Honing op Zee Abonnementen voor de Werkman worden ten allen tijde aangenomen. of edele zeeschuimers; (vrij naar 't Engelseh). Vervolg. XIX. Amelia in 't gevang. Luistert wel, sprak Vonved tot zijn vrouw, gij weet dat mijn grootva der nog leeft Ja, Dezen avond nog moet gij lieni zien. Als gij uit 't.gevang komt, ga dan Kopenhagen in, naar de Bijensstraatin een oud vervallen huis; Jaar woont Jetsmark, een oud-sergeant der dragonders. Ge zegt hem dat ik u zand en als hij u 't bewijs vraagt, toon dan dezen ring. [s dit nog niet voldoende,vraag hem dan of hy zich den plechtigen eed herinnert dien hij over lange jaren op 't graf der oude Koningen van Denemarken gezworen heeft en herinner hem dat hij den getrouwen dienstknecht der graven d'Elsiora is geweest. En dan Dan zal hij u gelooven, en u hij Knul Vonved brengen en als gij bij dion edelen grijsaard zijt, maak u bekend en vraag wiu hel leven van zijn kleinzoon zal redden. Wat uw levon zal redden Ja vandaag wordt mijn grootvader juist 104 jaren en 6od zal willen dat hij uwe woorden versta... Luistert nu wel. Vraagt hij u bewijzen, toon dan dezen ring en z~g dat de arend eindelijk zijn zwaard heeft laten op de brug vallen. Hij zal u den land van euiicui walvisch geven. Maar, manlief, vroeg Amelia waar zijn toch uw arme gedachten nu Luistert,vriendin, ik spreek in vollen ernst. Go zult mij dien tand bren gen met dien tand b 11 ik gered, zonder dien tand moet ik sterven.... Sterven, och sterven kreet Amelia dien.... Lust, vrouw slil de muren hebben hier ooren stil en luistert wel als go mij dien land brengt, zal ik er 't sekreet van ontdekken een spellekop die don tand zal doen openen ik «al er oen perkament uilhalen dat do Wal- deraars alleen kunnen lezen Onder dit parkement is een gouden doosken. Dit doosken. Vonved naderde zijne vrouw en zegde haar in d'ooren cenige woerden, die niemand anders dan zij kon verstaan. Amelia deinsde verschrikt achteruit, roepende Vonved zoudt gij daartoe in staat zijn 't hebt gij uwen God verzaakt? Vrouw, g'hebtjniij slecht verstaan ze kunnen mij vierendeelen en rad braken, maar eene moordende hand aan mijn lichaam slaan, nooit of nooit Luisteit beter en hij sprak nog eens in d'«>oren zijner echtgenoote. Amelia verbleekte en beefde. Was 't schrik of verwondering? Welk geheim werd haar medegedeeld i Ge zult dat doen, niet waar, Amelia vroeg Lars Vonved. Ja zeker, man, ik ga aanstonds zonder een oogenblik te vertoeven. En dat God uwe onderneming zegeue mijne welbeminde en goede Amelia Vijf minuten nadien word de groote gevangenispoort achter den rug der gravin Elsiora gesloten. XIX. Kimt Vonved. De avond was somber en stoimachtig, 't sloeg juist negeu ure, als Amelia na lang zoeken en loopen, da woning vond van den ex-sergeant Jelsmark een oude vervallen huis, met koetspoort Is 't hier dat de sergeant Jetsmark woont vroeg zij, aan eoce oude be- roeste vrouw die kwam openen. Wat moei gij van hem Lebben Is 't hier dat hij woont, goede vrouw Ik mag toch wel weten wat gij met hem te doen hebt Laat die vrouw binnenkomen werd er snapaf van binnengeroepen. Amelia werd door een lange gang in oene groote kamer gebracht, die voor keuken, eet- én slaapkamer diende en waar een oude man zat, in een versleten soldatenploenje stekende, en bezig met al rookende cenen boek te lezen. Wat wilt gij vroeg die man, nauwelijks opziende. Ge zijt dei) cx-sergeaut Jetzmark Ja. G'liebt nog bij de Dragonders gediend? Ja, maar wat beteekonen die vragen Ge zijl dus Jelsmark Ja e zaak van 't allergrootste belang. Het leven Ik ben gekomen voor een van een persoon staat op 't spel. Wat kau ik daaraan doen, mevrouw Arnrdia trad naderbij, dat de oude vrouw het niet licoren kon en zegde: Ik zou u aanstonds, alleeu moeten spreken. Vrouw, laat ons alleen, zegde Jetsmark. Maar do vrouw bleef staan alsof zij niels hoorde. Die dame moet mij alleen spreken, vrouw. Ja, ja, sergent 't is weeselijk slecht weer wc zullen morgen van on gelukken liooren Jelsmark trok de schouders op, nam zonder verder complimenten de vrouw- bij den arm en bracht haar in de nevenkamer. -Dan grendelde hij de deur Mevrouw, zegde hij tot Amelia, wij zijn nu alleen. Zeg, wie heeft u ge zonden Den graal van F.lsiora. Wie? den graaf van Elsiora riep de sergeant vei wondord uit. Dan voegde hij erbij op onverschilligen loon Men zegt dat de graaf van Elsiora dood is en zijn geslacht te niet. Men zegtantwoordde Amelia er wordt zooveel in de wereld gezegd. Maar, wat bewijs hebt gij dat hij nog leeft. Ziehier kent gij dien ring De sergeant hekeek hem met aandacht, doch zegde onverschillig weg Die ling kan vou hand tot hand gaan. Die mij dezen ring gal zegde mij van aan sergeant Jetsmark te vragen of hij zich den eed herinnert