®i>' ona Hoe edeler hart, hoe buigzamer hals. Getrokken uit 't verhaal van een oude zeekapitein. 7° VERVOLG. De opening in den boom vormde eenc vierkante kamer van circa twee meters en evenveel hoogte zij was door mensclienlianden gemaakt. Op 't einde was eenc soort van bank en op die bank waren de voorwer pen die ons deden huiveren: Drijmonschen zaten op die bank, het wezen naar ons gekeerd, den rug tegen den wand, de handen afhangende en de voeten een weinig uitgestrekt. Niet een dier drij mannen verroerde, want ze waren dood, ofschoon op hun wezen niet doodsch scheen. Zij waren uitgedroogd als mornies over hun hoofd was eene dikke wol, do oogen stonden wijdopen in hunne hollen en de geopende lippen lieten twee rijen witte tanden zien. Ben siond daar bleek als dc dood,doch ik was reeds een weinig van den eers ten schrik teruggekomen ik had vroeger gelezen dat de negers van sommige stammen voor gewoonte hadden van in 't binnenste der dikke boomen kolders te kappen on daar hunne dooden in te zotten niet de gewone dooden, maar de lijken der schelmen, die voor hunne misdaden het leven hadden verloren. Het hout van den broodboom is zoo zacht als eene raap, derhalve is het geen lastige arbeid van er eene kamer in te snijden. Ben was verwonderd dat ik de drie gasten zonder schrik diorf nade ren, maar ik legde hem de zaak uit en dan ging hij eenen Yuurstok nemen, met welken wij inden boom traden de drij lijken waren buiten gewoon wel bewaard al het vleesch was ervan verdwenen niet de wormen, maar de tijd had dit teweeggebracht er was geen de minste reuk in dit zonderling graf. Wij bleven eenige tijd in dien grafkelder Ben onderzocht de lijken of er soms geen schatten bij waren, waarin hij zich bedrogen vond ik onderzocht alles en kwam tot de verzekering dat die lijken daar reeds lange jaren moesten zitten. Misschien was 't land, te dien tijde, bewoond geweest en de bevolking door eenen machtigen stam verdreven of als slaven verkocht. Buiten de lijken was er in de cel niets te zien. Wij keerden dan tot ons vuur terug, legden ons op hot gras en waren alras in eenen weldoondon slaap gedompeld. Geen wonder na de loop- markten en angsten van dien wonderbaren dag. XI. Onze slaap was, helaas van zeer korten duur. Wij werden wakker geschud door een afgrijselijk gehuil, gelijk er nooit onze ooren had ge troffen een gehuil van dieren maar welke dieren wolven, hijciias> jakhalzen wij konden uit dit verwoud geschreeuw, uit die scherpe schetteringen niet wijs geraken nu waren het als honderde katten die daar miauwden, dan veranderde do toonen en zou men gezegd hebben: het gekletter van vrouwenstemmen of de ruwe vcrwenschingon van zattemans. Waren die dieren talrijk P wat voor soort was hot Ben of ik wisten daar niets van't was hollodonker maar wij wisten en voelden toch dat onze harten van schrik klopton en onze tanden opeen kletterden. Aanstonds waren wij recht gesprongen, in de meening dat de vijand one seffens ging aanvallen het gehuil was Yoor ons, achter ons, ne. vóns onswij waren als in eenen ring ingesloten en konden niet zien welke vijand wij te vreezen hadden. Ben wierp 'nen heolon hoop takken in 't vuur, do vlarn verhief zich en wier een breede straal lich t uitwij zagen eene hreede plek met groen rondom ons, en dan niets meer, ter wijl het gehuil rond ons vermeerderde. Na langen tijd gezien te hebben, bemerkte wij eene menigte blinkende, ronde punten die in den donkeren schitterden 't waren de