Hij is b
Reis naar Lonrdes.
Issoudun. Revanche. Perigiueuz.
Uit de kerk van Issoudun komende was ons eerste werk van aanstonds uit
te zien naar een tasken kolfij. Brood en vleesch hadden wij ruimschoots in
onzen knapzak. Op het groot plein, voor de kerk, stonden kramen genoeg,
waar de dampende kolfij u in den neus vloog en eene beleefde madam u iuvi -
teerde :doch, het lustte ons niet daar in open veld te dnjeuneeren, en wij trok
ken't stadje in: w'hebben geweien waarom twee, drie straten doorgegaan,
geen herberg, geen café, geen restaurant te vindon wij zagen scheel van
honger en blauw van dorst; een caveeije ware ons nu welkom geweest! maar,
neen wij trokken in wanhoop de oude smalle straten door. Daar is de kerk,
een oud, schrikkelijk oud gebouw, daar de groenselmarkt, 'ne voorschoot
grootvier franijaisen staan er te klappen alsof ze vandaag nog hun long
moesieil verslijten.
Er komt daar 'nen heer.
Mijnheer, asteblieft, weet g'ons geen estaminet?
Ge volgt de straat rechts, ge komt op de markt, en rechts zult g'er ver.
scheide vinden.
Mei\h.
Inderdaad, twee minuten nadien zagen wij de groote markt, een estaminet,
waar wij, bijna dobbelthoop vallende, introkken.
Binnen gegaan, kolfij gevraagd, ons in de groote en nette herberg neerge
zet, ('t waren al banken met roodc kussens en marmeren tafels)onzen knapzak
uitgehaald, brood en sneedjes tong afgesneden, den miserabelen slechten
kolTij met smaak gedronken, nog een tas gevraagd, een druppel'je aan den
toog genomen, met den baas geklapt, elk veertig eens gegeven en 't spel was
afgespeeld.
Rechtover die herborg is oen oud sterk kasteel En wat zullen wij van
Issoudun zeggen Een steedje, alzoo gelijk Ninove, maar in 't wit zand ge
dopt; s;ille, brave, gospraakzame menschen. 't Was rond 9 ure; wij hadden
nog 2 ure lijd en gingen nu een weinig frisscke lucht scheppen, voor de kerk,
op de banken, onder het lommer der lindeboomen.
Wij kregen daar aanstonds 'ne franschman bij ons, van onder tot boven
in 't zwart gekleed, 'ne mensch met een deftig voorkomen, ievers 'ne gepensi
onneerden kapitein of iets diergelijks.
Hij vroeg ons naar België en wij spraken hem van Frankrijk en dezes on
gelukken. Dit was zijn gevoelige snaar treffen; op hevigen en hartroerenden
toon betreurde hij 't verraad van Ba/.aine en de overwinningen der Pnvissen
Pruisen heeft (Jwaas gehandeld met ons twee provinciën te ontnemen 20 mil
liards ware dragelijk geweestmaar ons Frankrijk verscheuren, ons vermin
ken, neon, 't gaat te verook ge zult zien dat de Revanche niet lang zal wach
ten overal worden er kanons en geweeren gemaaktzoohaast Frankrijk
gereed is, springt de bom
Zoo sprak de man, die overigens cbristeno gevoelens had bij toonde veel
eerbied voor do Pulgrimagio en voor alles wat de Religie betreft en wees
ons de voornaamste gestichten der stad.
De zon begon hevig te gloeien, we namen afscheid van den ouden soldaat
en gingen eerst eenige scapuliers en beeldjes koopou.om daarna in de kerk te
gaan bidden, tot het uur om naar de statie te gaan.
t' Issoudun was er tijd genoeg geweestkwart voor 11 ure was iedereen in
de statie; en moest niet veel gebeld worden alleman zal op zijn plaatsVivt
la FranceVive la Delyique was de afscheidskreet, en de trein vertrok naar
Lourdes
Wij hadden den waggon F, du^dezelfde brave geburen.