over lange jaren gedaan yoor 't graf der oude Koningen'van Dsr.emarken Mevr is er van - Gij is hij? Wa ware hij Hy heeft mij ge/.ogd dal Jelsmark langen tijd de geirouwe dienstknecht I r graven d'Elsinora is geweest, dat zij in hem volle'betrouwen hebben. Mevrouw, "t is genoegNiemand kan u dien ring gegeven hebben I .n Lars Vonved. I Inderdaad, hij komt van hum, en ik ben zijne vrouw. Zijne vrouw de dochter van kolonel Üvrig mevrouw, ik heb uwen vader zoowel gekend spreek nu wat •n dienst Ik beu uw nederig dienaar et waar Knut Vonved is ik wil hem zien. De tijd vliegt waar mevrouw die edele ziel is gedwongen zich te versteken, als- grooto hooswicht. Sergeant, om de liefde Gods, mijne boodschap is haastig breng mij bij Kunt Vonved. Jetsmark l iep zijne vrouw halen deze tiok eene lange lip en een scheef gezicht, als zij hoorde dat hij aanstonds uitging maar een goudstuk dat Amelia op hare baud legde, deed alle misnoegen verdwijnen. Jelsmark wierp oenen ouden mantel over zijne schouders, en Amelia in den schal gewikkeld, volgde hem straat in straat uit, langs vele omwegen tot dat zij eindelijk kuiten de stad aan eenesooit van boerenwoning kwam, die op de baan gaf met eene ijzeren grilje. De sergeant hief eene ijzeren plak op, duwde op eonen knop eeue geheime bel weerklonk eu verwittigde de inwoners dat een trouwe vriend wonschtö b nnen te komen. Ken weinig daarna werd een kijkvensterken geopend cn eene bevende stem vroeg Wie is daar Uw oude kameraad antwoordde Jetsmaik. De grilje werd opengeschoven en een ouderling stond daar, eene lamp,in de hand. Die vrouw? vroeg hij Wees gerustzij zal t u zelf uitleggen. Maar k zal t u aanstonds zeggen. Z'is do vrouw van Lars Vonved on zij komt, op bevel van haren man, 0111 Knut Vonved te zien en te spreken. Amelia werd in do voorplaats gebracht waar eene oude vrouw zat. die, als zij geboord bad wie Amelia was, als de sergeant zijne woorden door bewij zen had bevestigd, die alsdan, ondanks hare oudejaien rechtsprong en Amelia met de bewijzen der teederste liefde omringde. De oude Graaf woonde daar, op eene afgelegene plaats, onbekend, met twee oude dienstboden. Niemand, buiten de Familie, Jetsmark en zij, wist dat er neg een Knut Vonved loefde. De vrouw vau Vonved van onzen jongen Meester riepen de ouder lingen. Heuro God wat geluk voor ous Ik heb kern zoo dikwijls op mijn armen gedragen En meer dan eens is hij op mijnen rug geklommen Wordt voortgezet. Stemmen der Natuur. I. Vriendelijk ruischt het labberkoeltje Door de rustende avondlucht. Lijk 't, in 't dichte boomgcbladert' Flittcrt, heimlijk klaarjt, en zucht Kabblend schuift het zilvren beekje Langs zijn' rijk bebloemde» boord, En het kronkelt, zachtkens niunnlend, Door do groelie weiden voort Hemelschoon zingt 't koor der voogle»*. "t Rijzend morgenrood zijn' groet, Die weerklinkt langs beemd en akker Duizendstemmig;... niaar hoe zoet Lieflijk fluisteren die stemmen Tot ons aangetrokken oor Want 't gemurmel van liet beekje Met den zang van 't vooglenkoor En hot zuchten van het windje Spreekt aan 't droomeriggemoed: IIoop en bid want god 13 goed II. Hoort de aangeroerde zee haar groots cl ion lofzang ïuiscken, Daar golf bij golf, beschuimd en kokend aan komt druisen Opseitgcrtnederzwalpt, al briescliend hcnenholt En eindelijk afgemat, op 't strand zicli openrolt Hoort hoe de orkaan zijn wild gebulder aan doet groeien. Niet woesten drift voor'tzweept, on bij aakliger loeien Den forschen eikenstam, met, omgetoomd geweld I11 de armen vast omsluit, en huilend nedervclt! Hoort boe in 't hemelruim do schorre donder rommelt, Van wolk tot wolk voortrolt cn bonzend nadordommelt, Twijl 't sissend bliksemvuur de wolken openscheurt En 't gudsend nat het loof der hoornen medesieurt Hoe majcsteitsvol.... maar hoe vreeslijk zijn die stemmen Ja denken Avij.als ze ons met vrees en angst beklemmen Hoe zwak onz' menschheid is, hoe vol van den druk en nood Knielen wij neer in 't stof: want god alleen is groot 1 l. v.. Om goeden engelschen blink te maken. 2 ii 4 oneen wit suiker; daar een ilcsch zuur hier op gieten of eene pint melk. Dit alles 5 minuten met Jnen houten lepelslaan dan om 2 stuivers olijfolie in doen daarna voor 2 stuivers vitriool en' ailes wel doorklutson gedurende o minuten doet dit buiten voorden onaangena- men reuk. Is de blink te dik, doet er bier of azijn bij. Ais men zich verbrand heeft. Is do beste remedie aanstonds het verbrandde deel tegen 'tvuur te houden 't is wel pijnlijk, maar 't geneest aanstonds. Te Dussoklorf, van waar do schoonste prenten komen, is een Brui degom door vier mannen moeten naar .de Kerk gebracht worden hij nau 0 muiuiuiaiu.

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Werkman | 1876 | | pagina 3