He Geuzen in ons Land. Beter van een ezel wel gedragen, Historisch verhaal uit de 16° eeuw. 9° VERVOLG. Behalve den verrader Krispyn van Cotthem, waren al de schepenen aanwezig Cornells Cabeljau, Adriaan De Pape, Lieven Walleman, Pleter De Man, Adriaan De Rouwe, Joost De Man, Willem De Meyere en Antoon Coene (1). Nevens die achtbare -ingezetenen bevonden zich de Dekens der Ambachten, der Bakkers, Volders, Leertouwers, Beenhou wers, Brouwers, Schoenmakers, Timmermans; ieder ambacht had eene kamer de leden kozen jaarlijks hunnen Deken, die eene vrij groote macht bezat over het ambacht, ;en voor gewichtige zaken, beraadsla gende stem had in de Schepenenbank. Vlaanderen was te dien tijde nog te vrede met eigen schoon, en in de Raadszalen weerklonk de taal dieGod ons heeft gegeven, de taal waar in 't volk spreekt en denkt, de taal wier verloochening oenen stam ver bastert, onteert, vernietigt.... De menscli is doorgaans koppig' wij moesten meer bij ons voorouders te rade gaan. De Opperschepene Cabeljau sprak de zitting geopend st is nu de tijd niet voor lange redevoeringen te doen, zeide hij, de vijand is aan aan onze poorten er dient gewerkt, manhaftig gewerkt te worden. De heeren Schepenen en Dekens zijn bijeengei'oepen om eene beslissing te nemen Zal men de poorten voor de Geuzen openstellen Zal de stad Aalst, zonder slag of stoot, zijne kostbare goederen, zijne eeuwenoude gestichten, aan de handen dier bloeddorstige roovers overleveren 0/ zalmen alle mogelijke krachten tot de verdediging der,stad aanwenden? Is die verdediging mogelijk Hier herinnerde de Opperschepene dat Aalst twintig jaren vroeger tijdens de eerste beeldstormerij, de Geuzen had verjaagd en ongehinderd was gebleven. Aalst is wel versterkt, heeft dappere burgers, eeu sterk garnizoen van krijgsknechten, kan op hulp rekenen van zijne afhankelijkheden en omliggende leender-heeren (2); de stadsarsenalen zijn wel voorzien van kanons en vuurroeren. Ziedaar de toestand, geachte Iieeren, aan u de zware taak van in naam der Ge meente te beslissen wat er te doen staat. Ijot lot van Aalst is in uwe handen. Dan begon de redetwist. Adriaan De Pape, schepene, een man van groot aanzien bij zijne Medeburgers, verklaarde zich ronduit voor eene krachtige verdediging. De beloften der Geuzen zijn valsch gelijk hunne dadéu kornon die ket ters in onze stad langs d'opene poorten of over onze lijken, het lot onzer Moederstad zal hetzelfde zijn de plondering van Attligem is erjeen be wijs van. Nu is er nog middel om de plondering en de moordenarij te beletten. Ja woorden vullen geen zakken, bemerkte Philip Stoop, de deken der kamslagers, 't is gemakkelijk dapper praten en do Burgers hun bloed laten vergieten. Heer Stoop, sprak de schepene De Pape, zijne stem verheffende en den kamslagers-deken een fiere blik toewerpende, in Jt oogenblik dos gevaars zal men mij op de stadstorens zien, nevens der geringsten Bur ger, voor Godsdienst en Vrijheid mijn bloed en mijn leven ten "beste ge vende, Kalmte kalmte, hoeren gebood de Opperschepene iedereen zal zijnen plicht doen geene kwetsende zinspelingen vestigen wij al onze aandacht op de belangen onzer stad, Ik zeg dan, ging schepene Adriaan De Pape voort, dat in alle ge val, eene bloedstorting onvermijdelijk is als moedige Vlamingen, op onze wallen, of als lafaards in onze huizen. Immer, waar is de Aalster- sclie ruan die met gevouwen arms, de plondering onzer kerken, den roof onzer goederen, de schending onzer vrouwen zou kunnen