I)c Geuzen in ons Land.
4
Scherpe maanders zijn de slechtste betaalders.
gever,- maar van eene zoo goede hoedanigheid niet; ztj eischen
ook meer voedsel en de melkgeving duurt niet zoo lang. Men
beweert dat de zwarte kleur eene overvloedige melkgeving aan
duidt maar men heeft ze niet gaarne op sommige plaatsen, om-
dal zij de vliegen meer tot zich Vekken en deze alzoo in de stal
len brengen men ziet ook altijd meer vliegen op de zwarte dan
op de andere koeien zitten.
T'Antwerpen is zaturdag, aan de Dokker. het lijk gevonden
van eenen onbekenden werkman, wien het hoofd door de wielen
van eenen waggon was verbrijzeld denzellden dag werd een
voorman te Contich wonende Jaak De Ilerdt, 3o jaar oud, 't
hoofd verbrijzeld, onder zijnen wagen. Hij laat eene weef en drie
kinderen. DeHerdtwas bovendien den steun zijner gebrekkelijke
ouders.
Het Fondsenblad brengt ons 'l droevo nieuws der dood van den E. H.
Vande VVeghe, geliefden Pastoor tan Denderbelle.
Historisch verhaal nit de 16c een».
5C VERVOLG.
Op uw leven, blijft staan klonk hut nogmaals uit verscheide mon
den.
Vader Angustinus zag rond met de kalmte des mensches van gerust
geweten broeder Amandus schorstto zijn wijde mouwen op, toen zij
eensklaps omringd en vastgegrepen werden door een tiental grove en
woeste kerels. Twee papen twee papen riepen zij; goede vangst
Wij zullen zo don geuzendans in de lucht leeren!... Een oude en een
jonge paap! Allez, jonge krawat, vetzak, galgenaas, luiaard, zooveel
enibras niet gemaakt of ge maakt kennis met ons mes! Dit alles ging
gepaard met ronkend gevloek en vuil zwïjnengepraat, waarin de vij
anden" der Religie ten allen tijde hebben uitgemunt.
Een Geus wrong Vader Angustinus bijna de keel toe, terwijl drie
anderen den Broeder overschoptcn en hem do bandon achter den rug
vastbonden.
Vrienden, wat wilt gij van ons? vroce Vader Augustinus.
Ge zult dat meteenen gaan weten, schurk en schobejak!
Aanstonds! riep een der woedendste, bier is eene koord en daarbo
ven, juist een goede boomtak. Zio, 't strop is al gemaakt.
Nu nog niet
Waarom Ze moeten meê naar 't kamp. Hé, riep een andere
die het Hoeren borzeken van 't H. Olijsel uit's Paters zak bad gehaald;
wie wilt die vodde? En hij spuwde öp de plaats waar eenige uren tc
voren het Heilig Lichaam onzes Heeren was geborgen geweest
Hoort gezellen, deze papen moeten wij levend bewaren ge weet dat
wij een dezer dagen aan AfHigem een bezoek gaan brengen; hoort gij dit,
vervloekte paap; uw luijaardij is daar uit... Attiigem beeft schatten,
kostelijke kelken en ciboriën, en deze zullen- ons aanwijzen waar zij
verborgen liggen... Op marsch nu met onze vangst
Vader Augustinus bad, terwijl broeder Amandus angstig rondkeek
of or van nicvers hulp te verwachten was. Maar geen levend el t
bespeuren, en't begon op den weg al zoo duister te worder als in het
zwarte boscii.
Afgodenaanbidder! riep een der Geuzen, in liet wezen van den
eerbiedweerdigen grijzaard spuwende.
Gij bedriegt u, Vriend; wij vereeren de 1 welden, maar aanbidden,
neen!
Hout en steen verderen, heidenseh werk!
Herinnert u den Katechismus, Vriend; de beelden dienen maar om
ons geheugen te vervorscben in 't aanroepen der Heiligen; wij vereeren
de beelden gelijk een braaf kind 't portret zijner overledene Moeder
vereert.
Lui gespuis opeters van 't volk"!
Nu. kon broeder Amandus zich niet meer inhouden.
