i)c Geuzen in ons Land. In weelde, ziet toe. - Historisch verhaal uit de 16" eeuw. 11* VERVOLG. Op 't 'wezen van den heer Pastor-Deken der stad Aalst stond kommer en droefheid te lezen. Voor zijn eigen persoon gat'hij nietsmaar ge zijt Herder, geestelijken vader vanduizende zieleng'hoort de wolven hui len ge ziet de wolven op uw schapen springen, er velen vermoorden, anderen naar't verderl'slijpen. In zulke toestand is wel reden tot slapelooze nachten voor een geeste lijk Man die zijn geestelijke kinderen zoo zeer ben.int als een Vader zijne kinderen naar 't lichaam. Heer opperschepene Eerwaarde heer Deken Opperschepene, ik kom daar een gewichtigo tijding te ontvangen. De opperschepene luisterde aandachtig. Een brief van den heer Prelaat van Ninove meldt mij dat de Geuzen uit Liedekerkcs bosch zich langs de kanten van l'aniel voreenigen en naar 't Hencgauwsch terugtrekken. Mij is ook bericht, eerwaarde, dat deze t' AAligeni zich bereid maken om te vertrekken. Nogtans, wij dienen voorzichtig te zijn. Iloe kan do heer Prelaat u uit Ninove schrijven, vermits zijn klooster er vernietigd is? Opperschepene, de Prelaat Aloysius zit er in een partikulier huis wel verborgen, en zijn brief is mij behandigd door onzen onderkoster, die nevens M. Philip Stoop woont. Zie ol 't zijn geschrift niet is. Inderdaad, die tijding is te gelooven, sprak de Opperschepene, nadenkendStoop Die deken der kamslagers is van eene verba zende werkzaamheid geworden, eerwaarde dag en nacht op do heen. 'k Had dit van dien man niet- verwacht. Eu Dorus Van Haemere, die hem mistrouwde. G'hebt altijd achterdochtig volk. Opperschepene. Niet langer als gisteren kwam hij mij bidden en smecken van hem en de zijnen den gevaarlijksten post te geven hij wil aan eenieder too- nen dat de vermoedens van don deken der bakkers ongegrond zijn.... Gij vertrekt reeds, eerwaarde Heer Cabeliau, ge weet, mijne uren zijn kostelijk in deze tijden. Ik was van zin de kostelijkste voorwerpen onzer kerk in veiligheid te brengen. Waarvoor de bevolking verontrusten, heer Deken, bijzonderlijk na liet ontvangen dezer goede tijdingen. Ten anderen, onze stad is wel versterkt, en de Geuzen zouden zoo spoedig binnen onze muren niet zijn. Geve God dat zij er nimmer komen, Oppersclieponc en een traan van vreugdev olle aandoening blonk in 's Priesteréoog. Laat ons moed vatten, eerweerdeAalst, van de eerste beeld stormerij bevrijd, kan 't nog zijn er zal meer eendracht onder de ver dedigers van 't Vaderland komen en men zal 't vreemd gespuis temmen eti Nederland in vrede on vrijheid laten. God geve 'tsprak do Priester, zich verwijderende. lieer Cabeliau, tot zondag, na d'Hoogmis. Als er geen nader bericht komt. Dezen avond zal ik 't goede nieuws aan de schepenbank meèdeolen, 't ls lente, de AprilzönTlaalt daar zoo prachtig in 't zuiden, en ge zoudt zeggen, geachte Lezer, dat het voortreü'elijk Mij lbeke geen deel aan de vreugdevolle herleving der schepping neemt. Geen ziel op 't veld 0111 't gezang van den leeuwerik en :t geroep van den koekoek te aanhoo- ren. De rede is niet vor te zooken. Voor den krijg en voor trompetten, Wijken alle goede wetten. Vol schrik zijnde meeste bewoners van Mijlbeke naar de stad gev lucht, hunne volden en huizen verlatende; 't leven is toch liet eêlsto en men wist dat do Geuzen niet gemakkelijk waren, met ouderlingen of ongewapenden. Pachter Coucke, dio in de nabijheid an 't kluizenbosch, aan de grens lijn van Moorsel, een schoone hoeve bewoonde, was nogtans