I)e («ciizen ill ens Land. Beter van een e&el wel gedragea, Historisch verhaal uit de 16° eet<w. 8® VERVOLG. De Geuzen, schrijft de Geschiedenis, zochten d'abdij langs alle kanten al"; ze meenden groot© schatten in geld en in goud te vindenmaar, ten eersten, de geestelijke Gestichten hebben de gewoonte niet veel geld bijeen te kouerenal wat er in komt, wordt verbruikt aan geitouwen, boek- en kunstwerken ten tweeden, de kostelijke remonstraneiën wa ren verborgen in getrouwe huizen van 't omliggende of in geheime kas- De Abdijheeren en Broeders, die niet konden ontsnappen, werden ge- kwollen, gepijnigd, niet de wreedste dood bedreigd, indien zij niet aan stonds verklaarden waar liune schatten zich bevonden. Schatten in geld hebben wij niet,verklaarde de heer Prelaat, die in den hof door vier Geuzen omringd was. Ge liegt, paapbulderde men hem toe, met de vuist op zijn wezen stampende, terwijl het scherpe staal eener spies voor zijn hart werd gesteld. En uwe inkomsten Vraag aan de armen der omstreek, vraag aan de werklieden, waar ons geld is heen gegaan Ën uwe kostelijke remonstraneiën en ciboriën paap; beest De Prelaat zweeg. Gij zult spreken, vervloekte paap hebt gij die voorwerpen verbor gen Ja. Waar Ik kan, ik mag niet antwoorden. Geenc folteringen waren in staat een der kloosterlingen te doen spre ken de wil des menschcn is boven allen dwang. Toen schoren de Geu zen raad, en, verklaren al de Geschiedenisschrijvers, na de Paters onmenschelijk gepijnigd te hebben, hongen de Geuzen ze al len op, de beenen in de lucht, aan de boomen die 't klooster omringden. Ondertusschen gingen de verwoesting en de heiligsehenderij voort; de dronkaards kwamen uit de kelders, liepen rond als redelooze dieren en maakten van 't Gesticht der Engelen cenen stal van zwijnen. Daar stond het beeld, het mirakulöus beeld der II. Maagd in den kloosterpand. - Wat doet die.... (1) daar vroeg een dronken Geus. - Dit voorwerp der ufgoderij moet weg! Kom, éen, twee, drieen de kroonkaudelaar voor 't Boeld vloog op den grond. W nebben juist hout noodig ik veroordeel dit beeld ten vurc hier is oene koorde. Goed zoo, z'is er over nu getrokken. - En liet steenen Beeld stortte op den marmeren vloer en was in twee stukkc'n gebroken, waar de Geuzen het lieten liggen, als een voorwerp zonder eenige waarde; in 1995 werd d'Abdij herbouwd en 't II. Beeld op zijne plaats gesteldin 1021 werd dit beeld in het koor geplaatstin 1027, 1030, 1045, 1017, 1048, 1051, 1055, 1701, 1704, 1770 vinden wij groote Processiën ter eer van O. L. Vr. van Allligein aangeböekt, bone vens uitstekende mirakelenin 1790, toen de Vaders uit hunne woning werden gejaagd, namon zij het Beeld met hun; 't bleef vergeten met de Abdij, doch werd in 18'.1 door den E. H. Veremondus Daens, in do Bene- diktijner-kerk van Dendermonde geplaatst. Men tweeden Paaschdag galmden de klokken van Affligem's kerk niet over wouden en velden, om de inwoners tot de H. Misoffers te roe pen. Alles bleef stil en stom rond d'Abdij, gelijk over een sfaohtveld waarde raven hun aas zijn komen zoeken. De landbouwers die uit de verte die zwarte gestalten der zieltogende Vaders zagen aan de hoornen hangen en daaronder een ronkend gevloek, die menseden vluchtten naar huis met den angstkreetÜc Geuzen Üe GeuzenOch, hcere God wat zal er van ons geworden! In plaats van gezang en gebed, weerklonk in den tempel gehuil en gevloek in plaats van 't onbloedig Sacrificie, werd den Duivel eene hem waardige offerande opgedragen en de talrijke armen die, volgens gewoonte, naar d'Abdij hunne maaltijd kwamen vragen, moesten zich baasten om de handen van dit woedend gespuis te ontkomen. 