Die wil hebben gemak, blijf onder zijn dak. Getrokken uit 't verlia J van een oude zeekapitein. 3C VERY0I.G. Ja, 't spijt mij ii hier te moeten zien, jongen ik had u willen ver wittigen, nis iiettijd was maar onmogelijk "neen, kleine Frits, hier zijt gij op uw plaats niot. En gij, Ben Houd al', kleine, houd afMaar ik ben misschien 7.00 slecht niet als gij wel meent. Er was een tijd dat ik u geleek, jongen, maar er zijn op de wereld beulen die-de mensclien slecht maken. Ben zuchtte en zweegmen zag dat hom iets pijnlijk in de keel lag. Neen, Ben, zeide ik, ongelukkig zijt gij, maar boos niet. Hoort, kindlief, ik zal u alles zeggen, luistert welen op zijn bronzen gelaat rolde een dikke traan. Mijne geschiedenis is kort, jongen eertijds was ik op een oorlog schip eu al zeg ik het zelf, ze zijn er zelden die beter hunne plicht ken den en vervulden dan ik. i)e bootsman was een schelm ik dierf hem eens zijn zaligheid zeggen, omdat hij zwakke mensclien mishandelde; hij dreigde mij.... ik was mijn zeiven niet meester..., ik dreigde tegen.... En ziet, kind, wat daarop gevolgd is. Ben deed zijn hemd los en liet mij zijnen rug ziener stonden nog diepe Jikteekens in vau't straftuig, dai Jjsj d'Engelsche matroozen de schande in 't vleesch prent. Ge weet nu Ben, waarom ik deserteerde en nergens kunnende blij ven, omdat mijne schande toch eindelijk uitkwam, op de Pandora beu gekomen Ben zweegAls 't een weinig over was, zeido ik hom Ben, 't is hier een slecht leven, op de Pandora; uw gedacht is toch zeker niet van hier blijven te leven Wat mij betreft, ik vlucht met d'eersto gelegenheid Kind, wij zuilen samen vertrekken. O, wat geluk l)it leven walgt mij 'tis mijne laatste reisal lang peis ik 0111 te vluchten en u meè te nemen. O, wanneer gaan wij dit doen Bat weet ik niet, Fritz op de kusten van Afrika zouden de zwar ten ons vermoorden, 't Is in Amerika dat de zaak moet geklonken wor den. Hoe lang nog te lijdon Gij zult niet lijden ik beloof liet u hebt geen selirik. Maar, pas wei op van niets te gebarengeen woord.... E11 hij legde zijn vinger op den mond. Wees gerust, Bon. Er was een groot pak van mijn hort. VI. Wij zeilden gedurig voort naar 't Zuiden en 't werd zoo heet dat de teer overal smolt, en dat onze schoenen, hij iederen stap, aan het dek bleven plakken nu ging er geen dag voorbij of wij zagen aan den ge zichteinder schepen die naar Indien gingen ot naar Engeland terugkeer den doch zij hadden geen lust om met de Pandora kennis te maken nogtans was er een, die ons bemerkende, zijne di rek tie veranderde en recht op ons afkwamgeen twijfel of 't was een Kruiser, 'tis te zeggen wat men op land een commissaris van policie zou noemen, om de zeeroo- vers achterna te zittentoen men in hot schip cene dier gevreesde kame raden herkende, begon de grootste verwarring op ons vaartuig te liecr- sehen. Zieli verdedigen, was onmogelijk Be Kruiser had kanons en met eene.enkele losbranding lag heel ons getuig omverde vlucht was nu ook onmogelijk geworden. Een deel van 't Scheepsvolk verborg zich, de wapens werden wegge- steken, de kapitein haalde zijne papieren hoven, die voor alle gelegen heid gereed gemaakt waren de Kruiser, sieclits een kwartüur "van ons, zond een kanonbal 0111 ons te verwittigen van aanstonds onbewege lijk te blijven. Mijn hert klopte 0:11 te breken, hot vorlössingsuur scheen mij nakendemaar zietjuist alsof 't kanon er het toeken van gege ven had,- eensklaps viel do wind stil, er bleef niets dan een zacht luchtje en de zeilen vielen slap togen