Koning op Zee
-5?
Abonnementen roor de Werkman worden ten allen tijde aangenomen.
of edele zeeschuimers(vrij naar 't Engelsch).
11' Vbrtot.o.
XX. Knut Vnoved.
De vrouw van onzen jongen Meester! riepen-do ouderlingen.
Dank God dat dit geluk ons es gejond.... En zij zouden op Hunne kniën
gevallen zijn, indien Amelia zich daartegen niet had verzot en hare uit-
drukkelijko begeerte doen kennon van zoodra mogelyk den Graat' te
zien
Ja man, sprak de oude vrouw, ga, loop zien of onze Meester ie
mand kan ontvangen en verstaan.
Verstaan vroeg Amelia Wat beteekent dit
De oude Meester is bijwijlen verscheide dagen dat hij goen woord
spreekt en niemand verstaat.
God is bermhertig, mevrouw sprak sergeant Jetsmark. Dezen
avond wordt Knut Vonved juist honderd en vier jaar en ik twijfel niet
of God zal hem de gratie geven van u te verstaan.
Amelia beefde van angst. Het leven van haren echtgenoot hing
aan een zijden draadje.
De oude dienstknecht was rap terug, met de blijde tijding dat zijn
Meester aanstonds de gravin d'Elsiora zou ontvangen. Sedert maanden
en maanden was hij zoo helder van «•eest niet geweest als nu.
Wil mevrouw mij volgen vroeg de dienstknecht.
Mevrouw, ik zal u hier wachten, sprak de sergeant.
Amelia werd door eene groote kamer gebracht die uitkwam op eonon
langen gang, met blauwen vloer behangen op 't einde van dien gang
raakte de knecht een koperen nagel ken cene geheime deur ging open
en Amelia bevond zich voor eeno kamer prinselijk gemonblcerd met
oude portretten en rijke wapens aan de muren
Nevens een oude kachel, in een grooten leunstoel, lag een grijsaard,
gansch beweegloos. Sneeuwwit waren zijne hairenen zijn lange Daard;
hij had de oogen gesloten.
Amelia herkende op 't eerste oogonblik de gelaatstrekken van haren
echtgenoot en van haar kind, inde drie verschillende trappen dag levens,
de kindsehheid, de mannelijke jaren en den ouderdom.
De dienstbode ging zijnen Meester eenige woorden in d'ooren zeggen
Knut Vonved bleef zonder beweging na eeno tweede herhaling scheen
hij alles te verstaan, opende zijne groote blauwe oogen en vestigde ze
op Amelia die aan do deur was blijven staan.
Nu kon deze haar gevoel niet meer bedwingen zij sprong vooruit,
viel op haar kniën voor den Grijsaard en riep Prins Vonved 1 red
hem 1 red het leven van mijnen man gij alleen kunt dat 1
Met een heideresten! vroeg de eerbiedwaardige eeuweling: Wio zijt gij?
Ik ben Amelia do vrouw van uwen kleinzoon, Lars Vonved.
De dochter van kolonel Ovrig
Ja.
Ik heb hem gekend, 't was een dappere. Waarom komt gij hier
Op't bevel van mijnen echtgenoot.
Geef getuigenis van uwe woorden.
Amelia toonde den ring.
Is 't alles
Lars Vonved heeft mij belast u te zeggen dat do arend eindelijk
zijn zwaard heeft laten op de brug vallen.
Ik weet dat, wat vraagt hij
Amelia herhaalde alles wat haar in stilte was vertrouwd.
Bemint gij uwen echtgenoot
Meer dan mijn leven.
De grijsaard hief de handen omhoog,- zoo veel hij kon, en legde ze op
't lioold van Amelia. r
Mijn lief kind, ontvang mijnen zegen en moge de God voor wie ik
dezen nacht zal verschijnen, u voor eeuwig zegenen 1
O, gij zult hem redden
Ja, sprak de oude graaf op plechtigen toon, ja, ik zal hem redden;
wees gerust 1
Dit zeggende geleek hij aan eonon profeet van 't oude Testament
Ja, herhaalde hij, gered zal hij zijn. Pedersen, geef mij eens dit koftf r-
ken daar 1
I)e knecht volbracht dit bevel en Knut Vonved haalde er den wonder
baren tand uit, en gaf hem aan Amelia.
l)an vroeg hij of zij een kind had
Ja, zegde Amelia.
