Getrokken uit 't verh&il van een oude zeekapitein. i. Ik was 10 jaar oud gewórden, als ik mijns Vadershuis verliet om ma troos te gaan worden, niet omdat ik in mijne familie ongelukkig was, ik luid teedere en toegenegene ouders, liefdevolle zusters en broeders die mijn vertrek beweendenmaar van rnün kindsgebeente af; luid ik groo- ten trek om matroos te worden en de wondoren van den Oceaan te aan- schduwom Hoe meer mijne Ouders mij daarvan afhielden, hoe sterker die genegenheid word, dn hoe driftiger mijn verlangen om 't vaste land te verlaten. Goed uitleggen van waar mij dien drift kwam, kan ik nietik was aan zee geboren, nog klein had ik van aan de venstor die golven gezien, die achuiten met hunne witte zeilen; die sehoonc vaartuigen met hunne masten in de luchtlater had ik veel hoeken gelezen over de zee, over de betoovcrende landen aan den anderen zeeoever, over de aardige die ren, vreemde monsclien, wondere planton, reusachtige hoornen. Mijn oom, een oude zeekapitein, had menigen avond zijne neeijes liouderac duizende wondere dingen over 't zeeloven verteld, waarvan ik 's nachts droomde en 's daags geone rust meer had. 't Was nu 10 jaar en 't verwonderde mij dat ik nog 't vaste land be trad van als ik good spreken kon, had ik mijne Ouders gesmeekt van mij te laten inschepen maar zij bleven onmeêdoogend dan, overtuigd dat zij nooit zouden toestemmen, besloot ik van te vluchten en mij op 't eerste schip het boste t'engagecren. Van mijn veertiende jaar had ik mij reeds dikwijls aan de schepen in onze have aangeboden, maar niemand wilde mij, 't zij dat ik te jong was, 't zij dat do kapiteins don tegenstand mijner Familie kenden. Éindelijk trok ik een kapitein aan, die mij wilde aanveerdendag en uur werden gesteld. Ik was er stipten voordat men mij kon achterna zitten, was het schip in zee en met gozwollen zeilen vooruit. Ik was nog geen kwartunr aan boord, als mijne zeekoorts reeds gene zen was mijnen bosten tand had ik goerne gegeven om terug aan land te zijn. Ik had do zeeziekte en meende ervan te sterven. Voeg daarbij dat de kapitein mij ruw behandelde, dat ik van den bootsman kaaksme ten kreeg en tot spot diende van 't onbeschaafd scheepsvolk. De wereld stond tegen mijnen dank. Eindelijk, na acht- en veertig uren, hielden mijne brakingen op, ik kon opstaan en de bruggen overloopen. l)an werd ik gewaar mot wat slecht volk ik aangespannen waskapitein bootsman, matroozen, 't was al van 't. slechtste volk dat nien denken kan. Van z'yn eigen was de kapi tein een stuur man, maar als hij dronken was, en dit gebeurde hem maar eens daags, wee dan die hem naderde wee nog, bijzonder de matroozen vreesde hij nog een weinig, maar de twee kajuitjongens, er wasnogeen Hollandorken.moest en al zijne razernij onderstaan.'tWas oen ingestuikte vent, met roode dikke kaken, uitspringende oogen en opgestuiktcn neus do bootsman was do weergalm van den kapitein, behalve dat hij nooit dronk 't waren conpeer en conpagnon, do boots man zag naar d'oogen van den kapitein, bijzonder als er te slaan en te straffen viel. Er was nog aanboord den timmerman, groeten geneverist; tot staving diende zijnen gozwollen roodon neus dan eencn neger, af grijselijk vuil on leelijk, die voor 't.eten zorgde. Dit waren mijne hoeren en meesters O 'k had zoo'n spijt Maar, wat kon dit baten 'i Ik was op zee en moest vooruithoe lang nog ei, nu herinnerde ik mij mot hartpijn de overeenkomst met den kapitein gesloten van 5 jaar als leerjongen te blijven vijfjaar slavernij vijf jaar ten dienste van dien wildeman, van die lompe matroozen. Ik was gebonden ou vastgebonden, volgens wet en recht. Vluchtte ik, ik werd als deserteur aangehouden en teruggebracht om nog meer uit te staan. Do wetten op zee zijn strenger dan dio te lande de bootsman bader mij oenen kleinen uitleg van gegeven. Onbeschrijfelijk ellendig was mijn loven alle slechte behandelingen moest ik