aanschouwen? In 't laatste geval zou de bloedstorting veel minder zijn, onderbrak Philip Stoop. En de schande oneindig grooter riep Thcodorus Van Haemere, deken der Bakkers. Ik zeg, geachte Heeren, ging De Pape voort, dat eene verdediging mogelijk en gemakkelijk is. Zoo is mijne overtuiging, in ziel en gewe ten Dat is ook ons gedacht, verklaarden de Schepenen Walleman, de Man, de Meyei'o en Coene. De meerderheid der Schepenen is voor de verdediging, besloot de Opperschepene, wat is 't gedacht der Ambachten Liever sterven dan de schroebers en ketters onze stad te laten verwoesten, sprak RobrechtDe Smet, deken der Volders..., Wat wij, treffelijke burgei's, zouden voor dat vuig geboefte kruipen Neen hee ren, uw volk is dusverre in de lafheid niet geboenjeld. De andere Dekens keurden deze manhaftige woorden goed; en toen (1) Tot aan de Fransche Ruvolutie werden de Schepenen 't Aalst en ia d'ander Vlaamsche Steden jaarlijks herno^md Twee jaren achtereen mocht die funklie dooi' denzelfden persoon niet bekleed worden. Wijze maatregel, die veel bijbracht lol de vrijheid en goede bestuiing dei' Gemeenten en die nog in vele Kloosters wordl gevolgd. Da Geschiedenis zegt van Cornelius Cabeljau dat hij vijftien maal op 3D jaren oppei schepene werd benoemd en door de lange oefening en kennis der zaken onderwezen zijnde, Aalst, die door d'ellende der voorgaande tijden neergestort was, ter. meestendeels weèr opgerecht en door zijn raad en voorzichtigheid bestierd en bediend heeft. Jammer dat de gedachtenis van zulke mannen bijna is verloren gegaan. (2) De Burggraaf van Aalst had vier groote leenen, de pralerijen van Aalst, Nieuwerkerken, Schaarbeke en Mijlbeke. De pralerij van Aalst strekte zich uit te Popenrode, lloorebebe, Krekeldriesch en Zomergem De erfach tige prater van Aalst had recht op eenen zomer-en wioterschoof van eiken- landbouwer, die ploeg hield, en óenen schoof van de lieden die geenen ploeg gebruikten. Hij mocht de staldieren die hij op eens anders akker aantrof, schutien of in verzekerde bewaring brengen, en u t dien hoofde had hij recht, de eei'sle maal op de som van 10 stuivers, de tweede op 10 schellingen en de derde op 30 schellingen. Geschvan Aalstdoor HM. De Potter en Broeckaerl).- 6prak de heer Cabeljau Als voorzitter uwes Raads, is mij oene strenge onzijdigheid opge legd, doch na uwe duidelijke verklaring mag ik thans bevestigen dat ik ten volle het gevoelen deed van de heeren De Pape en De Smet er is maar écu middel ofn de plonderingen en de schande te outgaan en dat is eene manhaftige verdediging. De booswichten zijn maar sterk omdat zij door de trell'elijke inenschen gevreesd worden. ïn alle geval, als de plicht spreekt, dan valt er niet om te zien. Er is dus besloten dat de stad tot het uiterste zal verdedigd worden Ja j Ja was de bevestigende antwoord. De stem van Phüp Stoop klonk boven al de andere. Die Phüp Stoop was een karakterloos mensch, vol hoogmoed en nijd, en die al kruipende en vleiende tot het ambt van Deken was geraakt Hij vroeg't woord. Alle persoonlijk gevoel, sprak hij, moet voor de uitdrukking van T algemeen zwijgen. Iic ben gelukkig van mijne gedachten wederlegd te zien. Ja, wij zullen tot-terdood de stad verdedigen de heer Opper schepene mag op mij en de mijnen rekenen. Hij zag aanstonds dat die flêemende woorden hun doel hadden bereikt eu den Opperschepene in zijn voordeel gebracht. Heer Cabeljau had, nevens zijne goede hoedanigheid, te veel vertrouwen en was, zonder het te weten, met vleierij gediend. Helaas 'tis de klip van meest al de grooten. Het verheugde hem dat Phüp Stoop al de verdere maatre gels goedkeurde en de ieverigste van allen scheen. Ha, opperschepene, gelijk gij, zijn er velen in alle tijden, in alle be sturen te vangen met een valsehe lach, met een vleiend woord. ISa de zittiug bemerkte Van Haemere hem vertrouwelijk dat Stoop met te staan was. feW sPrak dö Opperschepene,gij zijt te achterdochtig.