Gij durft dat zeggen, gij ik ken u wel zonder d'Abdij waart ge
van honger gestorven.
(Jij liegt
Neen, ik kon u, gij zijt den zoon uit du smids t'Erembodegem, en
'k heb n oj) zijn minste, wel dertig keeren, in d'Abdij eten bediend. Zijn
wij daarom opeters van 't volk
Er kraakte 'no vloek in de lucht en de Broeder kreeg met 't plat
van d'hand eenen slag op zijn wezen dat 't bloed hem uit neus en mond
Sprong. De sterke jongeling wrong de koorden los die hem bonden
en meende op den woestaard te vliegen, maar de stem van den Pater
weerhield hem
Broeder Amandus, zalig die vervolging lijdende Dienaar is niet
moer dan de Meestermoed, vriend, alles uit liefde tót God; de eeuwige
kroon der Martelaars staat ons te wachten.
Kroonkroon spotteden dc Geuzen kasteden in de lucht
Waarheid, waarheid, goede vrienden
Huichelarij is er een hemel, hij is toch voor de Roornschen niet
Dc Roomsehen bezitten alleen dé ware leering
Dc verdwaalde Leringzij moet hervormd worden.
Hervormd, o vrienden zeker moet de Kerk meer en meer tot dö
volmaaktheid streven
Go hekent dus, paap, dat Luther wel gekomen is om Rome te her
vormen
Lutlier een afgevallene kloosterling! een deserteur een vuile
kerel.
Een geleerd man
Ik betwist hom geerió zekere geleerdheid, maar deugd bad hij niet;
d'ontucht dreef hem uit 't kloosterreeds lang was het eene rotte
vrucht.
Prullen prullen we zijn ermaakt u gereed, paap, te openbaren
waar uwe schatten liggen.
Nooitnooit zal ik deel nèmèn in uwe lieiligschénderijen
Do pijnen zullen u wel doen spreken
O I-Ieore Jesus, bad vader Augustinus luidop, geef mij sterkte
om Uwen naam moedig te belijden. In U, o Heer, is mijne hoop, is mij
nen troost.
Liever sterven, sprak de Broeder, dan mijn Geloof en mijnen God
tc verraden. O Heer wat gaat er van ons Abdij geworden Kon ik den
heer Abt doen verwittigen
Ze waren nu in Liedekerke's boscli en hoorden de Geuzen die ei' op
baldadige wijze bunnen Hoodag-avond vierden. Eene bende wolven,
van hongorpijn huilende, zon geen afgrijselijker gerucht hebben veroor
zaakt; haat en ondeugd praalden dien avond in dc omstreek, in de plaats
der plechtige Natuurstilte
Toen Vader Augustinus tusschen de hoornen werd voortgeslingei d,
dacht hij op den heere Jezus, onzen God, die in do dikste duisternissen,
door eene bende eerlooze boeven uit Pilatus hof, naar eene afgelegene
plaats werd geleid, om er tot speelbal te dienen van verworpelingen
der samenleving. O Heer, bad de waardige man, geef rnij kracht om
voor Uwen naam te lijden.
Broeder Amandus dacht op hunne Abdij en zocht in zijn hooid een
middel om den dood te ontsnaapen en zijne medebroeders te verwittigen.
Wij maken geen inbeeldingswerk en kunnen in de duisternissen des
nachts niet gaan naspeuren wat de twee gevangenen te lijden hadden.
Even als de roofvogel met een duifje in zijnen nest, zoo leefden de (wazen
met onze twee brave zielen.
's Anderdaags, was liet morgenrood nog aan het Oosten niet versche
nen, als eene talrijke ongeregelde bende uit liet bosch van Liedekerke
trok, in de richting van Allligem; allen waren gewapend, doch op ver-
schillige wijze; deze met een vuurroer, een andere met eene piek, som
migen met dolk of mes. Op den doortocht van dit.woeste schuim zwegen
de gevleugelde zangers die, uit tak of struik, in de eerste lentewarmte,
bun danklied, den Schepper ter eer, aanhieven.