onderstaan; tot den slaap toe werd mij geweigerd ik had noch matras, noch hangmat, niets dan de kleereu aan mij i Tl ij f, mijne school- vest en klak geen geld of bagage al de plaatsen waren genomen en verre van mij bij hun te laten, gedoogden do matroozen niet dat ik rust nam op hunne kofferszelfs luid ik het recht niet mij op den vloer te loggen, en deze was altijd vuil gespuwd ik sliep dan hoven 't schip, op 't dek, in oenen hoek, bibberde van koude en slechts door vermoeienis iu slaap geraakende. Daarbij moest ik dag en nacht werken, aan 't vuilste 't eerste. Ik was niet alleen de slaaf der officiers, maar iedereen scheen over mij 't bevel te voeren, tot den vuilen smeerigen kok, die van uit zijn zwart fornuis, mij hoogmoedig konnnandeorde. Ik moest de leerzen kuischen der officiers, de ilesschen spoelen voor den kok. Oelf, waarom was ik on gehoorzaam geweest aan mijne ouders. II. Klagen hielp niet. En aan wie zou ik geklaagd hebben Iedereen was mij onverschillig men stiet en stampte mij als als een vervvorpelingr Eindelijk, vond ik onverwachts een vriend en beschermer in eender matroozen die nog een weinig menschlievendheid bezat. Ben was de naam van dien man, de boste matroos, allen moesten het bekennen, struisch, behendig, rap, stoutmoedig, verstandig, kalm in het dringend ste gevaar, een oude zeerat die meer wist dan tien zookapiteins te samen. Eénigen tijd na mijne aankomst, had ik met droefheid' bemerkt dat moer dan de helft van t scheepsvolk vreemdelingen waren, Franschen, Spanjaards, I'ortugeezen, Zwcedsehe, Amerikauers elke natie was erdoor eenige schurken vertegenwoordigd. Van de40manschappen aan boord, betrouwde ik niemand dan Ben en een zeejongen, een Hollan der. Onder de Amerikaners was zekere Brig, een monster van 'ne monsch, grof van lijf, maar nog grover van ziel, twistzoeker, maar anders bijna even goed matroos als Ben. Hoe vreet ik niet, maar ik moest dien Amerikaan op den teen getorten hebbon, want van hem moest ik de meeste mishandelingen uitstaan. Eens sloeg hij zijn hand in mijn wezen. Ben stond erbij, zijn bloed Geen mensch zonder gebreken. kookte en die onverdiende mishandeling ziende, viel hij op Brig, die achterover stortte tegen de koffers, doch aanstonds weer te been was dan begon de worsteling olllciers en matroozen zetten zich inde rondo om 'c schouwspel af te zien. De strijd duurde lang van weerskanten werd er gestooten, gewrongen en gestampt, Brig was do érgste mishan deld en had blauwe plekken op 't wezen. Eindelijk viel hij als een ge- slagen os op het dek, en moest zich overwonnen geven. 't is nu wel v oor dezen keer riep Benik zeg hot u toucheert den jongen nog en g'hebt met mij to doen. Die jongen is Engelsehman j onthoudt mijn woord wie hem nog mishandeld, zal mij tegen hebben. Van ditoogenblik af werd ik van de matroozen gespaard doelt met de Oversten bleef ik iu dezelfde gesteltenis. Wordt voortgezet. Sara, Zandriua, 't Kindt en de groote Steden. Zandriua, geloop t daar al dubbende Och, Sara mijn Kind, wie en zou niet dubben als ge dat allemaal hoort en leest. Wat is er gebeurd Zandriua Go weet g.j dat niet, van Kindt dien grootcn dief te Brussel, die met 17 mjllioen v an de Bank gevlucht is en daar ievers tegen Engeland g'arröteerd. Och heero Zandriua, wat zou ik weten mijnen man cn conlieert mij niets, 'tis somwijlen te voel dat hij mij aanspreekt en om in de gebuurte te gaan lameereu, daarvoor heeft Sara den tijd niet, kind. Wie spreekt er vau lameeron, Sara er is 'no gemakkelijken moijonomalfe weken een reisje rond do wereld'te doen, ge koopt u nu vV'krkman, vijf centiemen, 'k verkocht liever mijn kornet als nu Werkman to missen, iedereen die leurt daar goei manieren in en 'k verassureor u dat een kind die van jongsat met nu Werkman opge kweekt is een deugdelijk kind zal worden. En ze verkoopeu du Werkman Overal, Sara, op straat, aan de Kerken, in do Statiën, afin, hij