds't was half twee, als wij de statie van Fontaineblau verlieten, 't Is in die slad dat Napoleon I den afstand van zijnen Iroon moest onderteekenenop dezelfde kamer, op dezelfde tafel waar hij, de groote Keizer, eenen armen grijsaard gedwongen had een stuk te onderteekenen. Doch, die zwakke grijsaard was een Paus O rechtvaardigheid Gods Er werd eenige oogenblikken gepraattoen werd alles wéér stil en men hoorde niets dan 't gesnor der wielen op de lieete rails. Wat ik deed of niet, de vaak wilde niet komen klappen was onmogelijk; bidden ging nietw'had- den 's avonds to voren zoo lang in de kerk geweestkom, er is toch licht het boek van Lasserre uitgehaald en gelezen. Gevalliglijk viel het boek open aan bl 422, waar Roger Cassagnac, douaanbediende te Bordeaux, de genezing van zijn tienjarig kind verhaalt. Dit kind, Jules, was gezond tot zijn 10 jaren. Dan, den 25 Januari 1865, kloeg hij zekeren avond van piju iu zijn keel en kon niet eten. Alléngskens verergerde dit en twee maanden na datum kon de jongen niets meer binnen krijgen dan melk en bouillon. Hij vermagerde en verteerdetwee voorname doctors meesterden hem gedurende 15 maanden :Jules ging baden nemen :alles vruchteloos; zijne ouders en hij waren wanhopig. Eens las Jules eenboeksken over Lourdes; moeder, zeide hij, ik peis dat Ons Lieye Vrouwmij zougenezen. Het monsch sloeg geen acht op die woorden. Die ziekte duurde nu twee jaren en Jules verging als sneeuw voorde zon; op dien tijd had hij niets dan nat voedsel genomen een wassen beeld geleek hij. Doctor Gintrac, van Bordeaux, werd geraadpleegd. Zou 't somtijds geone inbeelding zijn? vroeg de Vader. Neen, werd hem geantwoord; ik heb de keel gesondeerd en met mijn vinger onderzocht. Het is onmogelijk dat er iets ander in kan dan dnn nat, eenige milimeters min opening en 't zou een versmachting te weeg brengen. Hetzelfde werd hem te Toulouse bevestigd. «Ach, dacht de arme vader mijn kind is voroordeeld, zonder appel. Zekeren dag zeide Jules tot zijne moeder: Ziet ge wel, mama? Do doctors kunnen mij niet genezen. Zendt my naar Lourdes en ik zal genezen; ge zuil het zien. Moeder vertelde dit aan vader, die zegdeEr valt niot meer te aarzelen. Ik zal hem naar dc Grot brengen. Den 12 Februari was 'l een schoonen dag en wij namen een trein van Tarbes, verhaalt Vader. Jules was verheugd en zeker van to genezen. lk zal genezen, zeide 't kind gedurig, waarom niel? anderen zijn er wel genezen. Tc Tarbes Lad iedereen medelijden mei dit graatmager en doodsbleek kind. Wij kwamen lo Lourdes aan ik kocht een doosje biscuiten, Inde kerk, hoven de Grot, was do Mis juist aan. Jules bad met een kcmelscb geloof. Een priester bcmorkte hem en vroeg of hij hem aan de heilige Maagd vvildo toewijden. Dit gedaan zijnde: Kom. laat ons gaan, sprak het kind; Vader, ik ga genezen. Wij waren voor de Grol. Jules knielde, vouwde zijn handjes en bad toch zöo vurig. Dan stond hij open ging naar dc fontein. Vrce^clijk oogenblik 1 Hij waschtlo zijnen hals en zijne borst nam etn glas en dronk eenige slokkon van 'l mirakuicus water. Hij scheen kalm,gelukkig, blonk van betrouwen. ik beefde en si .'derde voor die vrceselijke proefProbeert nu, zeide ik, hem een biscuit gevende. Hij nam lietik keerde mij om. Hot lot mijns zoons ging beslist worden. Angstigo gedachten woelden nuj door T hoofd. Alras hoorde ik Jules mij op blijden loon toeroepen Papa. il< slik, ik kan eien 'ij was er zeker van, ik had het Geloof!» O welke slag Mijn kind, reeds in 'l graf, gered, eensklaps gered.' En ik, zijn Vader, getuige van deze schitterende verrijzenis. Om 't geloof mijns zoons niet le on stellen, deed ik mij geweld om niet verwonderd le schijnen. Ja, Jules, mijn jongen, Vwas zeker, 't kon niel anderszijn. Ik gal hem nog eenige biscuitenhij at zo zonder moeite, smakelijk. Ik moest hem inhouden. Wordt voortgezel. De Boerenleute. Maat in 6/8 Toon do majeur. Modorato sol dieze fa sol la sol.mi 1 do do do re mi. do. fa »ii re do 1 si. re. do si la sol do.sol dieze fa sol la sol.,, mi do do do re mi. do. fa mi re do si. re. do' si la sol j do,,,, fa fti fa sol fa mi re, j. mi mi mi /fl mi re do, re re re mi re do si do re do si la sol.,, sol sol la si do do re mi. mi do sol.., sol sol la si do re mi fa. fa re do.,„

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Werkman | 1875 | | pagina 3