Ik wil hem zien.
Morgen.
Morgen zal het te laat zijn.
Nu, dezen avond nog wil ik hern zien, voor dat ik sterf.
De sergeant werd geroepen om 't kind te halen, en als de eeuweling
die spruit van zijn edel geslacht aanschouwde, dan rechtte zijn gekromd
hootd zich met trotschheid op.
Geholpen door Amelia legde hij zijne hand op het kind zijn hoofd en
sprak eene voorvaderlijke zogening uit. O
Heelt moeder u leeren hidden, kind
Ja ik bid eiken dag 's morgens en 's avonds.
Gij kent den Vadrons?
Ja.
Bid hein eens.
En Wilhera vouwde zijne kleine handjes en las, met kinderlijke een
voudigheid, het heilig gebed
Onze Vader, die in de Hemelen zijt,.... vergeef ons onze schulden,
gelijk wij vergeven aan onze schuldenaren.
da* aaa 0|ize schuldenaren, sprak Knut Vonved;.... oHoer....
ik vergeel.... Amelia, Williem,... als de tijd gekomen is, mijn kleinzoon
moet zich mot den koning verzoenen..Gód, 't Vaderland vragen het,..
Lr zijn handen schoven van Wilhems hoofd, zijn oogen sloten dicht
De oude graaf van Elsiora was dood.
Zijne ziel stond voor God.
Gelukkig Jat zijn laatsto-.zncht volgens 't gebod van den Heer was
geweest.
XXI. Don beul in 't gevang.
Vonved was veroordeeld tot het rad.
Vierentwintig uren voor dat het vonnis moest uitgevoord worden
lag Vonved op zijne houten bank, wo'gerust als ware hij op ziin zoe-
lëk«e'dood°St mek 6en donker SevanS, eenige uren van do pijn-
Eenige uren te voren was do commandant daar geweest en Vonved
had hem eene aatste begeerte uitgedrukt, welke den commandant tot
de grootste verbazing had gebrachtGeneraal, had Vonved gezegd
ik zou den beul willen zien en spreken. -
Wie, don beul wat zonderling gedachtzult gij hem niét vroeg
genoog zien den beul maar ik kan dit niet toelaten 't is oen list
In uw eerst gevang vroegt gij oenen Priester en de slotsom was dat de
Priester in uwe plaats word gevonden en gij ontsnapt
Maar V onved hield aan, getuigde plechtig dat zijn'inzicht niet was
Ien^?S>pe?H; uTi 3pralt .zoolanb' en zoo schoon totdat da
8cneraai toestond dat de beul voor dene uur in 't gevang zou komen
V omed zat dus het oog naar de deur goricht, den beul afwachtendo
Sin,S?r! 1Qoestun zy,no 7-io' bestormen, want zijne ketens be
ziende, schoten zij no oogen bliksemstralen Hier is nu, dacht hij Lars
Sr&ï?MZefr00Ker',d03 *üniD°der i-Ualtische zee; gebonden als een
diu, bewaakt door honderde mannen.... 't Is elf uren; morgen on de
ze uur, moet mijn vonnis uitgevoerd zijn. Koning Frederick wil geene
genade schenken.-.. Ik moet sterven, sterven in de vreeselijko pijnon
Dwazerikken 1 Vonved ander beulsiiandon steven 11! nooit 1
lerwijl zijne ketens rammelden, werd een grobte sleutel in het slot
Welnu vroeg Vonved.
Op bevel van den kommandant, do kapitein der wachten don heul.
Ie"7wet»l, ™'"'00,'dJe Vonved kapitein, ik heb t verlof den beul
te spreken, wees dus zoo goed ons alleen te laten.