komt u togengeloopen. Ei wat is toch twee eens en half, in comparatie van al 't goed dat de Werkman u verschaft, 'k lleb over tijd' nooren zeggen, dat zelfs groote, geleerde heeren, Priesters, Docioors, Avoka- teu en 't cetra, veel kas maken van nu Werkman. A propos, vve spra ken daar van dien grooten Brussolselien dief. Dat is een historie, mensch een arabischo vertelling. Laat eens hoeren 't Kindt was chef van de Bank en zoo iilouachtig dat hij zijn mees ters en g'heei de wereld bedroog. Alzoo 'ne vleier zeker, Zandriua, 'ne mouwveeger 'i Juist Beleeld in schijn, maar schelm in de ziel. Hij deed depensen gelijk 'non Oosterschen prins, leeido met twee drie vvouwmenschen, op zijn zvvijns, gaf cadeaus van honderde duizende irankon en pakte zien op zekeren dag op om met volgeladen koffers eu twee slijpen over zee te trokken naar Amerika, den schelm Ja, den schelm God weet van wie dat geld is van brave vverk- liën en dienstbooicn En hoe is 't verder gegaan, Zandriua Do Wet hoeft zijn bedrog bemerkt en is den schelm achterna gezeten! tot in Ierland, waar hij by do kraag is gepakt, juist als hij naar Amerika ging trekken. Maar, komt een oogenbükskebinnen vve zullen dat eens overklappen. Wórdt voortgezet. Men scln-ijfl ons uit Gent Het Genootschap St. Franciscus-Xavorius van O. L. Vrouwkerk op St. Pietei'a, te Gent, is zondag 11. ten 3 ure een Kruis gaan planten op t grat van tiaar ieverig lid, Pieier Sehouppe, zoo glorievol gestorven, op 2dua Siuxeudao- aan de Dampoort. S Leden droegen 'Ikruis eu 3SÖ andere volgden het in diepe ingetogenheid tot op 'l kerkhof, waar de Xaveriaan P. tl. de volgende lijkrede uitsprak Aan onzen beminden Broeder Petrus Sehouppe, in den naam van uweu ueeraluehtigen Vader eu geheel uwe bedroefde Familie, waar gij /.oo me nige jaren in vrede hebt doorgebracht, in den naam van het Genootschap, waarvan gij een der ieverigstoloden geweest zijt, in den naam van onzen E. tl! Bestuurder en vau onzen achtbaren Voorzitter, kom ik, als vrieud, u een laatste vaarwel zeggen en u onze liefde bewijzen, op dees oogenblik, dat wij zoo lang verwachtten. Ja, bominde Broeder, dit heilig teekou van onze ver lossing, welk wij heden op uw graf komen planten, dit heilig kruis, welk zoo waardig op uwe grafplaats wordt geplant, zal ons dikwijls uwer herinneren en ons opwekken uwe voetstappen na te volgen. Eu hoe dikwijls heeft uwe schoone en heilige dood ons opgewekt tot liet goede. Ja, beminde Broeder, nu dal gij z-ob glorierijk bij Gods troon verheren zijt, en die ons hierdoor Gods kracht vereenigd ziet op uwe heilige Rustplaats, bid voor ons, dat wij meer als ooit het goede doen, en ons Genootschap, met hart en ziel meer eu meer aankleven, dat wij deze niet schromen die ons tegen zijn en 'ons schoon Genootschap zooken te verplettenja, dat wij deze niet schromen die ons lie den tegen zijn en morgen vu.dweilen ontvang deze rechtzinnige hulde die wij 'Broeders u doen cn vooraleer wij uwe rustplaats veria.eu, willen wij door ceno werkende liefde, ja door een vurig gebed loonen dat wij u beminnen. En zelfs mag ik zeggen dat hier mei ons ai du Genootschappen van Franciscus van geheel ons Bisdom vereenigd zijn. Ontvang dus, Beminde Broeder, onze liefde eu hulde die wij u toonen en die wij alles tot Gods glorie iraehtou te doen strekken. Vaarwel, zeer beminde B:oeder Petrus Sehouppe bij God moge uwe ziol ia vrede rusten. Gent, l'J Maart 1S7U. B. D. S. Geut, 21 Meert Do paardenmarkt van halfvasten, heden door een schoon weder begunstigd, had veel volk uitgelokt. Men telde 814 paarden 54 veulens en 11 ezels. Er waren dus een vierde paarden min te koopgesleld dan verleden jaar. De goede paarden zijn aan zeer liooge prijzen door Dmtsche koopmans gekocht geworden. Eenige verhandelingen zijn ook met de Franscko eu Kagelsche koopers gedaan. i

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Werkman | 1876 | | pagina 3