81
Die keur
De Moordenaars.
De oorlog met Oostenrijk, in 1809 zoo gelukkig voor Frankrijk,
Was sinds ecuige weken geëindigd, toen een hongaardsche koop
man, die gedwongen was te Wcenen liet einde der vijandelijkhe
den af te wachten, zich op weg begaf om naar zijn land terug te
keeren.Niet zonder aarzelen aanveerdde hij de reis, want hij droeg
eene aanzienlijke som geld op zich en dacht aan de talrijke die
venbenden die van den oorlog hadden gebruik gemaakt om zich
ongestraft aan baanstrooperij over te leveren. Niettegenstaande
dit, rekenende op zijnen moed en de vlugheid zijns peerds, was
zijne vrees weldra overwonnen.
Eenige dagen na zijn vertrek uit Weenen oversellrcidde hij de
grenzen, zonder dat hem eenig ongeval was overgekomen. Den
avond van den vierden dag trad' hij een stedeken binnen, en nam
zijnen intrek in eene kleine afspanning van het voorgebortc, die
hij weinig bezocht waande aldus rekende hij zooveel mogelijk
de reizigers van alle slach te ontwijken. De lieden van het huis
schenen hem eerlijk toe; de herbergier zelf verzorgde zijn peerd,
en weldra zette de reiziger zich aan tafel mei den herbergier en
zijne familie. Bij het einde der maaltijd vroeg de herbergier aan
den koopman of hij van verre kwam.
Ik kom van Weenen, anlwoorde hij.
Van Weenen riep de vrouw van den huize dan moet gij
zeker veel nieuws weten
Wat zegt men van den vrede vroeg de weerd zullen wij
weldra ontlast zijn van de Franschen?
De vrede is gesloten, en de Franschen zijn op weg naar
hun land, 't is alles wat ik u desaangaande kan zeggen, want ik
bekommer mij weinig met de zaken van het gouvernement,slechts
naar Weenen gegaan zijnde om eenige peerden aan hooge prijzen
te verkoopen.
Nauwelijks had hij die laatste woorden uitgesproken, of de
weerd gaf' een bijna onzigtbaar teeken aan eenen grooten en
kloeken jongeling, tegenover hem gezeten, en die zijnen zoon
was. Die beweging was echter den koopman niet ontsnapt maar
hij dacht er zich niet te moeten over bekreunen, steeds meenende
zich bij eerlijke lieden te bevinden.
Het gesprek ging voort tot eenige minuten na het avondmaal
de koopman vroeg om ie gaan rusten en de weerd nam eene keers
om hem te geleiden naar de voor hem in gereedheid gebrachte
kamer. Na den cour der afspanning overgetrokken te zijn, werd
de reiziger in een afgezonderd paviljoen geleid hij doortrok, al
tijd voorafgegaan door den weerd, eene kleine wel gestoffeerde
plaats, en trad in eene tweede kamer, waar zich een schoon bed
bevond. De weerd wenschte hem den goeden nacht en vertrok.
Toen de koopman alleen was, ontdeed hij zich van zijne kleede
ren, en na zorgvuldiglijk de deur gesloten te hebben, telde hij
zijn geld en zijne banknoten, om zich te overtuigen of alles in regel
gebleven was, en hij legde dit alles onder zijn oorkussen. Hij be
dankte de Voorzienigheid over de bescherming die hij genoten
had; zijne tevredenheid was te grooter, daar hij zich op weini
gen afstand van zijn land bevond en zich buiten het bereik van
alle gevaar waende ook wachtte hij niet lang van in eenen die
pen slaap gedompeld te wezen.
Twee uren waren reeds voorbij gesneld, toen hij door de kou
de werd ontwaakt hij ontsloot de oogen en zag het venster ge
opend en eener. man die door hetzelfde poogde in zijn kamer te
dringen, maar die man daalde plotselings weder op den cour.
Dan hoorde hij het gerucht van verscheidene stemmen, en den
kende dat het zijn leven gold, verdook hij zich verschrikt onder
zijn bed.
Nauwelijks was hij in dezen schuilhoek, of dezelfde gedaante
verscheen weder voor het venster maar ditmaal verwijderde zij
zich niet,en een sterk gespierde kerel sprong in de kamer. De
koopman dacht dat zijn laatste uur geslagen was, en beval zijne
ziel aan God maar tot zijne groote verwondering, ontkleedde
zich dengene die hij voor eenen moordenaar had genomen, en die
moeielijk op zijne beenen recht kon staan.
Hij is bedronken, zeide de koopman hij zal dit gedaan
hebben om meer moed te hebben voor die uilvoering van zijn
schelmstuk.
Zijne vermoedens werden niet bevestigd toen de dronkaard
zich van zijne kleederen bad ontdaan, wierp hij zich op het bed
en wachtte niet lang van te slapen en te ronken op eene wijze om
de ruilen te doen daveren. Onze koopman wist niet van dat alles
te denken, en wilde bevreesd van onder zijn bed tevoorschijn
komen, maar nauwelijks had hij eene beweging gedaan, of hij
werd een gerucht in de naburige kamer gewaar terstond werd
de deur geopend en de weerd en ziju zoon traden zonder gerucht
binnen.
ft, heeft angst.