De kapitein zag verwonderd op en ging hot gevan» uit
De beul van Kopenhagen was een Bohemer, van°edelê afkomst, die
vroeger aan t hootd waa goweest eoner rooversbende. Hij behield liet
leven mot al zijne mannon t» noemen. Al do andere roovers worden ter
l-?nk vbd""h vl? beul wns juist ziek, onde Bohemer, die ruige,
iade ziel, bood zijne diensten aan en sloeg liet hoofd af aan zeven dor
mannen zijnor bende Na do dood van den beul, volgde de Bohemer hem
op, doel. bleef steeds ais gevangene te Fredericksliave. Hij was er nu
u jaar, en had den ouderdom bereikt van 53 jaren. He Bohemer scheen
geboren om beul te zijn groot, sterk, wild, bloeddorstig als oen dier
iiij droeg een zwartleeren zak.
Kapitein,zie mij hier ten uwen dienste, zegde hij tot den gevangene
Vonved sloeg doordringende oogen op den beul.
De man had zijn ullicieel kostuum aan een roode brook met zwarten
streep, en eeno lange Irak van dezelfde kleur, tot onder de kniën ko
mende op t schavot was zijn wezen met een rood masker bedekt.
elgckomen, beul zegde Vonved, ik ben blij van u te zien.
Ge zijt don eersten die mij alzoo aanspreekt.
En nogtansis 't gemeend.
meTsclf °el0°f U' kaP'tein Vonved, want ge zijt geenon ordinairen
Ha g'hebt van mij reeds booren sproken gij kent mijn loven en
mijne daden? J
Ja, kapitein, zooals geheel Denemarken u kent.
Hoe dan
Als een dapperen zecroovor, die geene vreos kont.
En iedereen denkt dat
Ja, kapitein Vonved.
(Wordt voortgezet). -
ne groote natuurkenner Newton ging cons al lezende wandelen én
hoorde ne kooijongen zeggen Deze heer zal niet lang meer wandelen
ol zijn boek is doornat.... Promentig, eenige oogenblikkcn later vieien
er dikke druppelen. Newton keerde terug bij den koeiwachter en vroe"
hem Hoe wist gij dat het ging regenen, vriend Wel, mijnheer
omdat ouzo koeien hunne muil door d'hekkens staken.... Zoo wist een
kleine koeijongen meer dan een hooggeleerd man 1
Zekere dienstmeid in huur bij oenen landbouwer to St-Pauwels was
op zekeren dag gelast voorliet werkvolk eiers to koken. De eiers'lagen
reeds eene halve uur in den ziedenden moor, toen de waardin vroe"
dezelve op te willen dienen hierop neemt de meid spoedig eene vork°
ten einde de eiers te gaan onderzoekenzij keert bij de waardin en ze»t
dat de eiers nog steenhard zijn, ingezien zij er nog met goeno vork kon
doorsteken.
Hijpotheek en Bibliotheek.
Frans, mijn vader is zoo rijk dat zijne Bibliotheek alleen hem
drie duizend lr. gekost heeft.
Och, wat is dat Ricus mijn vader is veel rijker hij heeft het
nog gisteren gezeid dat op zijn Zomerhuis alleen eene hijpotheek staat
van twaalf duizend gulden.
Eene komediante, die hevig toegejuicht was in een stuk waarin do
Paus beloedigd werd, dat mensch kwam t' huis, word eensklaps zot
sprong door de venster en viel morsdood. In Calabrië was 't onweer'.
Een goddeloos mensch deed al spottende de menschon na, dio zich dan
een kruis maken en voegde bij zijn kruismaken allerlei spottende woor
den. Lr kwam een groote donderslag de man viel, hij was dood 1
Op een mascarade to Turin vertoonde men, uit spot, Pius IX. De vóór
naamste personnagic kreeg eenige dagen nadien een geraaktheid kon
mets anders roepen dan Haast u 1 'ne Priester 1 en viel dood 1