Hoe edeler hart, hoe buigzamer hals. Getrokken uit 't verhaal van een oude zeekapitein. 8° VERVOLG. Eene uur lang deden wij niets dan onze wapens in en uit onze barri kade trekken. Eindelijk verflauwde den iever onzer belegeraars zij begreepgn dat bet onmogelijk was in den boom te komen en bleven rond den boom schreeuwen en huilen ons vuur was uitgedoofd en binnen en buiten den boom was 't nu stikdonkeraan vertrekken dachten die gasten niet.... Vreeselijker nacht heeft misschien nooit een sterveling beleefd wij dachten er zeis niet aan om een oog toe te doen: wij kenden de slinnne wraakzucht dier diereneen leeuw, een beer, eon rhinoceros zal weggaan, als hij zijn vijand niet meer zietmaar de asyj heeft daarin menschenverstand en blijft, totdat zijn slachtoffer dood of levend in zijne klauwen komt. Do apen zagen wel dat wij uit. den boom niet konden komen, zonder in hunne handen te vallen. Wat meer is, hunne wraaklust was op ge. hitstwij hadden een hunner, misschien het hoofd van hun ras ver woord, en eene andere gekwetst. Waarom ook zouden zij weggaan Niet verre van daar vloeide eene heldere bron en de broodboom droe° liun geliefkoosde voedsel. De nacht ging voorhij, in vroeselijken angst de morgend kwam en verre van zich te verwijderen, was 't getal der apen vermeerderd. Zij liepen gedurig over en \ve<-r, al kruipende op 't gras, op don boom klim mende, of met allo geweld tegen onze barrikade bonzende. W ij hadden er het dorde lijk bijgevoegd, doch begonnen nu andere vijai deu in ons binnenste te voelen Honger en dorst. En er was niets in ons bereik geen druppelken water, geene bete broods. 't Werd avond en de belegering duurde voort. Do boschduivels bleven rond den boom en als den tAveoden dag aanbrak zagen Avij ze zoo tal rijk en onverzoenbaar als ooit. Wat gedaan Wat gedaan Wij zaten daar nu sedert -18 uren, zon der rust, zonder eten, zonder drinken. Er uit komen, was ons doen kapot plukken on blijven Avas langzaam en pijnlijk sterven. Wij zaten daar op de bank der mouiies, in doodscho moedeloosheid. Er was nu geene kans meer om ons eenon weg te banen door de randen der apen vroeger kon dit zijn, vermits do aap m 'tplat veld zoo hard niet loopt als de mensen maar nu Avas daar niet meer op te denkon. Ben stelde voor van, als wij toch moesten sterven, liever de dood door die boschduivels te kiezen Avij zouden Avel nen vreeselijke oo°en- blik passeoren ten anderen, er viel niet meer te kiezon, d'apen hadden mot meer Avoede dan ooit den aanval hernomen en scheurden nu grootc stukkon vel van de lijken weldra ging er eene bres in onze barrikade zijn. Wij wachtten met eene soort van verstomming naarjhetgeen gino- <re. beuren. Eensklaps zag ik Ben rechtstaan en rond zich tasten. Wat zoekt gij vroeg ik. Ik heb een gedacht Duizend pollepels 'k wil hangen als ik al de apen niet verdrijf. Hoe dat Gij gaat zien, kloincn. Waar is 't \-ol van den leeuw Ik zit er op. Hebt gij het noodig Toe, rap geef het, kind. 't Was bij geval dat't vel van den leeuw zich in onze cel bevond, hot nog te vochtig zijnde om ons als deksel te dienen. Ik sprong op, gaf liet vel aan Ben, reeds begrijpende Avaartoe bet dienen moest en hielp hem in de uitvoering van zijn plan. Tien minuuten nadien was Ben in Let \-el van den leouAV, dat aan zijne handen en voeten met koordekes vvas gebonden, ooi klaarziender volk dan apen te bedriegen. Zijn inzicht A\-as van plotselings uit te springen en de apen, op 't zicht van den koning der dieren, te doen de vlucht nemen. Om zeker te geluk ken, gebruikten wij de grootste voorzorgen d'armen en voeten van Ben Averden zorgvuldig in het vel gestoptciudelijk was alles bereid en do akteur ging ten toonoele komen. Wij rukten de lijken weg en de zoogezegde leeuAV kvvam uit den boom gesprongen, hot gebrul van den leeuw navolgende. Nooit is dergelijke vlucht te zien geweestop een oogwenk Avarcn al de apen verdwenen, alsof zij in de luebt-gevlogen of door den grond ingezwolgen waren geweest. Wij waren gered,, doch beg -ijpende hoe gevaarlijk het Avas in den om trek te blijven, vermits-de boschduivels den list konden ontdekken, zoo haastten Avij ons te vertrekken cn bleven maar stil, bij de fontein, om onzen dorst te laven. 't Was reeds middag voorbij, als wij aan de Pandora kwamen, waar men ons niet meer verwachtte. XII. De toebereidsels voor onzo afreis Avaren reeds verre gevorderd de timmorman had. het onderdek sterk afgesloten de matroozen haalden het zoet water in, en de schipper stond met den zwarten konin» in erns tige samenspraak. Wij vernamen Aveldra waarvan er spraak Avas :_er Avas e.