9E> OISa Allemans vi'iend, menigmans gek. Getrokken uit 't verka'.l van een oude zeekapitein. l-« VERVOLG. Uniiïï was niet grf eer voor eenigcn, maar gi(Tenia over al t lijden verwachtte den dood. ilitten de andere, om zeker in den aan was gedaan met onseensklaps stijgt 1 g-koin-n. een zeil opéngespannen en 11 niet"r- lkJi -val mijne A dat ik mijne ouders had aangedani D eerste aangekomene negêra v val te gelukken nog een minuut ons vlot schoof niet groot» snelliei Wij waren nog eens gered Nu zagen wij niets meer op de zee dan zwarte ptinlen, die bij eiken minuut verminderden. Kone vreeselijke ontploffing deed brandende balken in de lucht vliegenhet schip kloof open en eenige minuten daarna was liet in de diepte der zee verzonken Er heerschlte roerende stilte op het vlotniemand der schipbreukelingen ciierf de slem verheffen. XXII. 's Anderdaags viel do wind stil en wij lagen daar wéér Int weegloos op de oneindige zeevlakte. De matron/ -u deden zelfs geene pogingen om 'l vlot voorwaarts te krijgen; waartoe noidig? wij waren langs al e kanten dui/.ende uren van t vaste land, in cene zee waar men in eene lange reis soms alle 8 dagen maar een schip in de verte ziet, soms in geen maanden. Water hadden wij nu nog, maar 't ele.n begon le ontbreken. Al wat wij had den, was veertig zeebeschuiten er was, zoo men dacht, eenc ton spek op 't vlot gedaan men giug zien en vond -ene ton pok. Nu gingen de inairoozen aan 't kijven, verwenschen, vermaledijden en dreigen de ton pek werd in /.ee gesmeten en zij die 'l opgeladen hadden, volgden bijna Maai veertig beschuitenwat konden wij daarmee doen 't Was niet genoeg voor drie dagen en wij konden daar weken en weken lig- o':n; Na de uitbarsting der gramschap volgde eene algemoene moedeloosheid al de matroozén zateu daar, op hun vlot. liet hoofd in de handen, langs alle kan ten ziende, en steeds dieper in de wanhoop zinkende. Zoo ging een dag voorbij rond den avond riep een matroos rechtspringende: Ken schip een schip allen vlogen op. Niets te zien de ongelukkige was zinneloos geworden. In den nacht kwam er wind op, eenige matroozon wilden 'l zeil aanspannen. Wat kan ons dat baten vroegen de andere. Hier sterven of honderde uren verder, is dat niet evengel ijk? Ben eu ik, wij waren nog ally»' op ons klein vlotje Ben sprak geen woord; hij ook had alle hoop verloren. XXIII. De veertig beschuiten waren nu opgeeëten wij hadden niets meer, niets dan water en rlium; 'l was dropf om de 32 matroozén daar te zien, d'eene met uitgeholde kaken, d'andere opgezwollen van den rlium, allen in d'afgrij- selijkste wanhoop, verscheurd van den honger. Ken dag later spraken de matroozén van tijd tot lijd ondereen, zijlings naar ons ziende. Ik keek naar Ben cn hij zegde Ken van ons zal moeten sterven men gaat loten om te weten wie. Inderdaad, een der matroozén richtte zich half op en verklaarde in korte woorden, - dat er éen slachtoffer moest zijn wij hadden water, geen eten dus iemand moest als voedsel dienen. Een. twee matroozén spraken in denzelfden zin, ei bijvoegende dat het lot moest beslissen Doch, ziedaar nu een derde slaat op, oen matroos die veel gezag op d'ander had en verzette zich niet alleen legen het loten, maar wees mij en mij alleen als slachtoffer aan. Ben sprong op als een getergde leeuw en protesteerde met verbnlweerdi- ging doch niet een der andere matroozén viel in zijn gedacht Zij waren matroozén, zogden zijen ik, maar scheepsjongen er was geen gelijkheid tussckeri ons; waarom dan loten? Ben sprak de schoonste woorden maar die bandieten waren geen men- sclion meer mijne dood bleef