li oiling op Zee of edele zeeschuimers; (vrij naar 't Engelsch). 6° Vervolg. X. Vonved gevangen. De verrader gestraft. 't Is hij 't is Vonved riep de officier grijpt hem vast, levend c dood 1 Rit zeggende sprong hij met opgeheven degen vooruit. Vonved had geen wapen, maar snol als do bliksem greep hij den arm vast die hem ging treffen, trok orden degen uit en stampte den officier op de boon netten zyner soldaten. De officier viel gekwetst achterover, en Vonved geLr.iikie die verwarring om de venster te openen, doch hij werd door soldaten die buiten stonden tegengehouden deze sprongen de venster in Vonved verdedigde zicli als een leeuw zijne arme vrouw vloog al schreiende voor de bajonnetten, smeekte om genade en viel eindelijk levenloos teri gronde. Vooruit, soldaten riep de gekwetete officier, zoo veel hij kon steek hem uw bajonnet door zijn lijf. Vonved ging zwierig met den degen om en kwetste meer dan een soldaatdoch de overmacht was te gr» )t 't bloed bedekte hem wezen en handen enhij moestzicli eindelijk in de handen zijner vijanden over leveren. üekoord en gebonden werd hij eerst naar S wendborg t gebracht en daarna, zonder rusten, op eenen snelwagen, tusschen een detachement dragonders naar de stad Nijborg gevoerd, waar een sterk garnizoen ia; Daar moest hij-blijven tot nader bevel uit Kopenhagen. Geen enkel woord had hij gesproken 't bloed gudste uit zijne won den, op verscheide plaatsen waren zijn kleederen gescheurd onderweg naar Nijborg schikte een soldaat zijnon mantel over de wonde, en Von ved, sprak op den toon van diepe dankbaarheid Ik dank u, vriend, ik dank n Te Nijborg werd Vonved onmiddelijk naar de sterkte vervoerd, r._ een onderaardsch gevang opgesloten èu handen en lichaam met eenen ijzeren ring aan den muur vastgemaakt. Een doktoor kwam zijne won den verbinden, men gaf hem goed voedseldoch niemand vreemds mocht hem nadoren. Al die voorzorgen waren genomen omdat men bijna zeker was dat Vonved zou ontsnappen. Door een wonder geval was de kom- mandant te Nijborg juist denzellden baron de Leuthenbcrg welke drie jaren vroeger Vonved had laten ontsnappen en die deswege in ongenade was gevallen. Nu besloot hij door eene buitengewone waa kzaamheid de gunst des koniugs te herwinnen. Keeren wij nu terug naar Swendborg Als Vonved weggeleid werd stond er op de straten eene groote menigte volks, verwonderd to ver nemen dat de eenzame bewoner van liet verlaten kasteel den beruchten en gevroesden Lars Vonved was. De visscher Mads Nielsen stond daar ook, niet verwonderd maar be droefd Vonved las in zijne oogen, hij in de zijne en sprakeloos werd 't akkoord gezworen van alles te beproeven om Vonved te verlossen. Mads was traag van natuur, maar als hij een krachtig bosluit had genomen, dan volgde 't werk met bliksemsnelheid de gedachte. Hij trok naar zijn hutteken, bleef er oenige oogenblikken, liep naar den oever der zee, ontstak oenen vuurpijl, en na eenige oogenblikken een tweede en een derde. Dan bleef Mads staan, d'oogon naar de zee gekeerd Na eenige minuten zag men drie schitterende vuurpijltjes in de zee opgaan en een weinig later, in de verte twee blauwe lichtjes, 't Waren de Scluldpaddc en de kleine Amelia dio toonden dat zij Mads toeken hadden verstaan. Niet ver van daar lag de yisschersboot van Mads hij ging er in, ontplooide de zeilen, vaarde naar de schepen, was eene uur na dien terug aan strand en ging naar Swendborg toe om een ander plan dat hem in 'd hoofd lag, uit te voeren. To Swendborg liep hot van tong tot tong hoe Vonved aangehouden was. Zekere Knap Nealen, een oud-onderoilieier uit het leger wegge