In die bende is een kloosterling, broeder Amandus zijn wezen is
doodsbleek, getrokken van angst en pijn daar, verder, een weinig:
't boscli in, aan den uitspringenden twijg van eenen eik, hangt bet lijk
van Vader Augustinus sinds lang is die ziel hemelwaarts gevlogen,
want alle stuiptrekkingen hebben in 't lichaam opgehouden, do handen
zijn blauw, én liet wezen heeft reeds de akelige zwarte doodskleur ge
kregen.
Terzelfdertijde dat die bende naar AfHigem trok, verliet Nard den
houtkapper zijne woning om naar d'Abdij ter vroegmis te gaan en de
dood zijner vrouw aan te kondigen.
V. Affligem verwoest.
Eene mijl van Aalst, tusschen den Bouelioutberg en Meldert en
Moorsel, waar over eenige jaren niets dan puiiihoopen te zien waren en
nu ecnig leven gekomen is door den terugkeer der Benediktijners, die
met Gods bijstand en dc hulp van 't christene volk op dc pi'iinhoopen
eene plaats van gebed en zegen hebben ingericht, daar stond in de
10" eeuw de wijdvermaarde Abdij van AfHigem, omringd van bosschen
en waters, met marmeren poorten, groote gebouwen," eene prachtige
kerk, kortom, eene kleine stad uitmakende.
Vijftig personen leefden er in vrede, zonder cenigon last voor de sa-
menievimr; bun werk was 't werk der Engelen God loven bij dage
6n bij naclite, en de menschen behulpzaam wezen, door don' zegen
hunner gebeden, door hunnen arbeid in biecht- preekstoel en aan zieken
bed, door hunne milde giften aan al de gebreklijdenden, drie uren in 't
ronde. (Wordt voortgezet).
GEDACHTEN.
Wat een vreeselijke ramp in 't Walenland122 dóoden Ge moet dat
hooger lezen, vrienden dte mijnwerkers, al winnen zij meer, hun lot is
niet te berijden Eiken oogenblik in perijkel van hnn leven te verliezen!
van een weduwe en weezen achter te latenDecember is de maand der
rampen geweest, bier, in Duitschland en in Engeland Wij hopen wel
dat de Compagnie cn 't Staatsbestuur voor deverongelukte Familiën
zullen zorgen.
Te veel zorg baart hoofdbreking en verdriet, te veel willen leeren,
brengt verwarringeen boek wel gelezen, is beter dan twintig, haastig
doorloopen éen ambacht, wel geleerd, is een grooten schatin alles,-
zooveel mogelijk, de volmaaktheid zoeken, is de ware wijsheid en den
besten middel om zijnen weg door de wereld te maken.
Dc 4 groote Mogendheden van Europa hebben te samen 7 millioen
mannen ondei' de wapens. Carlos heeft munt doen slaan met zijnen
koninklijken titel. In Frankrijk gaan de Kiezingen geschieden' als
volgtliet Goevernement stelt geen kandidaten voor; maar zal al de
kandidaten bestrijden die tegen dc Grondwet zijn.
He; gevang te Brussel zal op 3,o00,000 fr. kosten en in de
staatsgevangenissen van 't land-zijn heden meer dan 4,000 gevan
genen ieder gevangene kost éen fr. daags.
Kerstmis.
Men hoort in dezen nacht de liefelijke tonen,
Het blij Alleluia van al de Eng'lentronen
Hier galmen door de lucht, tot eer van 't Godlijk kind,-
Dat men in'eene krib, in druk en armoe vindt.
Yooi* bed een weinigstroo.een doek om te verwarmen,
Hier wordt de rijkste vorst, de arremste der armen.
Hier wordtd'Almachtigheid, het nederigst der aarde,
't Is alles nederigheid dat men in Hem ontwaart
Hij wil den mensch voortaan het schoone voorbeeld
geven.
Dat meri naar rijkdom nooit moet trachten of moet
streven,
Als 't echte waar geluk dat er op d'aard bestaat
Want weelde, pracht en eer steeds als eon rook ver-'
- [gaat,
Wat lessen komt hij in zijn leveri ons nog leeren,
Dat duurzaamste geluk, slechts is dó dienst des
Heeren