Hoe stellen het de heeren vroegen wij.
O, bcsser kan das nicht sein, sprak de Duitscher met zijn goedaardig en
vaderlijk wezen solclic dingen haben nir nog nicht gesehen!
O, welke bidplaatsen in Frankrijk, sprak dé waa' in goed Vlaamsch, er
is hier nog Geloof; Frankrijk zal gored worden.
Ja, er komt nieuw katholiek leven in.
Wij spraken eenige oogenblikken.over Frankrijk, doch 't was zoo warm op
't convoi, wij hadden zoolang in de hitte gewandeld, dat iedtel'aeh de behoefte
voelde van een uilkori te vangen..."'t Ging heel gemakkelijk en deed ons
wonder wel deugd
Onze eerste statie was nu Chateauroux 25 minuten te wachteneens afge
stapt, versch water in onze flesch gedaan, onze wijnflesch gevuld, de vrienden
Sterck en Baten gaan bezoeken cn wéér den trein op, gansch verkwikt en nog
m er verkwikt door een bezoek aan den knapzak.
Reiszakken deugen volstrekt niet om ctenjn te doen wij ondervonden da
en zagen met nijdigé eogen hoe de Duitscher uit een vierkantig korfje, schoone
boterhammen, stukjes vleesch, wijn en appelcienen haalde. Iedereen deed zijn
eigen keuken op de knieen, met een schuinsch oog op zij ziendelagen wij
onder voor de knapzakkerij, we waren ver boven voor de kwaliteit; en 't wa3
nog 'ne kadeau van 'ne grootea vriend onze3 huizes een tong zoo rood als
karnaat, levende versch. jeugdig, sappig, voedzaam, verkwikkend, oo"- en
mondslreelend en een stuk filet op zijn navenantNeen, neen, laat de boeren
maar dorschen, wij kunnen geen kwaad kwest of wij tol Rome toe niet ge
raakten, met ons proviand Aan de menschen die een verrë reis doen kun.
en wij niet genoeg aanraden zich van een goede tong te voorzien; dat voedsel
die best doet. t
is onbetaalbaar, bijzonderlijk als 't 'ne kadeau is.... Onsgeburen en wij, allen
waren wel opgezet, de flesschen wijn werdén aangesproken en wij blonken van I
ziels - en lichaamsvoldoening, en klapten'gelijk studenten in vakantie.
Argenlon! een pronte statierijd maar voort, lukomotief! w'hebben niets
van doen!
Zal 't de compagnie niet kwalijk nemen, dat ik luidop den Paternoster
lees? vroeg de Luikenaar.
Wel, integendeel, mijnheer; - - w'hadden 't al gepeisd; als 't u blieft!
't is toch een beevaart die wjj doen 1 lees zoolang als ge wilt! Zoo
zeide iedereen daar zijn zangsken op.