jaagd, had een der portretten van Vönved gezien en er eene wondere gelijkenis in gevonden mot kapitein Vinterdalen. Onder 't een of ander voorwendsel, was hij in den hof van 't spoken-kasteel geraakt en had er den kapitein in zijnen hof gezien. Geen twijfel meer 't was Vonved. Hij ging tot den Kommandant, die oerst aarzelde, doch eindelijk geloof gaf en naar 'tSpoken-Kasteel trok, na al de uitgangen door gewapende iieden te hebben doen bezetten. De dienstboden weiden gebonden en Vonved uit de armen zijner vrouw gerukt. Als Mads te Swendborg kwam, zag hij overal hoopkes volk bijeen, driftig over 't nieuws van den dag klappende. Mads ging van d'eene tot de andere en vond einde lijk Nealen welken hij reeds dikwijls in de drankhuizen had ontmoet. Nealen trakteerde reeds met 't geld, hem op afkorting gegeven van de groote uitgeloofde som. Holazijt gy het, Mads riop Nealen, als hij den visscher zag, ik heb den vogel doen vangen, hè 't Is waar, heer Nealen eene schoone zaak voor u. Wel gesproken, oude zeewolf En gij, dio bij Vinterdalen ten huize gingt, gij wist daar niets van Helaas wat kan een aruie duivel als ik weten Een groot verlies voor mij Is 't waar, gaat gij 500 specie dalers krijgen f Vijf honderd waar zijn uw arme zinnen doe er nog twee dui zend bij. Twee duizend, vijf honderd specie dalers, als 't u blieft geen schelling min 22. -500 dalers hoe ben ik toch zoo dom geweest, heer Nealen Ja, ezel, (zot) prij die ik beu.... Maar, heer Nealen, ik heb u iets rncè te deelen, wilt gij eens meêkomen niemand mag ons boeren. Nealen Volgde Mads. Hoer Nealen, kunt gij mij niet zeggen of zijne Majesteit oer. ge- trouwo oudordaen zoii beloone», ais deze hem een der gezellen van Vonved levert? Zekerlijk zou hy loon krijgen. En hoeveel Wel, altijd zeker eene groote som. Welnu,Jk weet er eenen zitten. Een epen deur roept dec dief. Waar? Niet yer van hier, ik mag toch betrouwen op n hebben, in 't ei- land 1 hoero; gij zult mij toch met willen bedriegen. Wilt gij meêffaan nu aanstonds, en zal ik den helft der belooning hebben. «gaan, Nealen was reeds in geestdrift over zijne eerste ontdekking, daar- bj was zijn hoold verwarmd, hy stemde aanstonds toe, en trok met Mads naar de zee. Daar gekomen aarzelde hij een oogenblik, omdat de zee zoo windig en woedend was, docii Mads stelde hem gerust en weldra was de vis- schersschuit van kanten de zee in. Mads zat peizende aan 'troer Nealen ducht op de groote eer en be looning dus hem ging te beurt vallen,als hij met verwondering bemerkte dat zij reeds t eiland Thoero voorbij waren. Mads Nielsen riep hij, zijt gij zot of zat? We zijn reeds ons eiland voorhij. Ik weet het, heer Nealen, antwoordde Mads kortaf r wï ^efchet; gÜ H' elle",deIin? Maar, wat wat wilt gij doen .- Hebt gij met gezegd dat de gezel van Vonved op dit eiland is Ju, maar nu is hij er niet meer G'houdt mij voor den zot, oude schelm Volstrekt niethoe zou oen arme tluivel als ik, u, een rijke slimme lieer voor den zot houden. J y«fdjekt« I eerlooze leugenaar wat wilt gij doen .atltild. heer wij zijn nog geen half uur van Swendborg en ik zal woord houden 4 gij zult een gezel van Vonved zien Nealen ging voort met vorwenschingen en verwijtingén los te bra- ken, maar Mads liet zich doof.... Een .