vastgesteldeen steek in de keel moest mij afmaken reeds sprongen drie matroozén naar ons vlotje, als Ben zijn mes trok, voor mij sprong en riep n Achteruit, lafaards! achteruit! Over mijn kadaver zult gij eerst gaan liet is mogelijk dat hel kind u tot voedsel diene, maar nog andere dan hij zullen dan sterven. I)e moordenaars stonden paf; zij vreesden Ben eu wisten dat hij geen ijdele bedreigingen deed. Ik stond nevens mijnen beschermer, vast besloten van mijn leven duur le verkoopen. Eensklaps veranderde Ben hij hief de hand op om te spreken en zegde: Kameraden, hoe is 't mogelijk van te twisten in den toestand waar wij ons bevinden. Ben zijne stem was bijna smeekende geworden - 't Is vreeselijk van te moeten sterven, ging hij voort, ik beken liet dat iemand moet sterven om de andere te spijzen maar in dergelijk geval laat men liet lot beslissen. Wij willen dat njet, riepen verscheide ruwe stemmen. In dit geval, vermits gij allen van hetzelfde gevoelen zijt, ging Ben voort, in dit geval zal ik mij er niet lang tegen verzetten ik beu met u t ak koord en verdedig Trits niet meer. Deze woorden joegen mij den dood op 't lijf. Maar, ging Ben voort, op éeno voorwaarde. En welke Een kleine zaak dat gij hem ten minste laat leven lot morgen vroeg. Als bij zonnenopstnnd er geen schip te zien is, doe dan naar uw goeddunken. Volgens 't strikt recht moet gij hem die kans van redding geven ten anderen, als gy nu weigert, vecht ik voor hem, zoolang er één druppel bloed in mijn lijfi< en 'k repeteer het, moet hij nugeëten worden, hij zal toch den eersten niet dood zijn. Ben had erin gelukt 't onweer te bedaren ten deele door zijne schoone docli log, denk ik, door bot scherpe staal dat in De matrooz n legden zich dan terug op het vlot te slapen. XXIV. Wie zal mijn n doodangst beschrijven? Ik was gered; doch voor hoelang? Er was geen- kuus van een schip te ontmoeten, en ik onderstond al de pijnen van —ii ter dood veroordeelde. Al du pogiirg-n van Ben zouden vruchteloos zijn: de dag ging aanbreken eu I: zag gedu'ig 't blinkende mes naar mijne keel Omogelijk eene.oog toe te doen ik doch; aan mijn Vaderland, aan mijne Ouders, die ik nooit meer ging terug zim ij waren mat ons getvveën op 't klein vlotje Ben sprak geen enkel woord de n icht was duister eu zelfs de zee, die anders helder glaDsde, had nu erin e donkeren schijn. Ik bemerkte dit aan mijnen gezel. Des te beter! - kind, antwoordde hij. a Des te beter dacht ik waarom met de duisternis zal er toch geen schip komen de zon zal nietmin op haren tijd opstaan. Neen, om niij te troosten heeft hij dit niet gezegd er is geen troost, geen hoop meer - lk m eude hem den uitleg van dit des te beier te gaan vingen, als hij zich ouikeeide en met zijn mes naar 't vlot ging. Waren de beulen misschien reeds daar? Hadden zij hun voornemen van le wachten niet willen uitvoeren Gelijk ik gezegd heb, waren wy op een klein' vlotje aan 't groot vlot gebonden door den zeewind, sterker dan vroeger, aangedreven, schoof het vlot voort, het water langs alle zijden doenuc plassen! Ik luisterde, in eene soort van verstomdheid, naar dit gerucht, als ik be merkt» dat het watergeklos min lievig werd en dan geheel en gansch stil hield. Waarschijnlijk was 't zeil neêrgehaald. Ik luisterde aandachtig en hoorde nog "t gedruisch van 't vlot, maar nu in de verte, eri dan een scherp goschi eeuw, gevolgd van talrijke stemmen, die tot ons kwamen. «Gered! riep ik, opspringende; gered! niet waar? 