't W as dc uur der duisternissen. Het akelig klokslag diet helleuur galmde tot binnen de stad Aalst in de henepene harten der inwoners. VI. Angstvolle dagen. Groot was den schrik in de goede stad van Aals', en bijzonderlijk in de praterij van Mijlheke, toen men de verwoesting van Affligem en de vermoording der Paters hoorde. Dienzelfden tweeden Paaschdag verhuisde het klooster ten Roozen naar de stadvele hoveniers volgden met familie, vee en andere koste lijkste voorwerpen en de heele weolt was er van niets spraak dan van de Geuzen en hunne wreedheid. Hemelschen Vaderlieven Jesus riep Siska Van Dyk, 's woens dags op de groenselmarkt, haar armen overeen'laando. Is dat van zijn leven g'hoord Als 't geen ende van wereld wordt, dan is mijnen naam Siska niet meer. En waar gaan wij vluchtenwat gaan wij doen kermde Babbe, de zuster van den poortier der Sterreheereu (2). Siska, Siska, ze gaan ons allemaal vermoorden. Een weinig verder stond een groep rond een groenselmande te parle- (1) Neen, wij durven 't woord niet schrijven. Hetzelfde spotwoord Werd door de Geuzen van onze tijden herhaald, toen de Xaveriauen op Sinxen naar Oostakker trokken. Ze gaan bijenz. 0 Heere God reken aan ons Vader land den smaad niet aan. uwe heilige Moeder toegebracht. Wij, die trachten U te dienen, wij vragen U ootmoedig vergiftenis (2) De Sterreheeren woonden dan tegen de Stadsmuren, nevens "t Begijn hof, en hielden er latijusche klas. «7* beat santen. Babbe liep er heêii: "Watnieuws, menschen Dc Geuzen zijn op den pontstraatsteenweg en hebben de kapel van den H. Amaudus t'Ërembodegem verwoest, en 't klooster van Sint. Ursmarus geplonderd Jesus Mariastaat ons bijzoif dat waar zijn Uit d'eerste hand, Babbe dat is 'no parochiaan van Erembodegem die de schelmen gezien beeft. Go ziet daar die paarden en wagens't is den beer Van Ovi'aui (8) met zijn volk. Ze zeggen dat er wel 2999 Geuzen gereed liggen, onder 't bevel van Trio», kolonel van Ninove. Arme stad Aalst! Ons Heer wil alle christone zielen bewaren. 't Klokskon leidt. Wat mag er doens zijn Afkondiging Keen de schepenenbank die bijeenkomt. Inderdaad, de Schoponen waren met de Ambachten ten Stadhuize bij eengeroepen en was overlast van werk; er moest huisvesting gezocht- worden voor de poorters van Mijlbekeen Schaarbeke ,'t was dringend noodig voor de levensmiddelen te zorgen en rijpelijk te overwegen de beste wijze om de stad te verdedigen. Terwijl de stadsboden en wapenknechten oven en weèr liepen, namen de Schepenen en Dekens der Ambachten plaats in de groote Raadszaal met zwijgenden ernst en zichtbare bekommernis. (3) Ovrara was eei.e heerlijkheid met 29 bunders en 90 roeden, onder Jacob Van don Bosch, baron de Mere, heer van Éreinbodegem. (4) Ons Stadhuis van Aalst was in 1405 begonnen door den bouwmees ter Jun De Hase in 1422 werd er een voorloopig dak van strooi op gelegd in 1442 loverden Geeraard Hips en zijn gezel Steven, steenhouwer van Affli gem de stecnen voor de galei ij, voor 4S pond parisis in 14G0 werd de Bei- jaard geplaatst de Schepenenkamer was met groote pracht versierd aan de muren schilderijen 'i laatste oerdeel en eenen CItrislus, vervaardigd door Jan de Scilder kunstige tafels eu stoelen geschddeide vensters Als eene bijzonderheid dient gemeld te worden, dat het Stadhuis tot in 1639 eene kapel had. bediend door eenen Kapellaau, die in de 15® eeuw eene vergoeding had van 52 pond Pa isis; die Kapel was