«.waart uurs nadien maakte hij het roer met oen stuk koorde vast, keek rondom do zee 111 en zich vlak voor Nealen plaatsende, riep lnj liem met donderende stem -7 lk heb beloofd u voor een gezel van Vonved to brengen. Welnu, oezie mij wel met uw twee oogen die gezel ben ik, Mads de visscher ik ben de vriend van dengene dien gij dezen nacht hebt verraden, ellen doling ik heb woord gehouden en 1111 Hy wierp zich op Nealen en greep hem bij de keel. Nealen was kloek, doch nicest voor den razenden Mads zwichten .alras las hij op den rug- en Mads over hein. 1 0 Wat ge meent dat Mads zoo schelmachtig is als gij gij meent dat hij iemand zou verraden Lars Vonved hebt gij voor 2500* specie dalers verraden, maar den geringsten zijner gezellen zoii ik voor zoc- vcel millioeuen niet leveren Voor Vonved zou ik mijn leven geven en gij hebt liem verraden Nealen, van de uitgeloofde belooning zult, gy mets meer ontvangen. Gij gaat sterven Erbarming riep Nealen gij zult mij toch niet vermoorden U vermoorden Gij verdient duizendmaal de dood O, heb medelijden met mij Zwüg, ellendeling en in zijne woede spuwde Mads in 't wezen van den verrader. Ara vangriep hij een groote hond sprong te voorschijn. Aravang opgelet en als hij zieli beweegt bijt door De hond grolde stelde zijn twee pooten op de borst van Nealen en hield twee lonkelende oogen op hom gevestigd. A> ongelukkige Nealen lag daar en dierf bijkans d'oogcn niet opheffen. Mads ging op zijn gemak stukken koorde zoeken, bond Nealen handen en voeten bijeen, wierp hem als eenen zak in do schuit en ging dan terug aan 't roer. Nealen bad en verwenschtte beurtelings, hij beloofde aan Mads zijne 2500 specie dalers, alles wat hij bezat, eeuwig geheim, en sprak de sclirikkelijkste bedreigingen uit; maar Mads sloeg er zoo min acht op als naar 't geklots der baren cn naar 't geloei van den wind 111 do zeilen; de visscher scheen eene plaats te zoeken. (Wordt voortgezet). v D'echtgenote 11, zegt Abraham a Santa Clara, moeten goede tanden hebben, want zij hebben dikwijls harde noten te kraken zij moeten' eenen goeden rug hebben, want dikwijls hebben zij zwarën last te dragen - zij moeten eene goede maag hebben want z'hebben soms dikke, lompe brokken te slikken goede voeten, want de schoen nijpt hun dikwijls in een woord Patientia. (geduldmoet het spreek woord der echtelieden zijn. Zoo schreef in zijnen tijd Abraham ii Santa Clara. *t Is Pacificatie in zijn huis I11 't straatje ten halven te Gent, niet ver van 't Groot Kanon, daar hebben z'een handje van iets met zijnen echten naam te bedoopen. Nou, Sis Plattekees zou 'nen braven man zijn, als er geenen genover en was om van hem een roekelooze prij te makenSis Plattekees zou eerder 'nen haas met een trornmei vangen on een schaap nevens 'ne wolf kweeken, als een geneverliuis passeeren leert daaruit, jonkliotlon hoe wreod een slechte gewoonte is 't wordt 'nen heul. 'nen tiran de ge woonte overmeestert u. Nou, nog 'ne keer, Sis Plattekees wérkt geerne, is niet boos van aard en zou een model van 'ne veint zijn, als hij, door den genevergedomineerd zijn brave vrouw niet afsloeg on zijnen pottekarrie niet op straat smeet. Dat gebeurt hem maar alle weken '11e keer; 's anderdaags belooft en zweert Sis Plattekees dat liet nooit of nooit meer zal gebeurenmaar eenige dagen nadien,en Sis komt weêr af, gelijk 'ne landmeter, 't Is de Religie alleen die de driften en de gewoonten der driften kan overwinnen "Daarom zijn 't sjanfoeters die tegen de Religie stoemmelen indien er geen Religie bestond, de wereld was opgeëeten door de slechte driften. Nuy, als Sis Plattekees bezig was met d'ander week op zijn errem vrèwe den Genever zijn testa ment uit te voeren, dan riep Mie Zwansei in 't straatje leu halve, niet ver van 't groot kanon, te G«nt Heurkl't es Pacificatie in Sis zijn huize En al de trouwen affirmeerden - Ja, ja, 't ês historiek 1

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Werkman | 1876 | | pagina 3