En de paternosters werden uitgetrokken, en de brave Waal begon le lezen,
op 'nen toon en met een devotie, die mij eiken keer troffen; 't was gemeend
bij hem cn ik begon dien vent geerne te zien,
De trein sjoelde voort, onder 'l gestadig rollen der Ave Maria's, terwijl de
wind ons bijwylen de gebeden en zangen der gezellen van d'ander waggons
bracht... Eensklaps zyn wij in de dikste duisternis; een tunnel, lang bij lang;
14oo meters, heb ik later hooren zeggen.... Neen, plezierig is dat niet; en
wel 20, ja, wel 20 keereu zijn Wij aldus onder de bergen gereden; och, wat
moeien d'otide vrouwen, die op den trein waren (natuurlijk, anders wisten zij
er niets van) wat moeten die menschen alteraces hebben afgezien
Uit den tunnel komende, hadden wij schoone gezichten bergen met wijn
stokken zonder getal! rotsen van witten en blauwen steen, tot in de wolken;
lieve kleine dorpkes op heuvelen of aan den voet der bergen immer afwisse-
sclende gezichten Kijk! daar staat een oud kasteel op het toppeken van
dion hoogen berg; een ravennest, een overblijfsel van 't leenheerscbap, met
kanteelen, valpoorten en schietgaten!... Daar verder is het nieuwerwetsch
zomerverblijf van 'ne millionnair, rondom zijn prettige boerenwoonsten; nu
zijn wij onder, dan boven cenen berg; dan weder rijden wij tussehen eene ke
ten van bergen... O, wat is de Natuur schoon en wat zal de Hemel ons niet
leveren, als deze plaats van ballingschap reeds zooveel bekoorlijkheden ople
vert
En ziet nu eens, 't is April en de slooren bloemen daar al; deoogst staat 'nen
halven meter hoog, en al de fruitboomen zijn in bloemen, 't Is hier ook heet
gelijk bij ons in Juli. De Duitscher moest ook van gedacht zijn dat het heet
was, want hij haalde eenige appelcienen uit en dwong aide geburen er een
stukje van te nemen, 't Werd familie, zoo men ziet; men dankte eerst wel;
maar nam dan toch aan, wat uit goederhorte was gegeven.
Limoges! een gioole stad; 25 minuten arrest! juist tijd om eens water te
halen en een pintje wijn te gaan drinken voor 8 sous.
Hij verbetert, zeiden do vrienden uit Meire ons. wie wij tegenkwamen;
ge zult zien boe dieper Frankrijk in, hoe beteren wijn I'-
Ik kocht mij daar voor twee sous een kaart van d'ijzeren-wegen, van de
madam die met boeken stond. En hoe dat mij te pas kwam, is onbeschrijfelijk!
(Wordt voortgezet).
Ziehier nog eene treffende eposide uit de overstroomingen van
Toulouse, namelijk de redding van pater Emmanuel van het Car-
mclielcn orde.
Deze priester was de biecht gaan hooren van eene gebrekke-
lijke vrouw, welke in stervensgevaar verkeerde.
Te nauwernood was hij met de biecht begonnen of de planken
vloer begaf onder hunne voeten en in minder dan een oogwenk
lagen boetelinge en priester in het stroomend water. De vrouw
riep nog om de absolutie, die haar door den priester gegeven
werd; deze laatste zag haar gedurende een oogenblik aan' hare
knielbank geklemd in hel water drijven om vervolgens tc ver
dwijnen.
Paler Emmanuel voelde, terwijl hij in het water lag, eenen balk
die hem tegen het hoofd bonsde hij greep dit stuk hout vast,
klemde er zich aan en dreef weg, terwijl hetgansche gebonw ir.et
een donderend gekraak instortte.
De priester dreef alzoo met zijnen balk tol 's anderdaags 's
niorgends, rond 7 ure, wanneer hij zijne voeten den grond vóelde
raken. Hij was gered; eenige oogenblikken daarna bevond hij
zich op het droog.
Telegrams uit Frankrijk berichten ons dat het op nietlw
begint le regenen en eene tweede overslroominggevrecsd wordt.
Mijnen vriend, Louis Oulterman, na den
2den Sinxenslag 1375, te Gent.
f/npia barbarico gens pxcitata (unuillu
Mc Bracbunta furit.n.eque cruenla petit.
Quid libi peccavi. qui pacis nunttn porto?
Pax est qub'l porto cur mihi bclla moves?
Oichibricf van ilen II. Livinus, patroon van Gent.
O Clauwaert. Claiiwaert,
Wacht u oor den Lcljacrl.
Gaet ghi noch te Ghent tuaert,
Ghi laetter huwen tnbhaert
Al wner di noch so seerc ghebaert,
Sy sullen hu maken nervaert.
Oud vlaamscli lied van 133
Quantum mulalum ab tllo Gandavo.'
Yirgilius verjongd.
Zangwijze T' cn sonviens-tu