koning op Zee
m
0 i, Een open dat
of «dele zeeschuimersvrij naar 't Engelsch).
9" Veryoui.
Yonved Vonvod riep do Koning; en gij, gij komt hier om zijne
gratie te vragen
.ia, Sire, en allebei vragen wij ootmoedig vergiffenis...^
Vergiffenis voor Yonvedvoor dien schurk riep de Koning, op
springende, in d'hevigste gramschap; welhoo! en gij, generaal, gij,
mijn geheime raadsheer, gij komt mij zulke zotte vraag doen
Sire, laat ons toe.
Ik laat niets toe; mijne vorbazing klimt naraate ik erop donk; on
gij, generaal Gam, die 't' land moet verdedigen, wat belang kunt gj}
toch in dien verrader stellen -
Zijn oom en vader stierven op hot slagveld voor n en voor Dene
marken. En do vader van zijne echtgenote
Vonved is dus getrouwd? vroeg de Koning.
Ja, en Iih heeft 'ne zoon.
Dit ras der Waldemars zal dan nimmer uitsterven
Ja, Sire, Yonved is getrouwd met do dochter van kornel O wig die
eens mijn leven redde, en die yoor u zijn bloed heeft gelaten.
Sire, sprak de Raadsheer, op eerbiedigen toon, g'habt altijd in mij
'nen ootmeedigen en icverigen dienaar gehad; in den naam mijner bewe-
Z9ne diensten smeek ik u de redens te willen aanhooren die ons aanzet
ten om de gratie van Vonved of oeno strafvermindering te vragen.
Ik wil niets hoeren, sprak de Koning, wiens gramschap meer en
moer toenam; uw gedrag veryvondert mij.
Sire, riep nu generaal Gain, mijne haren zijn grijs geworden in
uwen dienst; gij zult Vonved gratie schenken
Nooit nooitdit zeggende stampte koning Frederick zijne roeten
tegen den grond.
Gij zult, Sire, gij zult.... En de oude generaal, al de voorschriften
van 't Hof vergetende, keerde zich om, liep de deur uit; men hoerde
hem buiten tegen de Kamerlingen twisten en cenige oogenblikken nadien
verscheen de generaal terug met oeno vrouw en een kind, welke bij
voorttrok; liet was de vrouw van Vonved en haar kind, heide in rouw.
Vermits gij als koning geen medelijden hebt, riep Gam, zijne grove
stem doende klinken, welnu, wij randen u als nxensch aan ziehier de
dochter van den dapperen kolonel; dio vrouw komt u het loven van ha
ren man vragen, dit kind, hot loven van zijnen vader.
Genade, Sire, genade, riep de vrouw, op hare knieën vallende.
De Koning bleef onmeêdoogend.
Zijne gramschap nam toe, alswanneer het kind zijne blauwe oogen in
de zijne vestigde, en hij er den gloeienden haat in las, van het geslacht
dor Waldemars.
Het kind bleef rechtstaan nevens zijne moeder.
Wilhem, o mijn kind, op de knieën voor 't leven van uwen vader.
En 't kind liet zich op den grond trekken, plooide zijne knietjes, en
d'oogen altijd op den Koning houdende, sprak het kind op biddondon,
maar stouten toon - Koning Frederick, ik bid het u, geef myn vader
genade.
Koning Frederick zag verwonderd naar dit manhaftig kind.
Geef mijn Vader genade, koning Fredorick, on wij allen zullen
u beminnen, herhaalde 't kind.
O Sire, bad de Raadsheer, God spreekt tot u door de stom van dit
kind; in den naam van uwen Hemelschen Meester, ik smeek Tietu, geef
aandit kind zijnen Vader weer. God zal u in alle eeuwigheid zegehen!
