öc II) crijcrg Geen konst en spreekt, daar loon ontbreekt. De hond en de schildwacht. Na eenige overweging en nieuwe klaagreden over zijn ongeluk aanvaardde Bonnard het aanbod. Hij bleet bij den boer wonen, en was na eenigen tijd zoodanig de vriend dertamiiie geworden, dat hij met de dochter des huizes trouwde. Vier jaren verliepen alzoo, maar intusscben dacht Bonnard dikwijls met droefheid aanzijn vaderland hoewel hij om zoo te zeggen de landgenoot der brave bewoners van Rugen geworden was, en, tevreden met zijn lol, zijn onvrijwillig achterblijven bij na vergeten had. Op eenen goeden morgen, kondigt men van Rugard, dat op het hoogste van den berg gelegen is, de nadering eener kleine vloot aan. Het waren oorlogschepen met de Fransche vlag. Men hoorde weldra de kreten van Daar zijn de Franschen daar zijn de Franschen Zij gaan aanlanden De tijding kwam spoedig tot Bonnard, (en de ooren begonnen hem te tuiten, als na het afschieten van een kanon. Hij achtte zich een verloren man, doch benevens zijne vrees behield hij nog eenige hoop in het hart. Hij liep haastig naar huis, deed zijnen uniform aan, nam zijn geweer en ging zich stellen op dezelfde hoogte, waar men hem eenige jaren vroeger achtergelaten had. Ituusschentijd naderden de schepen het eiland op het eerste bevond zich een wille zwartgevlekte poedelhond, die bij het na deren der kust een blij geblaf liet hooren, dat gedurig toenam. Ondanks zijnen angst, weende Bonnard van blijdschap, toen hij zijnen ouden troirtven Capucijn herkende. De hond, van zijnen kant, kon zijn ongeduld niet intoomen, hij sprong van het schip in zee, en zwom landwaarts. Zoohaast bel schip nabij genoeg gekomen was, stelde de sol daat zich in krijgshouding en riep met alle krachtQui vive Wie daar, gij zelf? riep men hem van het eerste schip toe, waar de stafofficieren van maarschalk Davoust zich bevonden. Wie zijt gij, en wat doet gij daar? Ik sta op mijnen post, op bevel riep Bonnard. Een aardige post, antwoordden de officieren al lachende. Hoelang staat gij daar reeds op wacht Vijfjaar! Nieuw gelach op liet schip. Welnu haast u dan maar beneden, want het is al tijd, roe pen de anderen hem toe. Bonnard kwam langzaam van de hoogte, en Capucijn sprong, als weleer, den soldaat vol blijdschap te gemoet diejhem nu, als vijfjaren vroeger, met geene schoppen onthaalde, maar hem vol vreugde aan het hart drukte.Door den trouwen hond gevolgd, vervoegde Bonnard weldra zijne oude makkers. Alsdan vertelde hij wat hem wedervaren was, en hij had het geluk te zien, dat zijn korporaal van eertijds in graad geklommen was, en als officier deel maakte van den staf van Davoust, wien hij zijn voorval verhaalde. De maarschalk lachte van harte bij het hooren van het verhaal van Bonnard's krijgsavonturen, en gaf hem in vollen regel zijn verfof. Het zou mij pijn doen, zeide hij, een zoo wakker soldaat voor den krijgsraad te zien verschijnen, na zoo lang op schild wacht gestaan te hebben. Bonnard keerde naar Frankrijk niet meer weder, maar bleef landbouwer op het eiland Rugen, waar men heden nog zijne af stammelingen de familie van den Schilwacht noemt. L' Ami des Animaux, de Getiève.) Wie draagt de broek bij de Serlippens Deze aardige vraag word dikwijls opgeworpen in 't Ylaamsch dorp L.waai1 de echtgenoten Serlippens woonden; want, wij moeten ons niet betër maken afs wij zijn, in't klappen en 't onderzoeken an oen andermans zaken, moet ao Vlaming voor niemand die er leeft, alom gaan. Er waren er op 't dorp die beweerden dat de vrotnv niets in 't huis houden had te zeggen; volgens die goede kommceren, had haren Jan de liooge hand op alles. 't Mansvolk was van een geheel ander gedacht; zij hielden staan dat Jan zwijgen moest als de vrouw haar oogen rondsloeg. JD'eeno zeiden dus ja, d'anderc neen wij, wij onthouden ons en gaan liever dit huishonden doen kennen. Vrouw Serlippens, gelwren Solic Renak, was cene struischc boerin, gezond van ziel en van lichaam, loeder van hart, doch ruw van manie ren, maar christelijk en neêfstig buiten alle andere. Jan was 'ne metser, al zijn leven als 'ne spaarzamen cn werkzamen jongen gekend en dio zijn vrouw, en kinderen beminde als 't wit zijner oogenhij was bovendien een eerlijk man, maar 'ne soberen christenen, gelijk-6 u houden en daamïeê gepast, die 's zondags naar een misken gaan enaden ken dat zij daarmee hunnen Heer en Schepper volmaakt hebben crediend. lwoe dochters, oene van 13 en eene van 14 jaren en eon jonksken van O waren de gezegende vruchten van dit werkruanshnisgezi'n. Jan had het lastig, maar hij werkte zoo ievcrig, deed na d'uren kra- waailies. Sofie spaarde zoo wel, dat zij, op liet tiende jaar van hun huwe lijk, een eigen huisje hadden en eenige roeden grond" Wat was zij gelukkig, de brave vrouw, van oenen eigen thuis te bezit ten haar hart zwol van vreugd als zij uit het venster haar hof;e be schouwde, waar wat groensel en eenige bloemen stonden. Jan