-n groot- schip in 't zicht waarschijnlijk 't zeilde dat ons in de op- A'aart achtervolgd had, het policieschip der zeeschuimers de zwarte koning riskeerde niet A-eel hij had reeds de waarde zijner levende kom- merschhp ontvangen en stelde voor dat de kapitein zijne 500 negers in een bosch zou verbergen doch deze luisterde langs dien kant niethij Avist Avel dat zijne zwarte Majesteit er geen beenen zou in gevonden hebben om tweemaal zijne waar te verkoopen daarbij de Pandora kon bij toch in geen bosch gaan verbergen hij besloot dan van zoohaast mogelijk de lading op te nemen en dadelijk onder'zeil te gaan. Tijd win nen Avas alles winnen eens dat men de have der rivier zou gevon- den hebben, dan Avas er geen vluchten meer mogelijk. Al de schuiten Averden dus to water gelegd en al de matroozen waren bezig als vinnige bietjes, met lusten moed; overigens, de ladin" bood geene moeielijkheid aan er Avas niets te doen dan de negers uit hunne stalling te halen, in don boot te doen stijgen, naar 't schip te voeren en daar, allen ondereen, in het onderdek te gieten. Arme schepselen hoe Avordt de mensch toch behandeld, Avaar 't Christendom niet ver schenen is of waar het uit de harten is gebannen :k Zie die negers daar nog afkomen twee bijeen gebonden, terAvijl Koning en Kapitein daar op de brug stonden te klappen en de koopAvaar te aanschouAven en 'te prijzen, alsof liet eene lading ivoor of tabak ware geAveest. Nadat de vijl honderd koppon Avaren geteld en ingepakt, werden de afscbutsels sterk vastgemaakt en twee schildwachten, met blanke bajonnet, vatten er post voor, om de slaven te straffen die zouden pogen i te vluchten. L De kapitein ging nogeens aan land om met den zwarten schelm eene' I laatste maal bescheed te doen. Eenige mannen van 't scheepsvolk onder welke Ben en ik, vergezelden hem. Er Avaren betere tijdingen het schip had zijn anker moeten Averpen, Avel 2 mijlen van den mond'der rivier en voor den avond zou het zeker over de zandplaat niet geraakt zijn. De Avind Avas ons yoorde'elig in een half uur Avas 't duister, en de geschikte tijd om te \-ertrekken. Nu kwam de zwarte koning met eenige zijner waarde hovelingen, in alle solcnniteiten zijnen gastheer terugbrengen en bleef aan den boord der rivier staan. Ben en ik, wij waren op onze bank en hielden reeds ons riemen in d'liand, als de Koning een zonderlinge schrei liet. Ik keek langs dien kant en zeg dat zijn oogen naar mij gericht Avaren alsof hij mij ging verscheuren, terAvijl hij in eene vreemde taal tot den kapitein sprak. Waarom hield hij zicli met mij bezig Tot hiertoe had hij mij niet gezien Wat mocht er zijn Ik begreep toch dat zijne Avoorden en grimassen mij aangingen. Wat mag er zijn, Ben, vroeg ik Gij staat dien ouden sebelm aan, F rits; hij wilt u hebben on vraagt dat de schipper u als slaaf ,zou verkoopen ze twisten over den prijs. Wel, Ben, ge lacht er mee In 't geheel nietdo kapitein vraagt zes negers voor n en de Koning wilt cr maar vijf geven. Ik was om te sterven. Ben ook verbleekte hij wist wel dat de kapi tein er niet zou op gezien hebben om mij te verkoopen a oor (j negers die, in Brazilië, elk 5000 fr. waarde zou gehad hebben. En wat riskeerde hij Wie zou hem ooit rekening gevraagd hebben over 't geen bij met deed? Mijne onsteltenis veranderde in razernij, en toon dekapilein weèr aan land ging om den ijselijken koop toe te slaan en toen ze daar arm in arm 'no druppel rhum dronken, toen riep,dreigde, vermaledijddo en stampte ik! Den slaaf van dit monster worden Lie\-er mij doodvechten peisde ik. De negers lachtten om mijne Avoedo en 't scheepsvolk trok zich weinig aan wat er omging. Ben alleen had medelijden met mij, maar Avat kon hij doen Wordt voortgezet. 's Avonds zult gij altijd verheugd zijn, als gij den dag wel hebt over gebracht. Steunt niet op eenigen mensch, hoe hoog verheven on machtig hij moge Avezen de gedachten der stervelingen zijn veranderlijk; maar steunt u op de Deugd en de Waarheid, en gij zult nimmer schipbreuk lijden. Als gij Avel uavo plicht gekAveten hebt, kvvelt dan uwen geest niet over lietgene gaat gebeuren er wordt veel liartpijn geleden voor zaken- die nooit zullen gebeuren. In de statie A-an Rijsel is uit eene blikken doos eene cobra slang ont- f n ipt van de ge\ aarlijkste soort; de grootste schrik heerscht nu in die j static; met huiveringen beving raakt men kisten en hooi aan men on- j derzookt de stoelen, voor dat men zich neerzet, en als er iii eenon ai' an deren duisteren hoek zich iets beAveegt, dan vluchten allen weg. Het serpent, tot heden niet gevonden, is 1 meter lang en S centimeters j dik; de buik is wit met rosse plekken, de rug isbruin met blauwachtige^ i schijn; het dier, afkomstig uit Indië, kost 4U00 fr.-

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Werkman | 1876 | | pagina 3