de masten. Onze kapitein begreep aan stonds liet voordeel dat deze verandering hem bracht. Al de matroozen werden aan't werk gesteld, al de zeilen opgehaald en, dank aan zijn lielit gestel, kon de Pandora met dit windje snel vooruit, terwijl zijn tegenstrever gedurig achterbleef. Eene uur later waren wij reeds verschelde mijlen verwijderden voor 't vallen \an den avond was de Kruiser maar een klein zwart puntje in de oneindige zee. Boor deze vlucht waren wij eenige honderde uren van onzen weg ver wijderd doch de stuurman maakte den nacht te baat om langs eene an dere richting aan de Guijana te kornen en voor dat liet nog eens avond werd,- zag ik den oever, niet van ons Engeland, maar van een land dat door den handel der negers, 't is te zeggen door de jacht op vrouwen, kinderen en mans, eene droeve vermaardheid heeft gekregen. Bien nacht bleef ons Schip eenige mijlen van den oever, maar bij het opkomen der zon naderden wij liet vasteland; men zag er noch liuis, noch staak, noch have, nóch iets dat aanwees langs waar de schepen daar moesten inva ren. Maar de Kapitein was meester van zijn stukd'oude matroozon bleven-zonder onrust en naecnigen tijd zachtjes voortgevaren te zijn, trad ons schip tusschen eenen dikken bosch in den mond eener diepe"en breede rivier en wierp na eenige minuten zijn anker, ongeveer honderd meters van liet strand. Voor de plaats waar wij stil hielden, stonden eenige hutten, rond in hout en met strooi gedokt, terwijl eene grootere hall' door de hoornen was gestopt. Aan de voorste hutten stonden eenige negers die teokens deden waarop de bootsman antwoordde. Weldra werd een boot met verscheide negers naar ons gestuurd. Be hoorden der rivier waren be zet met prachtige pahnboomen, met rijke planten, doch nu was al mijne, aandacht voor den boot en voor zijne aardige gasten. Nu gaf ik Ben gelijk die mij had gezegd Frits jongen, hier niet te vluchten, hoorde? want hoe slecht de kadeéen op 't schip mogen wezen, ze zijn nog goud tegen deze, slijk. Ge zult ze zien, jongen. «En waar lijk, de .schrik beving mij als ik die mensclien zagzoo zwart'als schoen blink, het voorhöold plat, dikke lippen, half naakt en't wreedste ver- wilderdste wezen dat men zich kan inbeelden. Er waren zeven perso nen in den boot., vier roeiers en drie welke van overheid schenen te zijn, ia, zooals ik weldra hoordede Koning en zijn twee Ministers.Ze zagen er nog deugnieten uit dan de andere. De Koning was drollig gepatron- neerd een oude soldatenfrak, misschien uit 't een of ander schip gesto len, de strepen van sergeant stonden er nog op, een frak die maar half toekwam, 'nen breedon sluier en 'nen ouden sibaro met een pluim, dito; een breed mes in den sluier en 'no grooten sabel aan de zij kortom, den per leks ten barakkeinan. Wij moesten ons inhouden om niet te lachen, maar de kapitein had be volen van -zijne zwarte Majesteit met eerbied t'ontvangen do drie over heden stapten 't schip op, gaven d'hand aan onzen kapitein en bootsman, als oude goede kennissen de roeiers bleven in don boot; immers de kapi tein en de zwarte koning verstonden malkaar te goed, om iets te moeten vreezen. VU. V at die twee schelmen vörhapzakten, weet ik niet; maar de uitslag werd alras gekend. Zijne Majesteit had in die groote tent, temidden der boomen, eenige honderde negers, welke hij gekocht of genomen had. en welke hij nu aan ons scliip zou leveren, voor eenige vaten gene ver of eenige zaüken graan, pro raiovan zooveel per kop, juist gelipt men in ehristeno landen schapen, konijnen