Die wil hebben gemak, blijf onder zijn dak. Getrokken uit 't verhaal van een oude zeekapitein. 5" VERVOLG. Wij,stapten over 't dichte en hooge lisch, dat op verschelde plaatsen platgedrukt was door een zwaar dier. In deze onbewoonde streek was dit niet te verwonderen. J3en sloeg er dus geen acht op en maakte met zijn groot mes cone diepe snot- in don hoorn. Noch hij noch ik zagen het zap dat eruit vloeide want op't zelfde oogonhlik sprong een dier twintig stappcu van ons recht en staarde ons aan, als verwonderd over onze vermetelheid. Wij hadden geene moeite om in dat dier den Leeuw te herkennen. Hij sliep rond den boom en wij kwamen hem wakker te maken. Van schrik waren wij verlamd wij bleven arduinstil staan, en bezagen vol schrik het vreesdijke dier. De leeuw bekeek ons eenige oogenblikken, met norschheid, stiet dan een somber gebrul uit, en ging weg, gelijk al de leeuwen als zij niet aangerand ol' uitgehongerd zijn. Hij ging zeer traag, bij poozen wat blijvende staan en trotsch omkij kende of hij niet achtervolgd werd. Daar peisden wij voorzeker niet op; ter contrarie, wij waren van den anderen kant des booms gegaan, en diervengoen voet verzetten; onze vlucht kon de leeuw als eene uit daging aanzien hebben, en met ocnigo sprongen lagen wij verpletterd. De leeuw zou waarschijnelijk weggegaan zijn, liaddc men hem gerust gelaten maar Ben, de vermetelheid zelve, kon zijne onverzaagdheid niet bedwingen ongeduldig omdat de leeuw zoo traag heenging, schoot hij zijn geweer naar het dier, zonder het te kwetsenHen meende dat do leeuw rapper zou weggegaan zijn maar juist liet tegenovergestelde had plaatsde koning der dieren liet eon vreesolijk gebrul hooron, keerde zich om en kwam al springende naar ons gevlogen. IX. Ik gaf geen spelle voor ons leven ik zag mij reeds in stukken ge scheurd en dit zou gebeurd zijn, indien Ben geen vindingrijke en stoute kerel ware geweest. Hij zag aanstonds het dringende gevaar. Den boom beklimmen was onmogelijkzijne dikte liet het niet too. Ik had nog don tijd niet gehad een noodgeschrei te laten, als Ben mij hij debeenen greep op zijn schouders wipteRaprapzegde hij pak den eersten tak vast en kruip boven op den boom. Rapof 't is mot ons?gedaan! Ik begreep zijn gedacht cn al mijne krachten byeenleggende, kon ik een der talckon van den drakenboom grijpen en mij naar boven wippen. Dan poogde Ben denzelfden tak te grijpen, al springende onmogelijk 't was t'hoogwat gedaan aan den stam des hoorns waren kleine knoo- pon en hollen Ben liep er heen om langs die gevaariijke ladder boven te klimmen; verloor hij 't evenwicht, 't was gedaan met hem.... Ei 'k boef er nog van de matroos stond daar de beenen naar omhoog geschard, als de leeuw tegen den boom sprong, er groote stukken schors uit rukte en geen drie duim van Ben's voet don klauw sloegik trilde als een blad cn hield dón adem op de leeuw viel neer in 't gras, zijn oogen fonkelden naar 't slachtofferhij zette zich gereed om nogmaals te springen sprong,.... maar Ben was reeds hij mij in de kruin van den boom. Doch, alle gevaar was nu niet verdwenen de leeuw kan niet op de hoornen klimmen gelijk den beer en de katmaar zoo groot is zijne kracht, zoo elastiek zijn zijne spioron, dat hij zeer hoog kan springen cons op de eerste takken, dan was het hém maar een spel om oris uit dé kruin des hoorns te kpmen halen. Wij zaten dus met den schrik op 't lijf. vooral als wij het wreode dier eenige stappen zagen achteruittrekken, zijne pooten uitsteken, gereed om tot ons to springen. 