thuis ge bleven, om rede dat zijn oudste dochter Clara te gevaarlijk ziek was om vervoerd te worden. Ze lag daar op 't zolderkamerken, die 18 jarige bloem, die in 't kloostcr-tcii-Roozen met zorg was opgekweekt en thuis gekomen, tot troost en roem barer ouders diende; do tïiyphusziekte had haar aangetast. Moeder zet nevens 't bed, terwijl pachter Coucke met Dries, zijnen struisdien knecht, in de groote keuken verbleef. Veel werd er "niet gezegd, maar te meer gepeisd. Eiriep Dries ineens, naar buiten kijkende. Eiriep pachter Coucke twee Geuzen Hij ging naar 't zoider- kamerkenTbrese. blijf binnen en wees niet ongerust. Twee ruwe kei-els, met groveu baard, roode neuzen en dikke oogen, slordig gekleed, 'ne sabel aan de zij en 'nen dolk in den riem, traden binnen. Hun oogen v logen rond als kogels en ze spraken een taal waar do duivel zeïfzich zou over geschaamd hebben, een soort van Waterduilsch. Dries, 'k versta daar niets van, mompelde de Pachterwat willen die gasten Eten, pachterge ziet wel, ze zetten zicli aan tafel. Pachter Coucke ging brood en vet uit de schapraai nemen, en legde hot op tafelmaar een der gasten smeet 't brood in don anderen hoek der kamer, al brullende Scïiweinenfleisch und'kapuijnen Dries sprak aan don heerd, binnensmonds O die krimineelo beesten brood wegsmijten. SchweinenÜeisch riep de Waterduitsch, zijn bloote sabel op do tafel leggende. 'k Zal maar van den nood een deugd maken, dacht Pachter Coucke, en hij haalde uit een kelder een groot stuk spek en 'ne korf eiers. Geef de pan, Dries Alzoo een ras moeten dienen, 't is wreed, meester. Dat ons zieke jutfradaar niet lag, ge zoudt ander spelen zien. Wat zal er d'heeren believen, bier, kalle of gcncver vroeg pach ter Coueke. Potstaazend dondcrwetter Coucke bracht de hand aan den mond, het drinken nabootsende. Traukjfijn Bier ofkaffé, heeren Ze vragen wijn, meester, maar "k zou de verkens gen ever voor zetten, ze zullen ook al te vrede zijn. Coueke zette een tlesch genever op tatel en de twee Geuzen begonnen te drinken. Toe, Dries, om de liefde Gods, haast u, 't wordt laat, en 'k haal mijn dood, moeien de Geuzen hier blijven. Ge weet dat pater Autonius belooft heeft van eens te komen. Dries nam uit den mutsaard twee stukken bout en legde ze in 't vuur terwijl Coueke do pan met spek tn eiers voorzag. Op de schouw stond een Christusbeeld tusschen blinkende tinnen tel- looren een der Geuzen stond op en ging in do schapraai snu ll'olen, alles ondereensmijtende. Ilij moest met vinden wat hij zocht, want zijn oogen vlogen ongeduldig de 'kamer rond. 't Zal gaan gereed zijn, kameraden, sprak Coucke, met zijn mes de eiers opschuddende zet u aan tafel. 1-lij zoekt geld, meestor, zegde Dries. Inderdaad, geen geld vindende, kwam do Geus achter Coueke, trok hem' bij den schouder en toonde dat hij geld wildo. Heb niets deed Coucke met woorden en gebaren nikske pover volkgereneweerd door de troebele tijden. De andere toonde dat hij geld wilde, trok zijnen sabel eii kapte liet kruisbeeld van den bank. Een pijnlijk gezucht steeg uit dc zolderkamer; Coucke beefde van angst en Dries wrong zich dat zijn stoel kraakte Meester, zijn wij ezels of slaven Mag ik den schelm pakken? Och, Dries, dat mijn arm kind daar niet lag toe, zet het eten op tafel, o liecre God wees ons bermhartig. Meester, ze spreken ondereen; ik versta er iets van... Ze willen in de kamer den koffer gaan openbreken. Och, ons arme Claraze sterft, alleen van die beulen te zien och Heere och Heere Meester, willen wij leven om leven !ze staan op,.... ei, er is bloed aan hun broek... 