Geen konst en Aan het Sterfbed. Eerbiedwaardig is der Kerk het lijk van den mensch, die in hare gemeenschap dit leven verlaten heeft. Zij verlangt en vraagt eerbiedig voor dat ligchaam zij wil dat het met onderscheiding behandeld worde alles/.ij passenden betamelijk, l.ijk-gewaad en verdere tooi wordt vrijgelaten naar de verschillende gewoon ten die hier en daar heerschend zijn, maar het gezegend teeken onzer Verlossing, het zegevierend kruis mag nooit ontbreken. Een klein kruisje worde geplaatst op de borst tusschen de handen van den overledene. Daarbij zien de kinderen van Maria gaarne het wapen hunner lieve Moeder en zij strengelen den rozenkrans om het kruis tusschen de verstijfde vingeren. De Protestanten hebben een afschuw van lijken en verbergen die liefst achter deur of gordijn tot hetoogenblik komt om ze voor goed aan het oog te onttrekken. Niet zoo de Katholiek. Hij zorgt dat na het sterfuuV'zoo spoedig mogelijk alles gereed zij om het lighaam van zijn dierbaren overledene, met den gebruikelijken doodstooi aan het oog van de deelnemende vrienden en gebu- ren te kunnen toonen. Volgens voorschriften van het Ritueel moet bij het lijk altijd licht branden. Dat het gewijd waslicht moet zijn, wordt niet ge zegd, maar ik begrijp zeer goed, dat goede katholieken geen an der willen en dat zij die het kunnen doen, niet één maar meer gewijde kaarsen zullen ontsteken, ten minste in die oogenblik- ken, bij voorbeeld des avonds, als meer komen om bij het lijk te bidden. Het licht bij de lijkbaar moet beteekenen, dat de ziel nog im mer leeft en zal leven in eeuwigheid dat de overledene als een zoon des lichts heeft geleefd; dat ook zijn ligchaam verrijzen en met de ziel deelen zal in de vreugde van het eeuwig licht. Zorg ook dat er wijwater aanwezig zij, zoo dat het lijk van tijd tot tijd daarmede besproeid worde. Dat zullen de geloovigen doen, als zij na hun gebed verrigt te hebben den palmtak in handen nemen en een kruisje met wijwater over het lijk maken. Wij bcsproeijen de lijken der onzen met het gewijde water om de duivels te weren, de helsche benden die somtijds hun geweld keeren tegen de ligchamen van de overledenen, die zij in het leven niet hebben kunnen schaden. Eene laatste vermaning van het Ritueel is deze intusschen zullen, tot aan den dag der begrafenis,zij die tegenwoordig zijn, priesters of anderen, bidden voor den overledene Verlaat daarom nooit een sterfhuis zonder ook een oogenblik bij het lijk gebeden te hebben. Hebt ge zelf een sterfgeval in uw familie, verzoek dan dat er velen zullen komen om te bidden vraag uwe geburen en de vrienden van den overledene dat zij, gelijk dit zoo schoon in gebruik is op katholieke plaatsen van ons vaderland, dat zij zoo lang het lijk boven aarde slaat, des avonds komen om te samen den rozekrans te bidden, En hiermede geloof ik, dat gegeven is wat beloofd was voor al met het oog op de voorschriften der Kerk werd gezegd wat aan het sterfbed vermeden, wal daar gedaan moet worden. O ik bid u, lieve lezers, wilt toch niet letten op het gebrek kei ijke van mijne woorden. Trachten wij veeleer de zaak zelve ernstig ter harte te nemen. Het is alles, wal onze goede Moeder de Kerk voor hare kinderen doet en vraag', zoo verheffend, troos tend en vooral krachtgevend. De bijstand door ons naar den geest der Kerk aan het sterfbed verleend, zal ook aan ons zeiven heilzaam zijn in die droevige omstandigheden ons goed doen aan het harte, en ons de genade verwerven, zoo smeeken wij het van Gods groote barmhartigheid,dal, komt ook eenmaal ons laat ste uur, dat dan ook andereu zich onzer ontfermen,en aan ziel en ligchaam de laatste diensten bewijzen zullen, De hond en de schildwacht. Tijdens het eerste Franseh keizerrijk bezat ieder regiment zijnen hond, die, ten gevolge der onderscheidene zorgen 'en der opvoeding, welke hij bij de soldaten ontving, niet zelden een buitengewoon vernuft aan den dag legde. Ten jaro 1807, bevond zich op het eiland Rugen een regiment in garnizoen, dat, bene vens verscheidene compagnieën snpeurs en schansgravers, deel maakte van het legerkorps maarschalk Davoust. Dit regiment dan had ook zijnen hond het was een witte, zwartgevlekte poedel, dien men Capucijn genoemd had. Napoleon veranderde schielijk het plan van den ondernomen veldtocht, en volgens zijne bevelen moest het eiland op staanden voet ontruimd worden, evenals de gansche kust van Pommeren. leder garnizoen, iedere post trok achteruit, en dit op eene zoo spoedige wijze, dat men vergat cenen schildwacht te verwit tigen, die op eene der hoogte stond, welke de haven van het kt, daar loon ontbreekt. eiland