oogen dier wilde dieren, die wij hoorden, niet zagen, doch van welke wij iederen oogenblik meenden overvallen te zijn. Een minuut van vrecselijken angst.... eindelijk konden wij onze aan randers herkennen ik had ze nog in dierentuinen gezien 't waren groote apen, bavianen,-wreed van karakter, gevaarlijk zells na jaron opsluiting in eene kooi en duizendmaal gevaarlijker in 't middon hunner bosschen en honderden bijeen de ontmoeting*Van een enkele dier lompe dieren verwekt den schrik der reizigers, want de baviaan is buitenge woon sterk denkt dus hoe groot onze schrik moest zijn, ais wij ons om ringd zagen van eene ontelbare menigte dier woeste kerels wij zager, ei' van alle kanten geene hoop van to vluchten 't Was een ringmuur van apen. 't Was zonneklaar dat zij ons gingen aanvallen. In't begin had liet vuur hen wederhouden, maar weldra iwaren zij aan die flikkering ge wend en de kring welken zij rond ons vormden, werd nauwer en nau wer. Wat gedaan hoe ons gered Voor den leeuw konden wij op den boom vluchten, maar tegen die boschduiveis op de boomen klimmen,kan niemand. Ben nam een brandend stuk hout en dreigde er mee naar de apen die dichts bij ons stonden ik volgde zijn voorbeeld. De apen deinsden een oogenblik achteruit, doch zoohaast wij stil hieven, bleven zij ook stil en als wij het vuur naderbij kwamen om nieuwe fakkels, kwamen zij ook dichterbij, dreigender dan ooit. Wij hadden schoon dit spel te vernieuwen zij waren er hoe langer hoe min hang van. Arme Frits! sprak Ben met droeve stem, de schelmen zullen niet vluchten. Ik ga eens schieten, misschien zal dit middel lakken. Het jachtgeweer werd geladen Ben stak er de stalen lat op, evenals hij gedaan had om den leeuw neer te vellen. Bij ging vooruit, viseerde een onzer grootste vijanden, schoot, een kreet van pijn liet zich hooren het grof dier stortte ten gronde, terwijl zijne gezellen het omringden. Bt liad mijn pistool op een anderen aap afgeschoten, die nu ook door talrijke gezellen werd omringd. Wij keerden tot hot vuur terug, wij konden nu 't geweer niet meer laden, vermits do lat weg was. Ook, wij hadden er den tijd niet voor. Het afschieten onzer vuurwapens had den vijand aangehits, in plaats van hem verveerd te maken. Zij lieten nu hunne gekwetste kameraden liggen en liepen naar ons. Wij naderden het beslissend oogenblik ik had con der dikste brand stokken genomen en Ben stond daar met zijn oud geweèr, als een red dend gedacht hem in den kop vloog. Allebei zagen wij om naar den graf kelder, een kreet van vreugd ontvloog onze beangste zielen en wij sprongen naar dc schuilplaats. Do deur was zeer smal, maar oen konijn loopt zoo rap in zijne pijp niet, als wij in ons hol waren en de boschdui veis die ons vervolgden, hadden den tijd niet ons te krijgen, als wij reeds in gezelschap der drie lijken waren. Waren wij nu in veiligheid Zeker neen onze schielijke verdwijning had de boschduiveis verwonderd maar wij werden gevolgd door ge bed de bende, die meer huilden dan ooit, en 't was wel te voorzien dat zij dc opening gingen zien on er binnentreden. De kelder was nog altijd open wij hadden den tijd niet gehad om de deur van schors op te nemen deze lag huiten en uit onze schuilplaats komen om ze op te nemen, ware al to vermetel geweest. Er was niets om voor de opening te zetten en het eenigsto redmiddel was nu van ons aan den ingang te stellen, Ben mot zijn geweer en ik met den brandstok; daarna kouden wij onze messen gebruiken en den