was ook gelukkig; doch er viel hem iets op 't hart, telkens dat hij dacht op zijnen broer iNelen. Die broeder was een schatrijk man geworden. Hij was, nog zeer jong, naar. Brussel gaan werlcon, had daar den stiel verlaten om lieereuknecht to worden, was daarna mot een rijkeliènmcis- sen getrouwd met hunne vorccnigcle spaaroordjes hadden zij' eene groote herberg overgenomen cn waren nu welstellende hureers, niet geld in de kas, en geld op de Bank. D a azerik dien ik was, zeide Jan tons aan ai ine vrouw, in momenten van mistroostigheid, waarom lieh ik ook de truweel niet weggesmeten om heeren knecht te worden, ik zou nu ook kunnen herberg hodden dat brengt veel op, een herbergziet mijn broeder eens, ziet'hier in de ge buurte Sis Arduin, en honderd anderen Sis Arduin, om maar van hem al een te spreken is met geen vier stuivers begonnen on a!s er nu een schoon pielt grond te koop komt, z' is voor hem. Jan, Jan, sprak zijn vrouwmensch ik heb niet veel conlience in dien voorspoed van Sis Arduin d herberg is geene goudmijn, zoo als gij denktge spreekt maar van degenen die rijk geworden zijn en degenen die zich gereneweerd zijn en in gang om zich te reneweren, daar zwijgt gij van Andere zaak, d'herherg is eene slechte school voor de kinderen Louise en Jeannette krijgen de laren op welke de gedurige waakzaamheid der moeder noodig is om de dochter haar onschuld te be waren ons Wardje gaat dé jaren van verstand krijgen. Wee ons, zien zij sleehto voorbeelden. Om rechtuit to spreken, lieve man, ik bemin ons huizeken en onzen hol omdat zij gekocht zijn met ons eerlvk gewon nen geld ons goed zal aangroeien, als wij vlijtig blijven werken cn geen malheuren hebben maar zie.'t schijnt mij dat God ons min zou zegenen indien wij de ambitieuse gedachten uitvoerden, waar gij van spreekt- tusschen de dikke stuivers \an den herbergier zijn c-r- zoovele, dunkt mij; die nog nat zijn van moedortranen. Bah ge ziet alles in 't zwart, zondag gepasseerd zogde mijnheer de 1 astoor,die van die zaken meer woet dan wij, in zijn sermoen dat men, onder d'herbergiers, treffelijke menschen kan vinden. Zegde hij niet wat een herbergier doen moet óm treffelijk man te blijven J 'tsermoen was te langen ik heb maar weinig onthouden. £eHlk 'k zal te vreden $ijn te hooren wat in uw memorie ge bleven is. Hewel wat hij zeide, kwam hierop uit: Om treffelijk man te blij ven mag de herbergier geen vervalschte dranken verkoopen zijn lier- berg moetoiider de goddelijke diensten 's zondags, gesloten blijven hij moet het vloeken en vuilenklapsprc-ken in zijn huis ontzeggen. - Zijn dit de eenige voorwaarden die hij bijbracht Al d'andere heb ik vergeten,vrouw. Hééft hij niet gesproken van de gevaren diode kinderen van renen herbergier tegen komen Neon, maar hij bcdoofdo later op dit kapittel terug te koeren. Welnu mijn lieve man, wees zeker dat hij daar zal van spreken en, m dit kas, van mijn gedacht zal zijn. II. Scrlippons hoorde wel dat zijn vrouw niet t'overhalen was. Maar sedert dit oogenblik was zijn truweel hem wel eens zoo zwaar zijn huizoken schoen hem ellendig als zij voorhij do schoone woonst van Sis Arduin trok. Sis Arduin zijn zonen staken in 't laken en Wardje zou zijn leven lan» met 'ne kiel loopen Zouden zijne dochters niet in zij, in plaats van ne teldoek kunnen gekleed gaan, gelijk Sis de zijne Die hoovaardlge gedachten beletten hem menige nacht van te slapen cn zelfs op zijn werk overviel hem de wanhoop; hij wierp dan zijn truweel weg en zette zich op den kant van ecnen gracht. ^ekeron at ond in 't naar-huiskecrcn zag hij eon stuk papier op de Laan liggen. Iiij raapte liet op en zag in 't maneschijn, dat het eene taktuur \an Arduin was, door do vrouw waarschijnlijk met de vuiliirheid op straat gekeerd. Hij stak 't papier in don zak. Dien avond was hij vrolijker en at met veel moer smaak, Na't avondgebed gingen de kinderen slapen, Jan ontstak zijn pijp en Soüegmgeen pint melk dragen aan eene arme gobuurvroiiw die met de borstziekte lag. Z j was nog den huize niet uit, als Jan de lamp ontstak en met aan dacht do faktuur las. Wordt voortgezet. Te Brussel vond een werkman liij 't afbreken van een huis in den gevelmuur een pakje, waarin een bankbiljet van 1000 fr. en andere waarden, welke te samen een zeer aanzienlijke som uitmaakten. Hij sprak er geen woord van tot zijn kameraden, maar begaf zich naar een wisselkantoor. De kassier weigerde echter het bil jet te wisselen, toen hij zag, dat het van zoo ouden datum, van •1835 was. Hij gaf hem een bewijs van ontvangst en verzocht hem 'den volgenden dig terug te komen. De werkman werd ongerust en vond het althans beter zijn makkers bekend te maken met zijn vondst. Een hunner begaf zich naar 't bureel van politie. Weldra zag de gelukkige vinder zich genoodzaakt alles te bekennen en keerde tot zijn vorige ar moede terug.

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Werkman | 1875 | | pagina 3