h o i li g op Zee s- of edele zeeschuimersvrij naar 't Engelsch 2e Vervolg. Hebt gij die losbersting g'hoord vroeg de Consul. Neen lieer, wij waren er ie ver af en 't was storm. Maar welke schelmstukken heelt de banneling bedreven? Vraag liever welke schelmstukken hij niet bedreven heeft. Als- de helft waar is van wat over hern verteld wordt, dan is hij de duivel in persoon. Hij is de schrik der zeevaarders, vliegt als de wind over de moeielijkste klippen, en is plichtig van (luizende misdaden Meer dan eens werd hij gevangen, doch is telkens, op onuitlegbare wijze oni- suapt, dank aan onikooping of aan zijne wondere sterkte. Over 5 jaren werd lil) tut eeuwig gevang veroordeeldden eersten dag brak hij zijne boeien en was weg. Later werd hij weer gesnapt, tot de dood straf op 't rad veroordeeld doch :s nachts voor zijne haisrechting vond men hem in 'tgevang niet meer. Zijn hoofd is op boogen prijs gesteld en tol heden was er niemand onder zijn volk gevonden die hem wilde ver raden. Er meet dan toch een goeden kant aan dien man zijn, onderbrak de kapitein. .Men verhaalt van hem wondere trekken van edelmoedigheid zijne groole uauen worden door 't volk bezongen. Zoiult gij, bij geval, zijn geschrift kennen Zekerlijk, doch waartoe dio vraag. l)e kapitein loomte het getuigsehrilt, hem door den schipbreukeling •gegeven Lars Vonved groote God Wie heeft u dat geschrift gegeven De kapitein verhaalde het gebeurde. Die menscli is een duivel, zegde de ConsulEn hij heeft bij 11 gedronken en goécten en u zijne dankbaarheid betoond J Ja. Dan hebt gij niets to vreezenjnooit heeft hij zijn woord geloochend, bij vriend ol vijand. Voor zijn eerewoord zou hij sterven. Bewaar dit sehrilt kapitein Maar, haddet gij geweten wie bij u aan boord was, uw fortuin was gemaakt gij haat hem maar to boeien en naar Kopen hagen W-brmgen. De Koning zon u ridder geslagen hebben. Hem verraden riep de kapitein verontvveerdigd dat nooit is't een schelm dal 't recht hem zoeke maar wie door schipbreuk in ons handen komt, is een geheiligde pand. G'hcbl misschien gelijk, maar 'k raai u aan de zaak stil tc hou den. om de gramschap van Denemarken niet op te wekken. De kapitein zweeg stil, doch weldra was de waarheid gekend. De Justieie ondervroeg den kapitein die 't feit bekende. Aanstonds werd dit nieuw gruwelstuk van Venved kenbaar gemaakt; het tioevernement stelde 25UU specie dalers (140,0ü2 op zijn hoofd en beloofde vollegracie aan dengene zijner bende die hom zou verraden. IV. De kleine Amelia. In hetS1*'' hoofdstuk hebben wij Lars Vonved verlaten, toen hij op den bootnaarde Jacht vaarde die hem had ^.bemerkt. Die Jacht 35 voet lang op 11 breed en 5 diep, was geschilderd in zeegroen mee vergulde boorden rond en had zwarte zeilen en zwarte vhiggestokkeu. Aan stonds bemerkte men dat de grootste netheid en bot stipste orde op dit vaartuig heerschten. Toen Lars Vonvod uit den boot op de brug sprong, werd hij door den kapitein op eerbiedige wijze ontvangen, die zegde Zijt welgekomen, kapitein Vonved De matroozen ontdekten hun hoofd en zegden ook Welgekomen Dank u, rienden antwoordde Vonved. de hand des kapiteins drukkende en gebiedende van dieper in zee te steken. Er waren op 't vaartuig 4 matroozen en een kapitein, allen van mid delbaren ouderdom en ernstig gelaat. Als de matroozen de noodipe ver anderingen in de zeilen verricht hadden, gingen drij van hun achter don mast staan, waar zij d'armen kruisten cn met eerbied kapitein Vonved aanstaarden. Bij Vonved stond den kapitein der Jacht, oen ilinkc lange reële jonge ling van 22 jaar, in 't fijn blauwlaken gekleed en met de manieren van een edele zeeman. pij verwachtet mij zoo spoedig niet, heer Lundt sprak Vonved. 