'tZijn de moordenaars van Aföigem. Een oogenblik, Dries; 'k zal z eerst aanspreken... En Coucke ging bij de Geuzen en toonde zoovqol bij kon, dat in die kamer een zieke, oen stervende lag... Door zijn zeggen schenen zij nog driftiger om in de kamer te komen. Moester, ge ziet wel dat .er aan die zatte, ploddén niets te doen is... 't Zijn moordenaars... Zij verdienen dc dood.... Kom aan 't vuur. Coucke nam weer de pan vast. Durven zij naar do kamer gaan, ik de blaasbalg, gij een brandend stuk hout, en naar 't hoofd..1óen slag-is genoeg.... Let op! is 't verstaan? Ja, sprak pachter Coucke, leven of dooit Als ik drie tel, moeten z'er alle twee liggen.... Kom wat meer langs hier naar dien dikken brandstok en ze gaan.... ik den achtersten cn gij den eerstenééntwee..... drie l)o pan viel met spek en eiers in 't vuur twee doffen slagen.... Rook, bloed hersens die op den muur spatten.... Twee lichamen die grond vallen... gekerm en geschrei in de ziekenkamer. Och manoch man wat is er? Niets, vrouw, wees gerust; 'k ben seffens bij u. Dries, draai 't slot toe dat Tlirese de lichamen niet ziet.... Goed, nu moeten de mannen weg. Zijn ze dood? Morsdood, meester. Rap in den stal. En dan alles gezuiverd dat men niets, v inde. Een half uur later was alles opgeschikt en pachter Coucke zat met Dries rond den heerd. Meester Dries 'k Voel knaging, zou dat oen moord zijn Neen, Dries, wij moesten kiezen tussclien onze Clara en die schel' men. Wat gebeurd ismoest gebeurei die op Een vvreede dood, algelijk zonder biechten of berechtenBah, wat komen die zwijnen in een christen land doen Meester, pater Au tonius zal komen Hij heeft liet toch beloofd. Als hij komt, 'k wil hein eens alleen spreken er kravvietelt daar iets onder mijnen borstlap Wordt voortgezet. De Mol. Elke boer of hovenier is een aartsvijand van den mol, en ware het zijn doens, al de mollen, tot den laatsten toe, moesten er aan, alsof zij mets deden in de wereld dan kwaad en nogtans volgens de studiën van eonon Zwitsersehcn natuurkundige, met name Weber, is do zaak geheel anders gelegen. Volgens hem eet de mol niet eenon wortel of struik van geoiiQn ïiöegenaamden plant, maar voedt zich bijzonderlijk met insekten, die aan de planten nadeelig zijn, zoo dat hij in plaats van schade, goed doet aan het veld. Een natuurkundige, zegt Webcr, heeft met zorg de magen onderzocht van vijftien op verso-lullige plaatsen gevangeno mollen, hij hoeft er geen do minste overblijfsels van planten ol wortels in govondon, maar in allen o\ crblijfsels van aard- en andere wormen en nogtans indien de mol plantstoffen at, moest men zo vinden, daar deze langzamer verteren. Hiermede niet te vrede, heeft hij lovende mollen in eonen bak met aarde opgesloten, en bij beeft bevonden, dat twee mollen op 9 dagen 341 witte wonnen, 193 aardworden, 25 ruspen en eene muis met wel en beenen hadden binnengespeeld. Alsdan gat'bij Tuin rauw vleosch in kleine stukjes gekapt en met plantstollen vermengdde mollen hebben liet vleesch opgeëten en de planten niet aangeraakt. Eindelijk beeft bij bun planten en wortels alleen gegeven, en op vier en twintig uren tijds warenp zij dood van honger. Een andere natuur kundige heeft bevonden, dai twee mollen op een jaar 20 duizend witter wormen haddon vernietigdDus, landbouwers en hoveniers, doodt toch niet die u goed doen

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Werkman | 1876 | | pagina 3