't Was maar 'ne pink werk met 'ne wip was hij onder den boom en deed daar eenen zijlingschen en wonderbaren sprong, raakte een der zijtakken aan, maar kon zich gelukkig met zijn klauwen niet vasthou den en viel terug op het gras. Die tegenval ontmoedigde hem niethij sprong 'nen tweeden koer nu vast besloten on zeker van te lukken. Zijne oogen vlamden van woede zijn opgescheste lippen lieten zijne vreeseiijke tanden zien en tussehen zijn geopende kakenbeenen verscheen zijne stekelige en met schuim be dekte tong. Een vrcoselijk gebrul 'ne weerlicht voor ons oogen en oor iemand van ons getweeën een woord spreken kon, was de rosachtige poot van den leeuw rond den tak en zagen wij zijn breede muil aan onze vosten. Ben verloor den geest niethij sloeg met zijn mos op den vreeselijken poot, ik schoot mijn pistool af, de leeuw moest den tak laten, viel op den groud en brulde zoo vreesolijk dat heel de omtrek beefde. Zijn poot was doorsneden en 't bloed op zijne muil toonde dat ik wel geschoten had Nu meenden wij zeker dat hij den strijd ging opgeven ma.»r weldra waren wij ontgoocheld; noch mijn istoolschot? noch de sneden van Ben hadden den leeuw erg gekwetst, maar integendeel zijne woede en wraakzucht aangevuurd na eenige keeren rond den boom geloopen te hebben, bijwijlen eens blijvende staan om zijn gekwetstcu poot te likken bereidde hij zich nogmaals om tot ons te komenik had mijn pistool her laden, Ben hield zijn mes in d'hand en, scherlings op den tak gezeten, verwachtten wij met kloeken mc-sd den aanval. De leeuw vloog eene derde maal naar den boommaar nu kon hij door zijne kwetsing den tak niet meer raken. Hij hernieuwde verscheide malen zijne pogingen, doch telkens met slechteren uitval. Woede ont brak het nietzijne gramschap kan niet beschreven worden en zijn ge brul, waartnsschen een scherp geschrei zich mengde, was zoo donde rend, dat ik de stem van mijnen beschermer niet kon hooron Eindelijk zag do leeuw dat hij ons niet bereiken kon wat deed hij dan P Heengaan neen hij besloot ons te belegeren en wij zagen vol schi'ik dat hij zich op 't gras legde, totdat wij van den boom zouden ge komen zijn.. Wordt voortgezet. Aken, 23 April 1876. Wij zitten hier nu te Aken, op een kamer van 't Hotel [)c Honing i'ffj. Spttnje, rechtover een lsasern vaar wij gisteren avond pruisisclio soldalen za gen exerceeren cn corrigeeren door een geknevelde officier, die riep dat hqpl de koer daverde en zijn armen sloeg, gelijk de zeilen van 'ne windmolen. Men ziet dat Pruisen van zijn soldaterij den appel zijner oog maakt. W'hebben reeds zooveel gehoord en gezien, dat zorgvuldig staat aangekrab- beld en later, als 't God blieft aan de geachte Lezers van onzen lieven Werk man zal opgediend worden Dien Werkman en zijne talrijke Verspreiders en Vrienden hebben wij te Scherpen heuvel en te Diest indachtig geweest, alsmede te Maastricht toen wij er de kostelijkste Reliquiëu vereerden, die in de wereld bestaaneen doorn uit des Zaligmakers kroon, den gordel der II. Maagd een deel der spons, waarmee Ons Heer gelaafd is. een deel der kolom, verschéide hoofdschedels van Martelaars enz. enz. 'i Zal voor weken en maanden zijn. Nu, al vliegende, 't een en 't ander. Maastricht is een lief neêrlaodsche stecdje, en Limburg een Paradijs. De Hollander wist wel wat lekker Brokje hij van Belgiö afsneed, 't Volk is or be leefd, voorkomend, spraakzaam, katholiek. De katholieken zijn trotsch op hunne kerken, gelijk overal waar Protestanten wonen en een devotie <-elijk hier, hebben wij nergens gezien. Overal hoorden wij op Pruisen afoeven Schelm en dief laat men vrij zegde ons oen Burger, eu die brave lién mo»ten hun land ontvluchten maar "t zal ook zijnen tijd doren Al de mogendheden zullen moeten samenspannen tegen dat Pruisen. Zijn hier velcPriesters heer? O ja, een menigte; t'Hasselt zijn er wol 25 ineen huis; te Maas tricht loven er velen, en de Limburgsche dorpen aan de grenzen zitten vol. En hier nog worden zo door dien schelm niet gerust gelaten, 't Is schande Zoo gaf die Hollander af.... 