't is een schip dot nadert 1 - Ja, kind, wij zijn gered doch slechts van die ellendelingen, sprak eene stem die ik voor Ben do zijne herkende; de wind drijft al die lafaards ver van ons, en zoolang er wind is, hoeven wij niets te vreezen. Ben had de koorden afgesneden die ons aan 't vlot hechtten, en de matroo zén waren reeds honderde meters van ons verwijderd. - Vees niet, zegde Ben zij kunnen ons niet aanrandenpoogden zij liet zelfs, ons vlotje kan sneller voort dan hun zwaar tuig. In alle geval, kind, hoe vei der van die cchurken, hoe beter, zet u daar en Iaat ons riemen. Wordt voortgezet. Straatrumoer.imi<ip<iigiictien s«wce?t; te Diuvsel jilakie de Clnonmue uit dat er t Antwerpen op de Katholieken geklopt werd; men verstaat in wel ken zin dit gedaan werd; al 'tkanailjevolk stond in processie geschaard en trok naar katholieke huizen en kloosters een nieuw smeeri" lied werd gezongen; de Priesters die men op straat tegenkwam, werden mishandeld, vele ruiten uitgesmeten, zei Is voor 's Konings Paleis werd een woest gehuil aangeheven; liet wild vo k was uitgelaten. Te Gent wilde 't gespuis den Kring inloopcxi; twee Broeders der Christelijke Scholen werden inde St-Michiels,straat aangerand maar door werkvolk uit d'iianden gehaald; in de Veldstraat moest een oude Priester in een huis vluóhten, om zijn loven te rodelen; de Gendarmerie moest er met den blanken sab-d in loopen; onder de gamins die de Broeders aanrandden, was 'ne kleinen vos, misschien T jonk vau den grijzen schelm die op tweeden Sinxendag te Gent zoo wreed zijn porten speelde. Slecht volk, slecht volk, anders niet. Ze moesten dat ras koor den cn hinden. T'Antwerpen zijn vele ruiten uitgeworpen on menige huizen gescha- lotterd; nogeens gezegd: al die van goeden aloi is, zal die schurkerij Aalst. De goede uitslag der kiezing heeft hier aanleiding gege ven tot openbare vermakelijkheden. De Geuzen zongen langs lioelt°en kant ot laat in don nacht, htm smerig lied Van 't ongediert der Papen en a Bas Malou, la cords au cou. 't ls gemeen, loet! 1 Hier t'Aalst, aan Pluimfabriok, stak een zwarte vlag uit, ten rotiw- teeken over de viktorie der KatholiekenT is prontachter den E il De bchuyter» onzen eerwaarden Jubilaris, werd geroepen hangt item °P»den'1 e Brussel schrijft, de Ciirónkjuh, die plaasterWij zijn nog van het zwart ongedierte niet verlost; maar wij zullen krab ben cn wrieten, op alle wijzen, tot den dag der aigouicene zuivering. Een bedelaar, kwam aan de dour van een rijke vrek cn vroe» jammerend om een aalmoes, toon deze grammoedig 'de deur opentrok0 den armen drommel, met een vloed van scheldwoorden onthaalde eu hem verweet dat hij een groove vaddigaard was, te lui om (e werken, daar hij zeiK de gaten in zijne kousen op den hiel niet had gestopt. Ja' mijnheer, antwoordde, de bedelaar, ik heb ze niet gestopt, omdat ik wel weet, dat gij liever mijne hielen dan mijne teenen ziet. Té Kruishautem is de policie-commissaris subiet door de Dood meegeslwgerd. Ge ziet dat wij altijd ons passe-port moeten gereed heb- ),en- M- an Darame. jugete Brussel, is Vrederechter van het kan ton Vvetteren benoemd. Een goei Justicie is tarwen brood. Tusschen Sottegera cn Eeeuwergcm heeft een jonge dochter, om zekere reden, met 'ne revolver verscheide scheuten óp 'ne mansmonsch gelost. Ilij is niet gevaarlijk gekwetst D'liistorie van dit lijk, op ons tweede bladzi jde aangehaald, is een mystificatie geweest; eeti reiziger had in de statie 'ne koffer gezien waar siroop uitliep en dit voor bloed genomen: vandaar gebabbel doorhem en onrust in de stad: twee dagen vang was t processie naar de Statie om den fameusen koffer te zien

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Werkman | 1876 | | pagina 3