Breng geen licht, zeide de vader; het ware genoeg om hem
te wekken.
Hij slaapt vast, antwoordde de zoon. Daarenboven wij zijn
met tweëen, en ik heb opgemerkt, bij hel avondmaal, dat hij
slechts voorzien is van een ellendig mes.
Zooveel te beter, maar hij mocht om hulp roepen, en liet is
niet noodig den alarm in den omtrek te verspreiden.
Onze koopman was meer dan ooit overtuigd dat zijne laatste
oogenblikken naderden.
Zoo als de weerd het verzocht had,bleef het licht in de naburige
kamer maar de deur werd opengelaten, zoodat de klaarte bin
nen de slaapkamer van den koopman drong, zonder het bed te
verlichten. De koopman zag dan duidelijk de twee booswichten.
Steek toe, zeide de vader.
De zoon trof, en de koopman hoorde werktuigelijk 't gerucht
eens lemmers van een mes verscheidene malen in 't lichaams des
slapers stooten.
Is 't gedaan vroeg de weerd na een oogenblik stilzwijgen.
Ja, en om er zeker van te zijn, heb ik hem den hals alge-
sneden.
En het geld
Ziedaar eene beurs redelijk wel gevuld, en eene poriefolie
die ik onder het oorkussen heb gevonden.
Welnu, laat ons geenen tijd verliezen. Haal de spade en
kom met mij in den stal.
Zij vertrokken, en de koopman, meerdood ^lan levend, kon nu
vrijer adem halen. Hij wachtte nogtans eenige minuten, vooral
eer zijne schuilplaats te verlaten maar toen hij oordeelde dat
vader en zoon in den stal aan het werk waren, kwam hij te voor
schijn, sprong uit het venster en liep zoo vlug het hem mogelijk
was, naar de stad. lu het eerste wachthuis aankomende, ver
klaarde hij wat hem kwam voor te vallen; men geleidde hem bij
den burgemeester, die gevolgd van soldaten en voorafgegaan van
den koopman, zich naar de "afspanning begaf, waar de grootste
rust heerschtte. Men omsingelde het huis, en de magistraat, dc
soldaten en de koopman traden in den stal, waar vader en zoon
vlijtig arbeidden aan het graven van eenen put. Dc booswichten
werden dermate vau schrik bevangen, toen zij den man, dien zij
dood waanden, voor hen zagen staan, dal zij geen woord konden
uiten maar dc vader, zich weidia herstellende, aanzag den
koopman en zeide
Hoe kunt gij mij betichten van moord, daar ik u geen hoe
genaamd kwaad heb gedaan
Ik kan slecht gelooven wat ik zie, zeide de zoon ik moet
hem aanraken
Daar hij zonder wapens was, stemde de koopman er in toe
zich te laten aanraken de booswicht bracht zijne hand over zijn
lichaam, de plaats zoekende waar hij met het mes had gestoken,
en de hand onder de kin van den koopmau brengende
Hel is klaar dat wij geene moord bedreven bobben waar
van belicht men ons dan
Dat zal zich weldra verklaren, zeide de koopman.
En hij begaf' zich met den magistraatde soldaten en de twee
booswichten, in het paviljoen. Deze laatsten bleven nogtans be
daard maar hunne gerustheid maakte weldra plaats voor den
schrik, toen men op het bed een bebloed lichaam ontwaarde. De
vader bezat nog den moed om zich over het lichaam te buigen,en
htt te bezichtigen. Plotselings hiel hij een verschrikkelijk gehuil
aan, en riep
Het is mijnen zoon het is mijn oudste zoon dien wij om
gebracht hebben En op dit geroep viel hij in onmacht.
Bij het gerucht dat daarop werd gemaakt stond de weerdin,
onbewust met het gebeurde, uit haar bed op en kwam toege
sneld. Hare wanhoop was zoo groot bij bet zien van het onzielde
lijk van haren zoon, dat zij zinneloos werd en dat men haar van
hei lijk moest afrukken.
Men vernam dan dat de zoon van den herbergier den avond
buiten de stad had doorgebracht, en zich had opgehouden, mot
zijne vrienden, in de herberg dat hij bedronken was, dat hij, dc
verwijtingen zijns vaders vreezende, en niet wetende dat oen
vremdeiing zich in huisbevond.door het venster was geklommen,
iels waf hij meermaals had gedaan. Zijn staat van dronkenschap
had hem het binnenspringen in de kamer eerst onmogelijk ge
maakt hij was op den grond gevallen en wilde den nacht o\cr-
breugen bij eenen zijner vrienden maar deze laatste" drong er
op aan, dat hij te zijueul zou terug keeren, en hielp hem bij de
beklimming.
De koopman bekwam zijne beurs en portofolio lerug, en dc
moordenaars ondergingeu eenige maanden later de verdiende
straf der mensckelijke gerechtigheid: beiden werden opgehangen.
Einde.