't Was in liet stadspark van Maastricht, 'non hóf, Mijnheelea, 'nen hof voor 't volk, wel schooner dan dien van 't kasteel van Overham. Nevens dien hof loopt de Maas, een water wel 200 voet breed en daar over ziet gij, zoover uw oogen dragen kunnen, rijke velden; door de Maas op kreukelende wijze gekaresseerdeu stadsvvaarts eene steencn bric met 10 hooge bogen. O, wat is dat schoon! wat is de wereld verrukkelijk En wat zrl t daarboven zijn!. Laat ons wel werken en deugdzaam leven, om daar te geraken Een half uurken van dien hof, ook nevene de Maas. is de St Pietersberg een grot. o een wondere grot met over de 100,1100 straten en die tot Luik toe loopt.... t Neemt uit van wonderheid, mijn papier is bijna vol vrij zien van op ons kamer de soldaten met hunne pinhoeden. pront uilgeborsteld wij hooron de DuiUchers in hunne kerken zingen, met aandoenlijke stem wij gaan ten 9 ure naar d'Hochmisse, inde Domkerk, bidden voor onze Vrienden, voor ons Vaderland, voor onze Gazetten, voor de vervolgde Priesters in Prui sen, voor Bismarck, opdat hij zich moge Lokeeren of kreveeren, 'den schelm, die zoovele brave menschen verduiktWij trokken op vaarwel, tot wan neer onbekend Hoe langer weg, hoe meer de Vrienden zullen weten. Ge lukkig dat ik een betj.-n Duitsch kan. Aken, 24 April 1870. Wij zijn te Aken, in de Kaiserliclie stad, gëlijk de menschen het hier met veel praal zeggen; Aken heeft 78,000 inwoners katholiek, christelijk volk, dat wel den zondag viert en vlijtig de Diensten bijwoont. Wij hebben d *n Dom gezien, een prachtig stuk metlcolonnen van zuiveren porficrrnanrn r. den arm van Karei de'Gmote en allerkostelijkste relikw ën die wij nu gaan veree rt n. Gister, na de Hoogmis, zijn wij de Protestantsche tempel c-n de .lood-cbe Svnagoog gaan bezichtigen, onder 't geleide vaa 'nen heerenknecht, bij toeval gevonden en die zijn vermaak nam ons alles te toonen. Gelijk iedereen te Aken sprak hij van de vervolging on zeide o. a.: "dat ze maar Aken gerust laten, want hier zouden allen li ever sterven dun 'l Geloof on'roinv te worden allen, tot de laatste vrouw en 't laatste kind - W'hebben hier nog gezien den Lousberg, een hemelhooge berg, nevens Aken. waarop een gasthuis ;ina' cn. hlOger nog, een oud kasteel waar Karei de Groote in d.*n jachttijd vei).leef: op 't hoogste van dien berg zijn lange wandelingen van dikke sparronboomen. Whebben in de kerk geweest der Jesuieten, die nu ve'jaagd zijn de dienst wordt door andere geestelijken gedaan die grooio kerk was eivol cn op al de wezens dier Duilschers lag eene treurige tint'er zijn geen stoelen in d-v.o kerken eenige banken en de rest van 't volk staat recht of knielt op den grond allen zingen te samen op eene aandoenlijke wijze. Er werd gepreekt over de Verrijzenis, over de tegenwoordigheid Gods en den vrede des Harten, die den trouwen clirsten in de hevigste vervolgingen bijblijft Vele Duilschers weenden. Men denkt hier dat de vervolging nog heviger gaat worden 't Moet veranderen, zegde ons iemand als de Fransclimans niet rap komen, zal men ze gaan halen.. 't Is erg gesprokenmaar de Pruisische dwingelandij gaat' ook over zijn hout. Pruisen was ten allen tijde de laagste stam van Duitsch- land en nu wil het over 't gansclie Duitsche volk henrsclien. Wij zijn boven op on/e kamer en zien de Pruisische soldaten exerceeren t gaat er streng men ziet dat de arme jongens onder een hard juk staan. l)e vieze officier van eergisteren is daar terug, maar nu te serdzijn oogen vlie gen rond als kogels; de 20U soldaten bewegen zich gelijk éen man. 't Is 9ure; ten 12 me vertrekken wij naar Keulen; wij gaan nog oens in de stad, en teekenen alles aan wat morkweerdig te zien is"; daarmee zal 'i lijd zijn om pak en zak gereed te maken. Ik reik u en al onze vrienden en kennissen, langs over dc grenzen, eene warme broederhand.

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Werkman | 1876 | | pagina 3