strijd zoolang moge lijk onderstaan ;want eens de apen in onze cel, dan was onze dood zeker Van uit do opening zagen wij niets dan de zwarte schimmen, die in do flikkering van 't licht, als duivels danstten, hij wijlen eens naar het lijk van hunnen kameraad liepen en dan terugkeerden, een vrecsclijk klaag-eu wraakgehuii aantreilende. Och, dat wij toch de deur konden nemen, zegde ik tot Ben. Onmogelijk, Frits hebben wij 't ongeluk den neus buiten te ste ken maar 'k wil .hangen, heb ik geen goed gedacht. Wij zullen de deur wel missen houdt een weinig wacht, dat zij niet binnenkomen. Opgelet, kameraad cn al die monsters terug gehouden Wel zoo Terwijl ik al mijne kracht gebruikte om op de koppen, armen en voe ten der reusapen te slaan, dat zij krijschend achteruit vlogen en toen mijn arm reeds vermoeid v\ as van het aanhoudend slaan, zac ik Ben daar afkomen met een der lijken, dat hij in tweeën kraakte en voor de opening legde Ben werkte als een razende een oogenblik nadien was hij met de andere lijken aan do opening, kraakte, stampte, drukte- weldra zaten wij in 't donker onze barrikade was gemaaktzelfs waren er eenige openingen langs welke Ben den loop van zijn geweer kon steken en ik mijnon stok om de woedende aanranders af te wedren. Nu trachtten zij de mornies vast terukken; doch golukkiglijk dat kon niet geschieden het eonigste wat te vreezen was dat zij dezelve in stukken zouden getrokken hebben. Wordt voortgezet. Uitslag van don prijskamp van Meen en. 1ste Raadsel, Vuurwerk. 2de Zakuurwerk. 5de Luciilbal. 4de In u'ark ran Hoc cn iu liet uardscli Paradijs. Sde Zeem Zee. m li hebben korrckl aan den prijskamp beantwoord. De hoeren Felix Walgiaef, Opilorp; Cli, Van Wcymcerscli, SinnyA. Dc Vnyst Vlici'zrlc; llcnri Delbatrc cn Jules uhesquière, Meciicnarcn, leden der urjatscbanpii van Klapzoul. 1ste prijs voor dc schoonste verzen aan d'liccr Felix Walgracf 2de prijs duor loting Cli. Van Wcymcrscb, 5de u u a A. De Vuyst. Heel wel opgelost. 4. Frans De tfoilsulier, Oullre Alfons Dc Clcrq, Sl. Pauwcis; Virgime De Clcrq, SonnegemAlfons De Backer, St. Nikoioas; Bcnoit Vau der Steen, Lede; Uuslaaf uylstckc, liollcgern Sl Jan; II. Serleys, Sotlccin II. Grcr- sau, pcnnclckkcr op of neêr, KcderbrakilLouis Lowet, AerscholC. De Bicuker. Jellc 11. De Üruyckcr, Merel bektA. K., Oullre; en bijzonderlijk Th* St. Picter fceit. Wel opgelost. Valentin Devos. St. Nikolaas; Aug. Regels, Sl. NocolaasMarb De Peycke, at. JSikolaas J Isias. St. Gilles-Waas J. .\oppe, Bdcelc Dcsuc De Blinde, Gremhergcri1'. Donckerwolke. Gerraaidsbcrgen; Anlonia De Pauw, Ecloo Sarei Lewie Van Acker, lleveren-WansPé He .Moor, Witleren. Eervolle melding voor de komieke verzen van Jacobs Charles D. L., peerdesmid, St. Amandsbcrg; cn aan II. Serleys, Solt-gcm, voor de oplossing onder titel (ccii reisje nuar Gent). Dc eciste Prijs van schoon geschrift is toegewezen aan Mijnheer Tb. Verrannrman fecit, ltuussclaerc, die ons een wonderschoon geschrift cn leckeniug beeft gezonden weerdig van gcancadrccrd te worden. 2de pr js voor schoon gesehrilt aan Mijnhe. r Alfons De Clcrq. Wij bedanken uit des hortc nl degene die in den prijskamp deel genomen hebben.. En wij verzekeren u dat er vp-lhousl ecu veel grootire zal verschijnen. Het bankc' ral plaats hebben in het vcrecnigings-lohaal der maatschappij van Klapzoui (waarvan wij deel maken) op O. H. Hemelvaart. sS-

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Werkman | 1876 | | pagina 3