Sire! Sire, smeekte Amelia met snikkende stem, verhoor onze
bede en tot aan onzen laatsten snik zullen wij uwen naam eeren en
gobenedijden
Koning Frederick stond in beraad; zijne ziel was geweldig geschokt;
gramschap en haat worstelden tegen edelmoedigheid on bewondering;
doch de haat zegepraalde
't Is eene samenzwering! riep hij; gij allen spant meteen om mij
ecne lafheid te doen bedrijven; do Waldemars is altijd een ras van ver
raders geweestdo vader van dit kind is nog moor; 't is 'ne zeeroover,
'ne moordenaar en 'nen dief.
De kleine Wilhem sprong recht en riep met eeno snijdende stem, die
tot buiten de zaal weerklonk Gij liegt, koning Frederick; de Walde
mars zijn geene verraders; mijn vader is geen moordenaar; 't is eon
prins; ik weet dat; gij lie»t, koning!
Hier volgde een onbeschrijfelijk tooneel.
Het kind stak zijne vuisten uit en liep naar den Koning, Amelia, Gam
en de baron stonden als van den bliksem geslagen; de Koning sidderde
van gramschap en wist geenen weg met zijne aandoening.
Weihoe riep hij, 't is niet genoeg dat mijne onderdanen mij hier,
in mijne woning komen trotseeren, van dat kind word ik boleedigd
Maar 't zal u rouwen; gij zijt allemaal verraders; hola, lijfwacht, komt
bij... Kamerling, doe de lijfwacht komen... dat men die verraders uit
mijne oogen brenge; men zal u loeren, cllendigaards; Vonved zal ster
ven; gecne genade; op 't rad den verrader
Koning Frederick, go liegt; mijn Vader is geen verrader, riop
Wilhem.
Men hoorde de zware stappen der lijfwacht.
Dan verhief generaal Gam zijne ruwe en grove stem
Koning Frederick, zegde hij, er zijn hier samenzweerders, maar
wij zijn het niet herinnert gij u den tijd dat gij zelf samenzweerdet
om edele onderdanen te doen vermoorden herinnert gij u hoe Knut
Vonved edelmocdiglijk do verdediging der slachtoffers opnam en aldus
onder uwen vinnigen haat viel Weet ge nog wat hij dan deed? Hij
wierp met verachting zijne brioven van generaal Yoor uwe voeten
Hij brak zijnen degen voor uwen troon... En ziehier wat ik doe
Otto haalde uit zijnen zak de parkementen zijner benoeming en
smoet ze aan do voeten van den vorst.
Hij brak zijnen degen op de knieër:
p roept den dief- i
Ziehier mijn zwaard, dat bijna eene halve eeuw't Vaderland ge- I
diend heeft, 't ligtgebroken gelijk ik. Herneem die stukken; van heden I
af kan ik niet meer uw soldaat zijn. f
Pas oj», sprak de Koning, bevende Tan woede, pas op uw hoofd
Neem het, beul, als ge durft...
XIX. Amelia in 't gèvang.
Baron Van Kimper was bedroefd en vernederd over den slechten uit
slagzijner zending; doch hij was teYrede van voor eene goede zaak te
mogen lijden, en gebpuikte nu zijnen invloed bij don Minister om Amelia
toegang in 't go vang te doen geven.
De Minister sprak or den Konisg van, en tegen elks verwachting,
kwam de toelating, dat Amelia eiken dag, tat aan de strafuitvoering,
voor 2 uren bij harenechtgenoot mocht komen, doch gansch alleen.
Amelia begaf zich spoedig naar do citadel, toonde hare permissie en
werd door eenen kapitein langs de donkore gewelven naar het akelig
gevang van haren echtgenoot gebracht.
Haar hart klopte om te breken, als zij de zware deur hoorende open
gaan, daar den geliefden barer ziel opeen stuk hout zag liggen, en als
zij do zware ketens zag die hem aan den muur knelden. Zij deed nog
eènige stappen on viel in onmacht aan den hals van den weenenden
Vonved.