beheerschen. Op dezen post stond een jong soldaat, met name Firmijn Bon- narü, die nauwelijks twee jaren dienst telde. Heden zou zulk een dienst al tamelijk lang schijnen, maar te dien tijde werden de krijgslieden, die zes, zeven ol zelfs wel acht jaren gediend had den, nog maar als soldaten van de eerste broek gerekend. Doiiiiurd en Capucijn waren oprechte vrienden, en droegen elkander eene buileugemeene genegenheid toe. Het was te middernacht, dat de korporaal den schildwacht naar zijnen post had geleid, en de soldaat moest om twee uur weder algelost woiden vervolgens zou hij tot vijf uur des mor gens in de wachtplaals mogen slapen. Dank aan hel vooruitzicht dezer rust, en misschien wel met de gedachten in het lieve tfe- geboortedorp, dat verre van daar in het schoone vaderland lag, schenen die twee uren wakens hem geenszins lang; hij was bijna ten einde van zijnen last, toen bij in de verte eene zekere be weging meende le nemen. Hij gat acht, en vroeg zich zeiven af, of de korporaal misschien, reeds, kwam met den man, die hem moest aflossen hij hield zich dan gereed 0111 hem een krachtig qui tuve toe te roepen. Doch, alle.igskens verging het ge rucht, en de stappen, die hij vast meende gehoord te hebben, kwamen niet nader. Nochtans geloofde hij zich niet bedrogen te hebben wat meer is, zijn tijd was voorbij hij leende opnieuw het oor en luisterde met ineer aandacht, ditmaal docht het hem, dat hij het gebas van eenen houd hoorde, dat snel naderde welhaast erkende hij de stem van Capucijn, en daar hij niets wist van hetgeen er gaande was, kon hij zich van dit ongewone bezoek geene reden geven. Alvorens hij luid kunnen nadenken, had de hond reeds de hoogte bereikt, en kwam hem al blaffende de handen likken, Ha daar zijt gij, mijn goede Capucijn, sprak Boimard, den hond afweerende, ik ben te vreden u hier te zien. maar gij zoudt toch beter gedaan hebben,haddel gij den korporaal medegebracht 0111 mij af te lossen, want ik begin vaak te krijgen, Capucijn antwoordde door wanhopig te bassen, wat geheel buiten zijne gewoonte was, en hij sprong andermaal naar den schildwacht toe. Ik versta u wel, mijn goede vriend, zeide de soldaat al lachende, gij zoudt willen, dat ik met u danste om mij te ver warmen. Hoe jammer, dat gij het wachtwoord niet kent, en dat gij geen geweer hebtGij zoudt mij aanstonds kunnen vervan gen. Capucijn ging intusschen voort met bassen, en liep als een zot ailijd om en rond den schildwacht. Wanneer hij zag, dat zijne pogingen vruchteloos bleven, trok hij den soldaat bij de mouw en'bij de slippen zijner kapot, als om hem mede te trekken, tot zooverre zelfs, dat hij zijnen uniform scheurde. Zooveel gemeenzaamheid werd den jongen soldaat onverdra- gelijk; hij verloor zijn geduld eii deed den hond met eenen goe den schop ten gronde rollen. Hel arme dier stelde zich aan het huilen en zich mishandeld en niet begrepen ziende, verwijderde hij zich een weinig, doch kwam even spoedig terug zonder op de viesgezindheid van zijnen vriend acht te slaan. Nu sprong hij niet meer, hij kroop hem legen, likte hem de Landen en zag hem aan met een smeekend gelaat. Wilt gij van mij af blijven! riep Bonnard, hem met zijn ge weer bedreigende, bij zooverre dat Capucijn benauwd wordende, en ziende dal al zijne moei e vruchteloos was, zich langzaam ver wijderde, terwijl hij herhaalde malen treurig achter zich.keek. Hij kwam juist intijds aan de haven om met zijn regiment in gescheept te worden. Ii.tjsschen sloeg het welhaast vier uur, en de wachttijd van onzen soldaat was reeds lang voorbij. Het is vast. dat de krijgstucht hem verbood zijnen post te ver laten, maar de honger, die de wolven uit hunne bosschen drijft, deed hem eindelijk voor een oogenblik de strengheid der krijgs wetten vergeten Hij verliet zijnen post, zonder afgelost le zijn, wanneer hel zes uur sloeg. Indien iemand moet door den kop geschoten worden, morde hij, dan voorzeker ben ik het niet, maar wel de korporaal, die zijnen dienst niet doet en eenen armen drommel van soldaat zes uren achtereen op post laat staan Ilij begaf zich naar do wachtplaals, maar vond er niemand meer. Ilij wist niet wat denken, en beeldde zich in, dat het garnizoen heengetrokken was om een ander deel van hel eiland te bezetten'. Toen begaf hij zich op zoek naar zijn regimentnauwelijks heeft hij echter eenigen weg afgelegd of hij ontmoet eenen landman, die naar het veld ging arbeiden. Zeg eens, vriend, roept bij hem toe, kunt gij mij zeggen naar welken kant van liet eiland de Fransche krijgsbende heenge-

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Werkman | 1875 | | pagina 3