'tïs waar, kapitein Vonved, "en 'kmeende eerst 'no list onzer vijanden voor handen te hebben maar dank aari mijnen goeden verre kijker, herkeude ik u en beantwoordde uw signaal. G'liebt wel gedaan mij te komen verlossen. Verlossen, kapitein Beter scheel dan heel blind. Ja, 'tis het echte woord, alhoewel ik op't scliip van kapitein had. Gij zult dit schip herkennen Ja, kapitein. May niets to vreezen ha En gij ook, mijne vrienden, sprak Lars Vonved, zijne stem tot do matroozen verheffende luistert: die goede kapitein is mijn vriend en levensredder en ik boveel u dien kapitein en zijn vaartuig niet te blinde ren, ja zelfs ten prijze van uv^even ter hulp te snellen. Wij beloven het riepen zij. uwsgierigheid om te weten hoe Lars Vonved las in hunne oogen de n zijn leven was gered. Brave vrienden, zegde hij ik kon uwe genegenheid; weldra zult gij alles weten. Heer Lundt, gelief ïwee llesschen van den besten wijn te doen geven voor die brave vrienden.... Gelief mij nu in de kabicn te volgen ik moet u alleen spreken. De Kabicn der kletne amelta was niet. groot, maar het netste en rijkste kamerken dat met oogen te zien is roode vloeren kussens, blin kende muren, witten rijkgeschilderden plafond, eene ronde tafel met sneeuwwit damasten ammelaken. Lundt gaf order aan de matroos van in dezelfde richting voort te sturen en aanstonds bericht te geven als er een schip of eenige verande ring in den wind kwam. Dan sloot hij de Kabion en bleef voor Lars Vonved staan. Een llesch van den besien wijn, vroeg Vonved. Wal verkiest u, kapitein Vonved r (tof OnmingM, in loei mijn hart ligter, sinili, ik opu,.in lief KLEIN MKLIAKKN terug ben. F J Aanstonds was eene llesch op tafel met twee roomers. Zoudigij niets eten, kapiiein r Jk kan u aanbieden..... Dank u, hoer, dank u wel ik bid u om verschdoning, ais ik u vandaag als schenker noem. - Kapitein, verschooningmij is't eene eer en eene vrencd u te kunnen dienen. b Eene oer en eene vreugd herhaalde Vonved, met een zweem van üioeihe'd; t is eene eer en eene vreugd den gezel en vriend te zijn van oenen balling, \an eenen ter dood veroordeelden, wiens hoofd door't Goeveruenienl op prijs is gesteld Ju' kai'llf' V'k herhaal het, eene eer en eene vreugd. G'hebt miin leven gered, g hebt mij uw vertrouwen geschonken en ik w;eet nu dal .ij die den zeeroover oer Baltisclie zee wordt genoemd, bewondering en -• negenbeid waardig is. Mijn leven is aan 't uwe verbonden, en ik ben irotscli over de vriendschap van Graaf d"Els.... U ust ouderbrak Vonved, don wijsvinger uitstekende, ik ben kapitein Vonved, anders met... Op uw gezondheid, heer De wijn ver innigt my nogtaiis is t maar van gisteren leên dat een drop drinkwa ter mij eenen hemel zou geweest zijn. bisteren kapitein Vonved r Uw scliip had géén water meer IVeen, ik alleen Jeed de loltelingen van den dorst, in 't midden dei zee, op een stuk hout. UCI De jongeling w erd bleek en beefde Is t mogelijk, heer Vonved 'r Och, zou de schildpad met zijn dap pere bemanning vergaan zijn. r Neen, mijn vriend; en Lars Vonved verhaalde hoe hij het oorlog schip1' alk, waarin hij gevangen zat, had doen sprimren en op welke woudere wijze hij door kapitein May was gered. Gij waavt dus gevangen, kapitein Vonved r Ja, mijn dappere vriend Is