- VV hebben al een les genoeg gehad in Van Cotthem. Ja, maar Stoop ken ik te wellaat mij doen, Schepene, Wie weet, dacht deze, of die valsehe Philip niet reeds bezig is met ons te verraden. Inderdaad. Kom, geachte Lezer, volg mij in de Zoutstraat, ter afspanning den donkeren put daar, in de tweede kamer, vinden wij Phüp Stoop in gesprek meteen vreemdeling, 'k W achtte u ongeduldig,. Deken. De zitting heeft lang geduurd. En welke beslissing. Van de stad tot het uiterste te verdedigen, 'k Vrees dat dö Geu zen er met Linnen zullen geraken, Waar geweld te kort schiet, komt list te baat. Zorg dat- u een be langrijke post wordt toevertrouwd, en dat onze mannnen onder uw bevelen staen 50 verraders kunnen een heel leger in wanoFdo bren gen die nest van papen moet gezuiverd worden, Wanneer is de aanval bepaald Op Beloken Pasclien. Te middernacht trekken wij laftgs twee kan- U.11 kiedek\erkc- bosch, naar de MolenstraatpooFt en van Bouchout, naar de Brusselschepoort. De Molenstraatpoort is de zwakste daar zal ue aanval beginnen; tracht de Aalstenaars daar te krijgen; danhestormen wij onverwachts de Brusselschepoort; uwe mannen komen ons die poort openen en aan ons is de stad. Wat zegt gij van dit plan Wordt voortgezet. Men zal zich herinneren, dat de Parijsche bladen ruim een jaar geleden dagelijksch melding maakten van den toestand van zekeren Lausseur, bediende in de magazijuen van Le Prrniemps, die een vork had ingeslikt. Nog altijd zit hem dat voorwerp «dvVdrs in de maag», hoewel zijne gezondheid tot heden redelijk gebleven is. Na geruimen lijdia absolute rust bij zijne familie te hebben doorgebracht, is hij thans naar Parijs teruggekeerd, eu zal eerst daags eene operatie ondergaan, om hem zoo mogelijk van dien gevaarlijken kameraad te bevrijden, i polking van Berlijn, die twee eeuwen geleden slechts 40,000 en honderd jaar later 400,000 inwoners telde, bedraagt thans met inbegrip van het garnizoen ruim eenmillioen zielen, De firma Charles Bouudy en Co., in ijzerwaren, te Birmin gham, heeft haar betalingen gestaakt, liet actief is 9300 pd. st., het passief 467,000 pd. st. Nabij Doega zijn, zooals uit Ragusaaan den Times wordt gemeld, meer dan 300 Turksehe soldaten doodgevrozen, terwijl een nog grooter getal met bevrozen ledematen in de hospitalen ligt. öe Geuzen te Brussel. Gebimr Jan, hebt gij 't gezien Wat dan Pier, ik weet geen zier Gij, die alles af gaat spien 'k Zie u ginder, 'k zie u hier. Kijk eens links daar op den hoek, Ziet gij niet dien rooden doek 't ls liet vaandel van de geuzen -r En de namen van die reuzen- Staan van onder op 't plakka'ert; (1)-, Zoo, Piet, en wat wil dit volk Slepers met een.langen staart, 'tls een bui, een grijze wolk... Elk dr aagt zijnen a-lam mee Bezems, schuppen, bijlen, hamers 't 'Is zoo'n hair van pottenkramers,- En den buit ligt op hun slee.- Maar'k versta niet, Pier jongen,. Wat ze al doen met dit gerief Jan, ik vind mij dus gedwongen: U te spellen heel mijn brief.

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Werkman | 1876 | | pagina 3