of'kiekens verkoopt. Be koop moest liom voordeelig zijn, want onze kapitein was in de beste luim der wereld. De rhum- en genovoriiëscK floreerde en de konin" keerde al waggelende uit de kabien terug, in zijne brabbeltaal bollende datlnj verscjieide dorpen geplonderd had, en 50ü jonge en kloeke negers aan den kapitein zou leveren, nog deiizeifden dag, als deze t begeerde. De kapitein was nog niet ten volle gereed 0111 dat volk t'ontvangen, en zoo gingen zij al pratende, arm in arm, 9ver 't dek nu stapte de kapi tein met zes matroozen in den boot bij do negers, om den koop, in de ko ninklijke tent, door een feestmaal te sluiten. 't Water kwam mij in den mond, als ik dit volk naar 't. vasteland za" varen niet dat ik goe.ste liad hij dien smoerigen ransel te gaan, mam* eens alleen zijn, de vogelen hooren, op vasten grond trappelen, 0 dit scheen mij den hemel. Maar aan land gaan daar was niet op te denken voor mijik moest nog altijd kuisselum eu borstelen, van ueiï morgeiid tot den avond. Als hun peil afwas, mochten d1 andere't schip verlaten; ik had meer dan eens plaats genomen in den boot die auder manschappen aan land bracht, maar telkens werd ik er door den kapitein of den stuurman met ruw geweld uitgehaald. Eiken morgeud, als ik do zon in 't gebladerte za" schijnen, zwol mijn hart van verlangen 0111 tocli eens aan land te nioséii koo.cn, om eens eenige uren vrij te zijn. Wordt voortgezet. Uit Sl. Nikolaas wordt hel overlijden gemeld van den Z. E. Heer A. Vermeersch, sedert 4856 pastoor-deken dier stad hoe hij er hooggeschat en bemind werd, toonen de algemeene bekom mernis tijdens zijne langdurige ziekte en de vurige gebeden voor zijne genezing. Uns lieer heeft het anders beschikt de proeftijd van dien achtbaren Man was geëindigd, en zijn lijd daar, om in 't Vaderland binnen geroepen te worden. Be Z. E. H. Vermeersch was van 't jaar 1808. frankrijk valt. Kan t anders, als marmen gelijk Rochefort er gazellen schrijven? Rochefort, die met 't vaantje doorzijn broek in Parijs gekomen was en er zich ten koste van 't volk had rijk gemaakt? 'ne krawat, die voor zijn goei deugden in 't kot geze ten heeft, terwijl ander, die min hadden misdreven dan hij, den kogel kregen en die kerel schrijft gazetten Voor 't welzijn zou hij de trappen van 't prison moeten afschuren. Als de krawatlen boven komen, gaat '1 braaf volk onder. H. M. de Koningin van Holland is te Parijs en heeft een bezoek van Mac-Mahon ontvangen. Noord-Brabant is van den watersnood verlost en loont, op loffelijke wijze, zijne dankbaar heid aan al de Weldoeners. Er is een kommissie benoemd om den soldaat beter te voeden en hem een vast traktement te verze keren. Er is te Maastricht een kind verbrand, alleen gelatende zijnde, thuis. Er is in de Jardin des planles, te Parijs,, een spinnekop met een lichaam zoo groot als een ei en pooten' als penneschachten, en in 't museum van Rijssel is een schilderij gestolen. Te Bortmond, in Duitschland, is overleden Mej. UcnrieUe Davidis, die T beste keukenboek heeft geschreven. Zij was ook geroemd als weldoenster der armen. In Duitschland wordt, gelijk elders, geklaagd over 't misbruik dat de militairen builen dienst van hunne wapens maken. Ze vechten er bijua eiken dag. Be tijphus maakt vele slachtoffers in Italië. De Belgische "raaf d'Oul- trenionc is er ook van die ziekte gestorven. Men spreekt van een persoon die op de linie Brussel-Aalst zou dood gereden zijn. -Jfi

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Werkman | 1876 | | pagina 3