er dan een verrader onder ons geweest Z«ker, antwoordde Lars Vonved met bitterheid, hoe zou ik anders aangehouden zijn En gij kent den verrader Ik kun liern, lieer Lundt, bij ral-rijn verraad uitboeten. Die woorden uitsprekende, was Vonved een bee] andere menseh 6e- w orden zijne lippen boelden, zijne tanden knars! ten oneen en z'iin oogen schoten bliksemstralen. Weldra herkreeg bij zene zachte en peizendo kalmte. J J Lars Vonved had, behalve deze Jacht nog een ander groot zeeschip, de schildpadde geiioenid, alhoewel zij de snelste vlucht had die ooit op de zeecn was gezien. De uiteinden waren zoo scherp als scheersraessen geheel hei schip, romp, zeilen, masten, was in 't zwart geschilderd hetgeen een somber voorkomen gaf en het andere groot voordeel lever de uat de scHiLDPAD onzichtbaar bleef tusschen de zeebaren, de schild pad had 5? zeemannen, d'oflicieren er onder begrepen de jacht lelde t> inanne i, zoodal Lars \onved in 't geheel 02 man onder zijn bevelen had, alle uitgezochte, ervarene en kloeke zeeratten, welke Lars Von ved, bij iinduel zijner agenten in Denemarken en elders had weten bij een ie krijgen. J Kapitein Vonved stapte somtijds voor eenige dagen aan land ter wijl zijne schepen aan d'ocvexs vaarden cn 't was" in een dezer afstapjes dat liij door een zijner matroozen, voor 5U0 specie dalers verraden w as. Den Judas waren er nog 50IJ andere toegezegd. VII. Het vonnis van den verrader. De Jacht wenudo en draaide langs verschillende kanton In de zee gelijk een speurhond die langs alle zijden riekt om zijnen meester te vin- dm. Emlelijk kreeg het in d'oog en de Kleine Amelia schoof in rechte; linie naar de Schildpad die zachtjes op de haren' wiegelde cn alras vernietigd werd. Mijn vriend, sprak kapitein Vonved tot den luitenant Lundt, ik begeer dat men op ae Schildpad niet wete hoe ik liier gekomen hen Zeer wel, kapitein. Log dus do Jacht stil, ik ga mij in den boot naar 't schip hegeven Alleen, kapitein. Alleen. De luitenant gal de noo lige bevelen, de boot werd in zee gelaten, Yom cd sj.i on (erin en riemde naar de Schildpad waar hij met vreugde gejuich werd ontvangen, want allen vreesden, maar beminden cok hun nen kapitein. Nogtans waren zij verw onderd hem nu reeds te zien, er- mits li.j voor tien dagen aan laad was gegaan. Wordt voortgezet. De geneverbroêrs wisten zeker nog ï.iel dal hun Opperge neraal den grooien Turk is, een eersle geneveiprisj, die mei volle pinten drinkt cn zijn ziel en lichaam kapot heelt gejeneverd hij i is ot zai moeten afgesteld worden; een ander lid der natte conlre- rie, in Frankrijk, Ticeli zijn vrouw door de ruilen zijner venster gesmeten en in de stad van Gent was er 'ccn dronkaard die met zijn kind in de Lei ging springen, maar door den Bruggendraaier tegengehouden werd; o genever! o menschenplaag! de Pro lessors van d Universiteiten beweeren dat de genever eene hoofdoorzaak is van ziekten en plagen! 'k Voeg daar de lange tongen bij en 'k heb den Lucifer bij zijn keel; Sisken van Lceuvvergeai cn kan hier geenen enkelen keer komen, of hij klaagt over de lange tongen zijner gemeenten; de tong, ons door den Schepper gegeven, ge bruikt men als een vliem, als 'nen angel, als een verwoestend vuur, de longed staan nooit stil, en moeten nooit gesmeerd wor- den; dat de menschen dan nog deden, gelijk le Ninove, laten klappen Er zullen veel menschen verloreu gaan, uiets dan voor hun tong.

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Werkman | 1876 | | pagina 3