neven de Schepenenkamer voor den outaar leverde Pieier Scaelken, van Lede, in 1467, den widen steen. De Ma- gis raten gijgen- na den Dienst, aan de belangen der Gemeente. Zegingen eerst God, liet eeuwige llecht, de eeuwige Wijsheid te rade en 't Bestuur was ei niet le slechter ohi. Jan, goede knecht, Uw spreuk is echt: I)ie werki nief vlijt Heeft kost op tijd En 's luiaards lot, Is veelin 't kol. Frans Stokman, Temscbe. Op Drijkoningen rnorgend ten 5 ure, is er teKemseke, in de schuur van M. JosefMenschaert, brand ontstaan oen rund, twee koeien en een paard zijn verbrand. Het gebouw was verzekerd. Onze Joannes oud 12 jaren, ex-bediende der statie van Willebroek, is dijnsdug noen bijna aan zijn dood geraakt; ten 12 uren gaande eten, kon hij aan de tentatie niet weerstaan van aan de Zaat op den Donder te gaan, geraakte op breekijs, plonsde in 't water, ging twee maal onder en zou verdronken zijn, zonder de moedige hulp van den meester scha liedekker Spaens en den herbergier De Grauw, die op dendrulckersgast zijn schreeuwen bijsnelden, hem uit 't water trokken en in d'herberg vanM DeGrauw brachten b ij de stoof, Waar de drenkeling de beste en teederste zorg genoot. Daar vonden wij hem, omringd van zijne brave ouders, in alle haast de dood op 't lijf, uit Mijlheke toegeloopen. Lessen genoeg en nog niet voorzichtig W'en kunnen niet mankeei en van die menschlievende personen te bedanken, in onzen en in Joannes naam. Let er op of 't niet waar is Degenen die in herbergen of op 't convoi, met de Religie, met de' Priesters, met de godvruchtige personen spotten, zijn ordinaris, 99 keeren of 199, berocste pannen, vuile bliksems, rotte plaasters. Ik leg dat uit Een trellelijk en proper man laat iedereen gerust, maar een nictdeug verwijt zijne gebreken aan anderen om daarin verschooning te vinden voor zijn eigen. Kreupel wil altijd voordansen. Hoe moeten w ij ons met zulke lieden gedragen 't Gewoonelijk hunne verkeering schouwen, -maar als wij zien dat zwijgen kwaad zon doen, die domme gastjes op hunne plaats zetten. Hunne redenering houdt toch niet veel in zij spreken over zaken waarvan zij niets vergeten hebben; zij doen dit al spottende, klaar toeken dal zij geene reden in te brengen hebben. In eeu der grooUte koffiehuizen van Pa; ijs kwam reecis sedert jaren een net gekleed oud lieer, eiken avond na zijn diner een kop koffie en uón glaasje cognac drinken Steeds zette hij zich in een salon, waar zeer weinig of geen bezoekers zijn schonk zich uit zijn karaf met cognac in, doch liet zich "ook steeds een karaf met water brengen. Een der bedienden bemerkte onlangs, dat de oud lieer, in plaats tan éen, dne glaasjes dronk en de cognac in de karaf met twee glaasjes water aanvulde, waardoor de karaf slechts één glaasje teekende. Het bleek, dat hij dit dagelijks deed De eigenaar van het koffiehuis lied nu esn knecht aan. hem ei niets van te.zeggen, doch hem dagelijks de zelfde karaf te geven. Natuurlijk werd de cognac dügelijks slapper en toen hij nu den knecht hierover aansprak, nam deze de karaf, hield die voor hel licht en antwoordde "O, dan zal mijnheer er vandaag ten glaasje water te veel in gedaan hebben De oude beer nam hoed en stok en ging dien avond in minder opgewonden toestand huiswaarts dan gewoonlijk. Licht bij de slad Boulonge leest men op eene venster Blanc ei sage en 24 hèures. In 1855 las men buiten Parijs, omtrent het bosch van Vincennes, op een boerenhuis Laid cbaud matin o soire.

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Werkman | 1876 | | pagina 3