Zoo bleven zij eene lango wijl; geen woord werd gezegd: Vonvod zag
wel dat zijne vrouw hem vergeven baden hem vuriger dan ooit beminde.
Vonved Vonved ocli God och God zegde eindelijk Amelia.
Vrouw, mijne teêrbeminde edele vrouw
- O Vonved! in welken toestand ik u moot wederzien
Heb moed, vrouw; van uit gevang kan ik den Koningin zijn paleis
trotseeren
Zij zullen u in de vreeselijkste tormenten doen sterven! Overle
ven zal ik dit niet
Gij zult niet sterven, welbeminde! God zal ons beschermen en
bewaren.
Vonved, go peist toch niet van hier uit dezen kerker te geraken!
Als't God blieft, zullen de menschelijke middelen niet ontbreken
om mij liierult te helpen, sprak Vonved op kalmon toon en grimlachende
Zijne vrouw aanzag hem met schrik en bewondering.
Vonvod wist reeds iets van hunne onderhandeling met den Koning;
zijne vrouw verhaalde hem geheel het gebeurde; 's Konings gedrag
verwonderde hom niet maar 't gedrag van zijn kind bracht hem in
verrukking; Amelia moest hem vcrscheide malen, van woord tot woord,
herhalen wat zijn kind voor den Koning had gezegd.
Amelia deeldo dozen geestdrift niet en was zelrs verwonderd dat
Vonved in dit oogenblik, zoo opgetogen kou zijn.
Ikvorheug mij over ons kind, sprak Vonved; wat nicer is, ik
herhaal iieter is iemand die mij redden zal, met uwe hulp.
Met mijne hulp! ik versta er niets van!!!
Luistert, Amelia, en wilt gij mijne redding, let op de minste letter
groep die ik ga uitspreken
Letterraadsel.
1 Men ziet mij buiten dorp en a:ad
Zegt. vrienden, zegt, wie raadt »r dat?
2 Ver*ii sell nu en dan myn" kop
Zoo doet een deel van 't huis zich Pp;
3 Nog iet, en ieders hoofd te zien
4 Een tuig gebruikt door luie lièa
5 Ook een' verkorten mannennaam
6 En 't geen men soms op stoof ziet staan
7 Iet dat de moid gebruikt in huis
8 Dat op da baan maakt groot gedruis;
9 Waarmeê meu menig werk verricht
10 En iet waardoor men zich verplicht.
PrijsEone aangename verrassing.
N. B. De oplossingen moeten vrachtvrij gezonden worden, binnen ~de veer
tien dagen, aan Fraus Istas te St. Gillis-Waas.
Grapkes.
Jantje had 'ne koek gekregen, mocht hem van moeder maar don helft
opeten'en pronkte.
Toe, Jantje, zijt wijs, ge moet loeren een appelken voor don dorst
beware moeder, Toontje van hiernevon moest, d'ander week ook
een stuk van zijne taart tot 's anderdaags bewaren en weet ge wat er
gebeurd is
Wat is er gebeurd, Jantje
's Anderdaags is Toontje in den borreput gevallen
Voor den vrederechter.
g{3 plaket, bekent gij van aan vrouw Miehu een kaaksmeet gege
ven te hebben
ja President, maar 't ben ik dio nog zou mootcn beklagen, want
rnijn hand is er 8 dagen lang van gezwollen geweest.
Te Parijs Een baronnes doet hare schoonmaker komen. Meester,
zie nu eens g'hebt mij eergister dio hottinnen gezonden en ze zijn al go-
SC Meester Pekdraad neemt de bottin vast, aanschouwt ze met aandacht
en zegt dan
Ik zio wat het is Madam zal er op gegaan nebben.
Gulden boekje.
Zonder 't Geloof, wandelen wij gestadig in do duisternissen Napoleon.
Waar Gods wil volbracht wordt, zal het dagelijks brood niet ont
breken.
Eerzucht en wraak sterven altijd van honger.